155. Overwinning en nederlaag in melodrama

Posted on 5 jul 2017 in Blog, Featured, Uncategorized

155. Overwinning en nederlaag in melodrama

Vorige week behandelde ik de belangrijkste karakteristieken van de tragedie, die volgens mij tegelijk ook die van een echte komedie zijn: het conflict, de dubbelzinnigheid, de ironie, de plotwending en de zelfontdekking van de protagonist.

Komedie en tragedie geloven allebei dat het leven uiteindelijk geen doel heeft, dat er geen ‘lang en gelukkig’ (of ‘lang en ongelukkig’) bestaat. Leed wordt niet gerechtvaardigd doordat de lijder er iets van leert, of later een beloning krijgt. (Of de veroorzaker van het leed misschien een straf.)
Leed en geluk – winst en verlies – zijn in komedie en tragedie altijd voorlopig. Vandaag win je, morgen verlies je. Of andersom. Er is geen definitieve nederlaag of overwinning, alleen een triomf-in-verlies of verlies-in-triomf.
Geconfronteerd met zinloos, onafwendbaar lijden zegt de tragische held dat je een vorm van nobel verzet moet nastreven – de komische held, dat je erom moet lachen.

Melodrama
Maar er is ook een vorm van vertellen die wel gelooft in definitieve overwinningen en nederlagen. In een ronduit gelukkige of ongelukkige afloop.
Dat is de vorm van het melodrama.

Begonnen als een theaterspektakel – met muziek – in het achttiende-eeuwse Parijs is melodrama uitgegroeid tot de vorm waarin tegenwoordig de meeste verhalen worden verteld. Bijna alle verhalen die wij ’tragisch’ noemen, zoals Titanic of The Fault In Our Stars, zijn eigenlijk melodrama’s. Dat geldt ook voor het gros van de komedies, die eigenlijk alleen melodrama’s met wat grappen zijn.

Robert Heilman (Tragedy and Melodrama, 1968) heeft betoogd dat de tragische held gespleten is, de melodramatische niet. De protagonist van het melodrama is louter goed of louter slecht, geen mix van beide. Hij of zij vecht daarom ook niet tegen zichzelf, maar tegen iets van buiten: een ‘slechterik’, een vijandige groep, een ideologie, een ongeluk of een natuurramp.
Deze strijd kent ups en downs, maar niet Aristoteles’ tot zelfinzicht leidende plotwending, geen peripateia. En zonder peripateia is er ook geen nieuwe kennis over zelf en wereld, geen anagnorisis.
Een melodramatische held eindigt het verhaal zoals hij of zij het begon. Als er al persoonlijke groei is, dan is die louter ‘kwantitatief’: de goede wordt steeds beter, de moedige steeds heldhaftiger (en de slechterik steeds veiler).

Omdat de ongedeelde melodramatische held tegen krachten van buiten vecht, is er geen compromis mogelijk. Er is alleen succes, mislukking of een patstelling. Een melodrama laat ons juichen om de overwinning van James Bond of Bridget Jones, of medelijden hebben met Anna Karenina of Romeo en Juliet (wier verhaal geen tragedie is, maar een melodrama).
(Het drama dat eindigt in een patstelling is zeldzaam, meestal alleen in een strijd van held tegen natuur. Denk Old Man and the Sea, visser die blijft vechten.)

Triomf, wanhoop en woede
Melodrama maakt voornamelijk drie emoties in ons los: het laat ons (een plaatsvervangende) triomf voelen, het brengt ons tranen van droefenis of het stookt de woede van gekrenkte rechtvaardigheid op. En we beleven deze emoties vrijwel in pure vorm, zonder bijgemengde gevoelens. We genieten een triomf zonder na te hoeven denken over wat dit voor anderen betekent (wie leeft mee met de orcs en goblins in Lord of the Rings?). We zwelgen in droefheid als onze held ten onder gaat, zonder te overwegen of er een andere uitkomst denkbaar was (moet Robert Sean Leonard zelfmoord plegen in Dead Poets Society?). En na het zien van Cry Freedom of Fahrenheit 451 zijn we in staat racisten te lynchen of boekverbranders op de brandstapel te zetten.

