90. A kiss is still a kiss

Posted on 27 feb 2016 in Blog, Featured, Overlevenskunsten, Uncategorized

90. A kiss is still a kiss

Lang geleden, voor de tijd van emoticons, ontstond de gewoonte om de letter X als symbool voor een kus te gebruiken. Dat was in de middeleeuwen, toen veel mensen niet konden schrijven, maar wel brieven of contracten moesten ondertekenen. Ze plaatsten daarom een zogenaamd Andreas-kruis onderaan, een X, en bezegelden hun eed of belofte door er een kus op te drukken. Na verloop van tijd werd de X een symbool voor de kus zelf, in plaats van voor de eed op Sint Andreas.

Zijn kussen nuttig?
Kussen zijn er in alle soorten en maten. We kussen de grond als we een tijdje vaste bodem hebben moeten ontberen. (Een schipbreukeling die land vindt, Paus Johannes Paulus II na een vliegreis.) We kussen een hand, of zelfs een ring, als eerbetoon. We kussen een wang, als begroeting. We werpen kushandjes.
Kussen is een gebruik in bijna alle culturen. Er zijn een paar samenlevingen waar aanraking van de lippen wordt vervangen door die van neuzen, of wangen, of waar mensen ter begroeting aan elkaar ruiken. Maar in het overgrote deel van menselijke culturen wordt gekust.

Waar komt kussen vandaan? Biologen en antropologen buigen zich hier al lang over en er zijn talrijke hypotheses. Kussen zou komen van borstvoeding, van voorkauwen van vast voedsel, van ruiken en proeven van vreemden, van speels bijten van speelmakkers. Afgezien van het feit dat deze aannames allemaal onbewijsbaar zijn, gaan ze ook allemaal uit van het idee dat elke handeling een basis moet hebben in zogenaamd ‘nuttig’ gedrag, in zaken die een rechtstreekse invloed hebben op voortbestaan en voortplanting. Persoonlijk denk ik dat mensen zo nieuwsgierig, speels en creatief zijn dat ze vanzelf wel gaan experimenteren met de uiterst gevoelige, vlezige, rijk doorbloede randen van hun mond. Zoals we met aanrakingen van onze vingertoppen experimenteren, om te ontdekken wat lekker aanvoelt.

Ik geloof er niets van dat we zoenen omdat het een of ander ‘nut’ heeft, omdat het onze evolutionaire ‘fitheid’ zou vergroten. Ik denk dat we juist zoenen omdat het helemaal geen nut heeft, omdat er geen enkele verborgen agenda in zit – omdat we juist niet proberen iemand te ontwapenen, of zijn geur te analyseren, of wat voedselresten mee te pikken…

We zoenen omdat het een vorm van communicatie is, een manier waarop mensen zich aan elkaar tonen. Bij de vorige editie van ‘Overlevenskunsten’ sprak ik over het in elkaars ogen kijken, en hoe het zien dat je dat je door een andere persoon gezien wordt, onmisbaar is om zelf een persoon te worden.
Wanneer we in elkaars ogen kijken, zijn we op zoek naar een persoon. Een wezen zoals wij, een schepsel met bedoelingen, met een bepaald perspectief. Met wat filosofen ‘intentionaliteit’, oftewel gerichtheid noemen.
En wat meer is: terwijl ik in iemands ogen kijk, toon ik ook mijzelf, als een wezen met gerichtheid. Met gedachten, plannen, dromen. Ik openbaar mijzelf in mijn blik, zoals degene in wiens ogen ik kijk, zichzelf openbaart in de blik die hij of zij teruggeeft.
In deze uitwisseling van blikken tonen wij onszelf – als belichaamde personen. Als wezens die op een bepaalde manier tegelijk voorwerp en onderwerp van dit kijken zijn; die in de wereld zijn, maar tegelijk ook een perspectief op die wereld bezitten – en er dus ook gedeeltelijk buiten vallen.

Het mooie van kussen is, dat wij onszelf ook daarin vooral tonen als persoon, als wezen dat gericht is op de wereld en op andere personen.
In een kus toon ik mijzelf en zoek ik de ander. Daarom kan ik ook iets bezegelen met een kus, of met het symbool van een kus. En daarom is het ook zo schokkend als een kus gebruikt wordt om te verraden, zoals bij de judaskus.

