Vertrouwen is het #trendingtopic van de laatste week, door de preek van Jan Terlouw bij De WereldDraaitDoor. Vroeger, aldus Terlouw, leefden we in een vertrouwensmaatschappij. Wij vertrouwden de mensen met macht (al hadden we kritiek op ze) en de macht vertrouwde ons. Het was een maatschappij waar de touwtjes uit de brievenbus hingen, ten teken van het onderlinge vertrouwen.
Luister nog eens naar het betoog op de site van DWDD en denk na over wat Terlouw zegt over vertrouwen. En wat hij niet zegt.
Vertrouwen en respect
Als personeelsfluisteraar begrijp ik waarom Terlouws betoog zo is aangeslagen. Wat hij benoemt, zijn een aantal wezenlijke elementen die onmisbaar zijn in een werkende hiërarchische relatie: of die nu tussen overheid en burgers bestaat, tussen ouders en kinderen, of tussen baas en werknemers. Overal waar er leiders en volgers zijn, werkt vertrouwen op dezelfde manier.
Terlouw wijst de politici er met klem op dat zij integer moeten zijn, onkreukbaar en vooral dat ze moeten uitdragen dat ze er zijn om het publieke belang te dienen. Dat strookt precies met wat ik altijd over leiderschap zeg: de leiding gaat automatisch naar degene die met kalme energie voor het geheel werkt.
Maar dat is niet het hele verhaal.
Vertrouwen ontstaat, waar mensen consequent zijn. Waar beloftes worden nagekomen, regels worden gehandhaafd. Waar je erop kunt vertrouwen, dat iemand op een bepaalde manier handelt.
Vertrouwen gaat over het beantwoorden aan verwachtingen. Positieve verwachtingen, natuurlijk – als ik van iemand verwacht dat hij de boel gaat belazeren en dat doet hij dan ook, dan ontstaat er geen vertrouwen.
Iemand moet met rustige energie aan het algemeen belang werken – dan beantwoordt hij of zij aan de verwachtingen.
Waar vertrouwen bestaat (omdat de ene partij aan positieve verwachtingen van de andere partij beantwoordt), kan respect ontstaan. Als ik zie dat iemand elke dag zijn best doet, altijd beleefd is, nooit kwaadspreekt en zijn fouten toegeeft, dat krijg ik respect voor die persoon – voor zijn of haar standvastigheid, betrouwbaarheid. Die persoon is okee, denk ik dan, daar kun je op bouwen. En ik ben vervolgens bereid om iemand vertrouwen te geven, als hij of zij daarom vraagt.
Alleen wie ik respecteer, kan ik echt vertrouwen, En alleen wie ik echt vertrouw, kan ik respecteren. En alleen aan degene die ik vertrouw en respecteer, kan ik een bepaalde verantwoordelijkheid geven. En een bepaalde bevoegdheid – wat betekent dat ik iets aan een ander over geef.
Vertrouwen leidt tot respect leidt tot overgave. Dat is de keten van vertrouwen. Dat is het touwtje uit de brievenbus.
En dan komen we bij politici.
Gebrek aan vertrouwen
Waar het in onze samenleving vaak misgaat, is dat de politieke leiders geen ‘keten van vertrouwen’ weten te smeden.
Soms ontbreekt al de eerste schakel. Politieke leiders handelen niet met kalme, maar met nerveuze energie. Denk aan de geforceerde grapjes van Hillary Clinton of de permanente verontwaardiging van Geert Wilders. Of ze werken niet voor het algemeen belang: denk aan de schaamteloze zelfpromotie van Donald Trump of de belastingontwijking van David Cameron.
Van dergelijke politici verwachten we niet eens meer dat ze zich aan beloftes zullen houden, dat we op hen kunnen steunen.
Vertrouwen krijgt hier helemaal geen kans om tot ontwikkeling te komen.
En wanneer iemand wel met kalme energie voor de publieke zaak werkt (of dat in elk geval lijkt te doen), gaat het bij de volgende stap mis: de standvastigheid, de constancy, zoals Jane Austen het zou noemen.
Politici krijgen aanvankelijk het vertrouwen van kiezers, en vervolgens beschamen ze dat: door beloftes niet na te komen (Mark Rutte en zijn 1000 euro), door principes te verloochenen (Geert Wilders en de pensioenleeftijd), door te gaan samenwerken met partijen die ze in de campagne verketterd hebben (Diederik Samson en de coalitie met de VVD).
