87. Over voetbalradicalisering

Posted on 6 feb 2016 in Blog, Featured, Uncategorized

87. Over voetbalradicalisering

Deze keer had ik mijn laatste overwegingen over volwassenheid willen toevoegen, maar gebeurtenissen rondom Nederlandse voetbalvelden zetten me aan het denken – en schrijven.

Afgelopen weekend trokken een paar schokkende – aan voetbal gerelateerde – zaken de aandacht. Op zaterdag viel een team van de vereniging Nieuw-Sloten (waarvan een ander team in 2012 een grensrechter had doodgetrapt) een scheidsrechter aan toen die één van hun spelers uit het veld wilde sturen. De 21-jarige fluitist kon zich nog net in veiligheid brengen door naar de kleedkamer te vluchten.
Op dezelfde dag werd bij de training van Cambuur een vuurwerkbom naar een steward gegooid, waardoor deze naar het ziekenhuis moest. En ’s avonds werd Feyenoordspeler Marko Vejinovic door zeven supporters bedreigd met de dood.

De reacties op deze gebeurtenissen waren hard: het team van Nieuw-Sloten werd geroyeerd, de daders in Leeuwarden en Rotterdam gearresteerd en voorgeleid. Maar in uitingen van commentatoren en bestuurders klonk vooral machteloosheid door. En tot analyses kwamen ze niet. Alleen non-analyses: ‘het zijn malloten’, ‘dit zijn geen echte supporters’, ‘het is een kleine groep die het voor de anderen verziekt’.
Misschien is het effect van de ‘respect-campagne’ na drie jaar wat weggeëbd, vermoedde een woordvoerder van de KNVB in het NOS-journaal.
Waarom het geweld al jaren met campagnes moet worden bestreden – zo ver reikt het collectieve denken niet.

De functie van voetbal
Om de uitwassen rondom het voetbal te kunnen begrijpen, moeten we begrijpen wat voetbal in de huidige samenleving betekent en welke rol het vervult. Deze rol is die van een vehikel voor identiteitsvorming, zowel voor individuen als voor groepen. Van een systeem van rituelen, dat mensen zegt wie ze zijn en tot welke groep ze behoren.
Kortom, voetbal is een religie.

In onze geseculariseerde samenleving bestaat het idee dat religie iets van het verleden is, een intellectuele vergissing die door de wetenschap overbodig is geworden. Dit idee verwisselt religie met theologie.
Inderdaad kent onze samenleving steeds minder gedeelde ideeën over het transcendentale – maar daarmee zijn religieuze behoeftes en gevoelens niet verdwenen. De noties van het heilige en het profane – van heiliging en ontheiliging – zijn alive and kicking. Dat zien we in door en door religieuze fenomenen als de collectieve smart bij ‘nationale’ rampen en het overlijden van beroemdheden. In einde der tijden-fantasieën van sommige milieu-activisten. In pelgrimages naar oorden zoals Auschwitz, waar ‘huiveringwekkende’ gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. In de populariteit van de Matthäus-passion.

Wanneer we voetbal als religie zien, begrijpen we ook bepaalde fenomenen, die anders onverklaarbaar blijven.
In oktober ontving Feyenoord voor de KNVB-beker Ajax en AD-verslaggever Daniël Dwarswaard noteerde wat hem opviel: een cocktail van blind fanatisme en extreme clubtrouw. “In de Kuip voel je de pure haat als Cillesen invalt of Schöne een corner trapt.” En hij stelde zichzelf de vraag: waarom toch?

Het lijkt inderdaad onbegrijpelijk. Voetbal is toch maar een spelletje?
Behalve dat het dat niet is.

Voetbal is, bijvoorbeeld voor Feyenoord-supporters, iets wat hen maakt tot wat ze zijn: Feyenoorders. En wat een Feyenoorder is, dat is complex en gaat heel diep. Een bezoeker van de heilige grond van De Kuip. Een vereerder van Feyenoord-heiligen als Coen Moulijn en Willem van Hanegem. Een millenarist, die weet dat Feyenoord pas bij het einde der tijden weer kampioen zal worden. En vooral: een Feyenoorder is een niet-Ajacied.
Clubtrouw is een zuiver religieus concept, waarin geen spoortje ratio valt te ontdekken. Mensen kunnen hun hele leven supporter van een bepaalde club zijn, al voetballen er elke paar jaar andere spelers, is de gehele staf vervangen en is de club naar een ander stadion verhuisd. Jerry Seinfeld heeft eens de grap gemaakt dat sportfans eigenlijk geen club aanhangen, maar een tenue:

Maar zelfs dat is eigenlijk niet waar, want er zijn clubs die na decennia zelfs hun traditionele shirt overboord hebben gegooid en desondanks hun supporters hebben behouden. Voetbalsupporters vereren een idee.