Er bestaat een manier van denken in biologie, psychologie en seksuologie – zeker sinds de tijd van Freud – die aan de dimensie van het persoonlijke voorbij gaat. Dat wij zoenen plezierig vinden, dat het ons kan opwinden, is volgens deze traditie een kwestie van ‘erogene zones’, waarvan de lippen er eentje vormen. Het is stimulus-respons – het prikkelen van bepaalde gebieden om een gevoel van plezier op te wekken.
Deze manier van denken is fout. En het valt heel gemakkelijk aan te tonen waarom het fout is.
Allereerst, als kussen opwindend is vanwege de stimulering van de zenuwen in onze lippen, zou elke kus dat effect moeten hebben. We zouden dan opgewonden moeten worden door het kussen van je eigen arm.
Bij zoenen gaat het er echter niet om wat je kust, maar wie je kust. Ook dat is weer simpelweg aan te tonen.
Stel jezelf voor dat je in bed ligt, in het donker, en dat je wakker wordt door een kus. Je denkt dat het je geliefde is en je beantwoordt de kus. Je hartslag en ademhaling versnellen, je mond maakt meer speeksel aan. Zenuwprikkels racen langs het ruggenmerg naar de alvleesklier, bijnieren en bekkenzenuwen. Aders en bloedvaten verwijden zich. Je wordt overmand door gevoelens. Gedeeltelijk vlieg je op de automatische piloot, maar je kunt de bewegingen van je tong en lippen ook sturen.
En dan… gaat het licht aan. En je blijkt niet je geliefde te zoenen, maar een onbekende, die in het donker jouw bed is binnendrongen. (Dit fenomeen – de ‘gestolen kus’ – is een plot in vele verhalen, van het oude testament tot de erotische verhalen van Boccaccio en sprookjes van Grimm.)
Werkt dit besef niet als een koude douche? Is elke opwinding niet met één klap verdwenen?

Niet wat maar wie
Het gaat er niet om wat je zoent, het gaat erom wie je zoent. We zoenen anders met een nieuwe dan met een oude geliefde, anders met een bekende dan met een vriend of vriendin, anders met een moeder dan met een zus. En we zoenen anders in elke situatie, net zoals we in elke situatie anders spreken.
Kussen is communicatie, net als kijken. Van Dante Alighieri, de dichter van de Divina Commedia, komt de fraaie uitdrukking dat ogen en mond de ‘balkons van de ziel’ zijn, de plaats waarop wij ons tonen als belichaamde personen, zoals Juliet aan Romeo. En daarom zijn blikken en kussen ook de meest ‘romantische’ vormen van communicatie.

Vroeger, in oude films, vormde de kus tussen de hoofdrolspelers het hoogtepunt van de film. Dat is nu niet meer zo, zelfs niet in moderne romantische komedies. En toch denk ik dat we nog steeds kunnen zwijmelen bij een mooie filmkus, bij de romantische betekenis van een kus.
Ten bewijze hiervan wil ik afsluiten met de slotscène van een film uit 1988, Cinema Paradiso. De film gaat over de vriendschap tussen een kleine jongen en de uitbater van de lokale bioscoop in een Italiaans stadje. Als de uitbater sterft, laat hij de intussen volwassen geworden jongen een filmrol na. Die bestaat uit allerlei gecensureerde scènes, die op last van de pastoor uit de bioscoopversies moesten worden verwijderd. De meeste fragmenten zijn filmkussen. En terwijl jullie ernaar kijken, tracht jezelf te realiseren hoe goed je deze kussen begrijpt – als communicatie. Lees de humor en ironie erin, de ontroering en de passie. Herken de vertrouwdheid en het onbekende. En besef dat je eigenlijk een connaisseur van kussen bent, een deskundige.
Romeinen noemden een kus op de lippen een basium. Je zou daarom kunnen zeggen dat wij allemaal ‘basiologen’ zijn.

Deze tekst werd uitgesproken bij de avond van ‘Overlevenskunsten’ in de Thiemeloods in Nijmegen op 26 februari 2016.