Dat leidt tot een vertrouwensbreuk.
Dergelijke politici zullen door de meeste kiezers nooit meer gerespecteerd worden, hoe slim en vaardig ze ook zijn. Mensen zullen niet meer naar hen luisteren en hen niet meer volgen. Er zal geen overgave meer zijn, en overgave is nodig in onze vertegenwoordigende democratie.
Dit is in een notendop ook waarom Hillary Clinton de Amerikaanse presidentsverkiezingen verloor. Ze miste de kalme energie die nodig is om vertrouwen te wekken. En het moeizaam opgebouwde beetje vertrouwen dat ze desalniettemin bij elkaar had gesprokkeld (door haar werk als senator en minister van buitenlandse zaken) verspeelde ze door het email-schandaal – dat schromelijk overdreven werd, maar vooral fataal was omdat mensen haar toch al niet vertrouwden. En daarom respecteerden de meeste kiezers haar ook niet, hoe slim en capabel men haar ook achtte.
Ontbreekt er één schakel, ontbreek de hele ketting.
Let wel: Trump won niet omdat mensen hem wel vertrouwden – dat doen ze niet. Trump won omdat zoveel kiezers (ongeveer zestig miljoen) Hillary Clinton nog minder vertrouwden.
Herstel van vertrouwen
Hoe krijgen we dan weer betrouwbare leiders, die het gezag hebben om de echte problemen aan te pakken? Hoe krijgen we weer die vertrouwensmaatschappij?
Dat is simpel en moeilijk tegelijk.
Allereerst zijn er nieuwe leiders nodig, die vertrouwen nog niet hebben beschaamd. Dan is het nodig dat ze kalme energie uitstralen, en dat ze consequent en eerlijk zijn. Het is niet voldoende om eerlijk te zijn over je inconsequentie, zoals Diederik Samson of Mark Rutte.
De volgende stap is dat je, als politicus, de kiezer/burger ook vertrouwen schenkt. Als overheid kun je de navolging van regels niet afdwingen door achter elke boom een politie-agent te zetten. Je kunt überhaupt niet alle praktijk met regels dichttimmeren. Je moet er ook op vertrouwen dat mensen de juiste keuzes maken, zich aan de wet houden en omwille van het algemeen belang van eigen voordeel zullen afzien.
Natuurlijk moet er een bepaalde mate van sturing zijn, en van handhaving. Maar dat is wat anders dan wantrouwen – en uitgaan van kwade wil bij de overtreder, zoals nu vaak de default mode van de overheid is.
Alleen wie vertrouwen geeft, krijgt vertrouwen.
De overheid moet kalm en voorspelbaar handelen. Zoals een ideale bureaucratie – sine ira et studio. Maar niet zonder oog voor de persoon. Voor het individuele geval.
Een goede overheid is als een scheidsrechter, die een wedstrijd in goede banen leidt. Niet om er zelf beter van te worden, niet om zijn favoriete team te bevoordelen; niet met te veel gefluit en te veel gele kaarten; wel met oog voor de situatie – de opzettelijke of onbedoelde overtreding.
Ik wil afsluiten met een mooi voorbeeld van wijs arbitreren:
Afgelopen weekend werd in het Nederlandse voetbal de ramp met het toestel van Chapacoense herdacht. Bij Vitesse-PEC werd het laatste doelpunt gemaakt door de Braziliaanse speler Nathan, die een paar vrienden in het verongelukte toestel had zitten. Hij vierde zijn doelpunt door het uitrekken van zijn tenue en het tonen van zijn ondershirt, met het opschrift #ForçaChape. Hiervoor had scheidsrechter Jeroen Kamphuis hem volgens de regels met een gele kaart moeten bestraffen, maar dat deed hij niet.
Scheidsrechter Kamphuis: "Ik had echt zoiets van: ik geef Nathan sowieso geen gele kaart." #ForçaChape #vitzwo https://t.co/uG5zuKvUdB
— FOX Sports (@FOXSportsnl) December 3, 2016
Hulde. En de KNVB prees Kamphuis gisteren voor zijn goede inschatting. Ook hulde.
Zo kweek je vertrouwen.