56. Respect kun je niet eisen, alleen vragen

Posted on 7 jun 2015 in Blog, Featured, Uncategorized

56. Respect kun je niet eisen, alleen vragen

De laatste paar weken besprak ik het probleem van respect als dominantie tegenover respect als eer – en welke problemen ontstaan als beide vormen op elkaar stuiten. In de woorden van onze grootste deskundige op dit gebied, Hans Kaldenbach: als de burgerlijke cultuur en de straatcultuur elkaar ontmoeten.

De confrontatie van burgerlijke en straatcultuur, tussen een ‘harde en een ‘zachte’ grondhouding, levert overal dezelfde herkenbare problemen op. In het klaslokaal. Op het voetbalveld. Bij de eerste hulp. En steeds worden dezelfde niet werkende ‘oplossingen’ gepresenteerd. Bij de domininante kant: zero tolerance, reclamecampagnes, discriminatie (“pak ze hun paspoort af”). Bij de rebellerende kant: je als slachtoffer opstellen, spijbelen, bij een bende gaan.
Is het dan hopeloos gesteld met ons respect? Zullen handhavers en hulpverleners hun uniformen alleen nog kunnen dragen als een rode lap, die de aanval van de straatstieren uitlokt?
Dat hoeft niet. Maar dan moet het begrip respect op een andere manier gebruikt worden, niet meer als een impliciete vraag naar de erkenning van macht – of als expliciete eis van aanzien en waardering.

Respect kan alleen een verbindend begrip worden als het niet meer zwijgend wordt afgedwongen of schreeuwend geëist, maar als er bescheiden om wordt gevraagd.
Machthebbers die respect willen afdwingen, scheppen hun eigen tegenbeweging van straatcultuur die er een eeuwige machtsstrijd van maakt. Machthebbers kunnen echter ook om respect vragen, in de wetenschap dat wat niet gevraagd wordt, ook niet werkelijk gegeven kan worden. En wat niet gegeven kan worden, kan ook niet worden afgedwongen.
Wanneer ik een ander om respect vraag, leg ik meteen mijn macht af en geef die aan de ander. Als ik dit op een goede manier doe, zal de ander die macht niet misbruiken, maar zelf weer terzijde leggen, om met mij op een manier om te gaan die niet om macht en strijd draait.
Cruciaal in deze zin is ‘een goede manier’. Er is namelijk ook een slechte manier, een manier die van respect vragen onwillekeurig toch weer een machtsstrijd maakt – oftewel door de vraag niet oprecht te stellen en de keuze niet werkelijk bij de andere te leggen, oftewel door meteen een smekende toon aan te slaan die vrager en gevraagde in verliezer en winnaar verdeelt. In het eerste geval kan de machthebber de macht niet werkelijk loslaten, in het tweede geval worden alleen de rollen omgekeerd.
Het zijn echter juist de rollen die moeten worden losgelaten.
Een heleboel handhavers en hulpverleners kunnen dat en doen dat – docenten, conciërges, scheidsrechters, ambulancebroeders, brandweerlieden, uitsmijters, buschauffeurs. Hoe doen ze dat? Ze zijn ontspannen, maken persoonlijk contact, luisteren goed, scheiden dader en daad. Ze stralen niet macht, maar gezag uit.
Is dit gemakkelijk? Helemaal niet. Ik weet nog uit mijn eigen lessen aan kinderen uit een straatcultuur dat je de hele tijd de neiging hebt te vervallen in je eigen vaste patroon, je burgerlijke verwachtingen, je dominante pedagogiek.
Maar die werkt niet.
Wat wel werkt: begrijpen vanuit welk perspectief ‘straat-jongeren’ denken, spreken en handelen. Dan is dat gedrag niet langer ‘zinloos’, of alleen hinderlijk, maar op een bepaalde manier logisch en begrijpelijk.
Wat we nooit mogen vergeten, omdat ‘zij’ dat ook niet doen: dat hun gedrag gebaseerd is op de machtsverschillen tussen beide partijen.
Pas als we de machtsbalk uit ons eigen oog halen, zal de ander de splinter uit zijn oog verwijderen.

Waarom moeten wij, de machthebbers, dit doen? Kunnen de anderen er niet ook mee beginnen?
Nee.
De onderliggende partij zal niet als eerste om respect vragen, want mensen die geen macht hebben voelen zich niet veilig genoeg. Alleen wie zich wel veilig voelt, kan zijn vuist ontspannen en er een uitgestoken hand van maken.
Dus. Gevraagd: sterke mannen en vrouwen die zichzelf en hun macht op het spel durven te zetten. Niet alleen op het schoolplein en het voetbalveld, maar ook in organisaties, aan de onderhandelingstafel en in de media.
We willen minder bevelen, meer vragen. Minder reclame, meer relativering (niet: ik leg het nog één keer uit, maar hoe denk jij hier eigenlijk over?).
We willen minder eigen gelijk en meer gelijkheid.