Geweld
Stellen dat religie en geweld vaak samengaan, is een open deur intrappen. De specifieke vormen van geweld, die bij voetbal optreden, zijn ook geen verrassing voor de student van religie.
Bijvoorbeeld de lading van derby’s. Waarom roept Cambuur-Heerenveen zoveel emotie op, en, pakweg, PSV-ADO niet? Omdat de identiteit van Cambuur voor een groot deel eruit bestaat ‘niet-Heerenveen’ te zijn, en vice versa. En omdat beide clubs zich voortdurend met elkaar vergelijken, in wat René Girard heeft beschreven als een ‘mimetische begeerte’.
Volgens Girard wordt een primitieve samenleving gekenmerkt door gemeenschappelijk geweld. Dit geweld is een resultaat van voortdurende onderlinge rivaliteit – om macht, status, bezittingen, reproductief succes – die leidt tot wederzijdse agressie en een spiraal van geweld.
Aan het geweld komt pas een einde als alle agressie zich richt op één slachtoffer dat op een bepaalde manier buiten de samenleving valt, en daarom buiten de cyclus van geweld, de vendetta, valt. Dit is de zondebok. De ‘ketting’ van gewelddadigheden wordt zo gebroken. In hun gemeenschappelijk geweld jegens de zondebok worden oude vijanden verenigd. De samenleving wordt van geweld gereinigd, de zondebok wordt vanwege zijn rol op een bepaalde manier ‘heilig’. Hij is tegelijk schuldig en onschuldig, het doel van geweld en de reden dat het geweld stopt.

Girard zou geen moeite hebben met het herkennen van de zondebok in bestuurders, in voetballers, maar vooral in scheidsrechters, die door hun rol als spelleider en bliksemgeleider van alle agressie de wedstrijden mogelijk maken. Scheidsrechters zijn door en door ambivalente figuren: ze hebben absolute macht over alles wat er op het veld gebeurt, maar zijn machteloos als de spelers niet naar hen luisteren. In het ideale geval zijn ze onzichtbaar en gaat het spel langs hen heen, maar als de onderlinge wedstrijd en de agressie in een wedstrijd boven een bepaald niveau komt, kan de agressie van spelers en toeschouwers zich razendsnel op de scheidsrechter richten.
Dit gebeurt vaak bij derby’s en bij de zogenaamde klassiekers (Ajax-Feyenoord, Celtic-Glasgow Rangers, Barcelona-Real Madrid) waar de teams zich altijd met elkaar vergelijken en elkaars rivalen zijn, of hun geografische herkomst dezelfde is of niet.
Wanneer er een te groot verschil is tussen beide clubs – een afstand in kilometers, ranglijst-positie of geld – is de rivaliteit veel minder of zelfs afwezig en ontstaat er zelden of nooit een geweldsspiraal.

Ontwrichting
Voetbalgeweld is religieus geweld. Het is geen hooliganisme, het is een verschijnsel dat nog het beste te vergelijken valt met radicalisme dat religieus is geïnspireerd, zoals in de moderne islam. Het is geen ‘voetbalvandalisme’, het is ‘voetbalisme’.
En het is, in zijn alomtegenwoordigheid, veel ontwrichtender dan ander religieus geweld in Nederland, bijvoorbeeld ons islamitisch radicalisme. Dat heeft de aandacht van overheid, media en publiek, maar de daadwerkelijk impact op onze samenleving is bescheiden, vergeleken met het voetbalgeweld.
Hebben islamitische jongeren al een kerk of stadhuis bestormd, zoals Feyenoord-fans De Kuip? Hebben moslim-menigtes al subsidiëring van hun moskeeën afgedwongen, zoals supporters van armlastige voetbalclubs al talloze keren hebben gedaan? Moet er wekelijks een grote politiemacht worden ingezet bij moskeeën? Zijn er ‘risico-vrijdagmiddaggebeden’?

Natuurlijk, voetbal heeft ook mooie kanten, net als andere religies. De hoogstandjes van een Messi. De spanning van een gelijkopgaande wedstrijd. De humor op een staantribune. Het koesteren van oude helden. De collectieve focus tijdens een WK. En zo kan ik nog wel even doorgaan.
Maar we moeten onze ogen niet sluiten voor alle excessen, die zo vaak optreden dat ze geen excessen meer genoemd kunnen worden.
‘Dit zijn geen echte supporters’ – dat is een echo van ‘dit zijn geen echte moslims’.

Het is tijd om in te grijpen, en net als bij moslim-radicalisering kan dat niet alleen met het strafrecht. We moeten daarvoor beginnen in voetbalgezinnen, in schoolklassen, in voetbalprogramma’s en in sportbijlages. De zwijgende meerderheid van voetbalfans moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Voetbalclubs, scholen en lokale overheden moeten alert zijn op radicalisering. Er moeten de-radicaliseringsprogrammas komen, misschien wel weer in de vorm van educatief theater, zoals nu over de jihad. Opinieleiders – voetballers en oud-voetballers, analisten, columnisten – moeten zich tegen radicalisering uitspreken.

Ik houd er overigens rekening mee dat dit allemaal niet zal werken, omdat de tendens van onze maatschappij tegengesteld is: sport, en vooral voetbal, wordt steeds belangrijker, steeds meer een zaak van nationaal belang, of erger nog, van leven en dood.
Steeds meer worden wij een maatschappij waarin het geen grapje meer is wat de legendarische Liverpoolmanager Bill Shankly ooit zei:

“Sommige mensen geloven dat voetbal een zaak van leven en dood is. Dat vind ik een teleurstellende houding. Ik kan u verzekeren dat het veel belangrijker is.”