Is het erg dat melodrama eenzijdige emoties oproept? Niet wanneer we een film kijken, een boek lezen of een sportwedstrijd (oervorm van het melodrama) bezoeken. Dan is het alleen een plezierige catharsis van deze emoties.
Maar omdat we geneigd zijn overal melodrama’s in te zien, spelen onvermengde triomf, wanhoop en woede ook een rol waar ze niet thuishoren.

Vele verhalen zijn eerder tragedies (of tragikomedies) dan melodrama’s, maar wij dwingen ze toch in dat beperkte keurslijf. Wij eisen dat er een good guy en een bad guy is, een duidelijke winnaar en een duidelijke verliezer. Terwijl het leven niet zo in elkaar steekt.
Kijk hoe politiek tegenwoordig wordt verslagen: als een sportwedstrijd. En erger nog: politiek ís ook steeds meer een sportwedstrijd geworden, steeds meer een melodrama waarin politici proberen de ‘held’ te zijn en de tegenstander als ‘vijand’ wegzetten. Waarin ‘winnen’ alles is.

Want dat is het wat politieke ‘spin’ doet: een selectie maken uit de werkelijkheid en die kneden tot een verhaal waarin de eigen partij de verdiende winnaar is of de onschuldige verliezer (en de winnaar van morgen). Of waarin de eigen partij steun zoekt tegen een overmachtige, kwaadaardige elite (populisme is het politieke melodrama van protest).

Een visie op de wereld
Melodrama is de bril geworden waardoor wij de wereld bezien. De complexiteit van tragedie-komedie komt minder en minder aan bod.
Melodrama is overal: niet alleen in bioscoop en stadion, maar ook in moderne religies (of religie-vervangers). Kants beeld van de mens als gemaakt van krom hout, waaruit niets rechts gemaakt kan worden, heeft plaats gemaakt voor een groot vertrouwen in de maakbaarheid van mens en maatschappij. Hoe sceptisch we daar ook vaak over doen: dat we ons eigen lot in handen hebben en dat lijden een zin heeft is de default position in onze cultuur.
(Daarom is nieuws ook doorgaans negatief, omdat slecht nieuws ons opvalt.)

Het moderne wereldbeeld zegt:
1. Lijden is begrijpelijk, op een gegeven moment wordt duidelijk waarom iets is misgegaan.
2. Lijden is vermijdbaar, in die zin dat we het kunnen voorkomen als we tijdig een analyse maken.
3. Lijden voert – op de langere duur, in het grotere geheel – tot iets goeds. Alles is ergens goed voor.
4. Op de langere termijn, in het grotere geheel, zal het leven tot geluk leiden.
5. Met lijden ga je om als een winnaar (blind voor het lijden van anderen), een verliezer (blind voor alles behalve je eigen lijden) of een actievoerder (die lijden ziet als weg tot de overwinning).

Mijn bezwaar tegen dit melodramatische perspectief is dat het zaken versimpelt. Het vertekent de werkelijkheid, die vaak beter wordt weergegeven door een tragikomische blik. Zeker is die versimpeling soms nuttig: je wint een oorlog alleen als je ‘om het echie’ speelt, als je jouw eigen zaak als goed en die van de vijand als slecht ziet.
Maar. In de echte wereld is er geen absoluut goed en kwaad. Het vijandelijke leger bestaat niet uit monsters maar uit mensen – en het eigen leger niet uit heiligen. Niet elke oorlog is een ‘goede oorlog’ en zelfs in een goede oorlog gebeuren er kwalijke dingen – door de winnaars.

Zelfs als in een oorlogssituatie duidelijk is wie de agressor is, wie de hoofdschuldige, dan is het nog handig te kijken wat het aandeel van de andere partijen is. Een tragisch perspectief, zonder absoluut goed en kwaad, zonder volledige triomf of nederlaag, biedt een beter zicht op de werkelijkheid dan een simpel melodramatisch schema.

Om dit te illustreren wil ik volgende week het morele moeras van Srebrenica bespreken, precies 22 jaar na de val van de enclave en de massa-moord op duizenden Moslim-mannen. Want of je Srebrenica als melodrama ziet of als tragedie, maakt veel uit – voor de geschiedschrijving, de juridische afwikkeling en de psychologische verwerking. En voor het vermijden van nieuwe Srebrenica’s.