De kwestie: Moeten uitgeprocedeerde asielzoekers opvang krijgen?
1. Schijnbaar niet, omdat dit een aanzuigende werking zou kunnen hebben op andere kansloze asielzoekers. Zij krijgen dan immers de boodschap dat ook degene die geen verblijfsvergunning krijgt, in Nederland mag blijven en op kosten van de overheid wordt opgevangen. Het asielbeleid zou dan een loterij zonder nieten worden. Bovendien zouden nieuwe asielzoekers vervolgens ook niet meer weggaan en daarmee extra aantrekkingskracht uitoefenen op nieuwe kansloze asielzoekers, waardoor we in een vicieuze cirkel zouden geraken en het aantal asielzoekers exponentieel zou toenemen.
2. Schijnbaar niet, omdat de rechter volgens de wet heeft bepaald dat zij geen recht hebben op een langer verblijf in Nederland. Hen onderdak bieden zou dit besluit ondermijnen en daarmee afbreuk doen aan het principe dat een rechterlijke uitspraak moet worden opgevolgd. Dit beschadigt de rechtsstaat.
3. Schijnbaar niet, omdat Nederland al een van de dichtstbevolkte landen ter wereld is en we een grotere aanwas van immigranten niet aankunnen.
4. Schijnbaar niet, omdat de instroom van mensen die vrij kansloos zijn op de arbeidsmarkt en afhankelijk zijn van een uitkering, de verzorgingsstaat onder druk zet. Deze wordt daardoor duurder en wellicht op termijn onbetaalbaar.
Ik antwoord:
Zoals reeds gezegd in de Summa Theologiae in het lemma over de liefdadigheid (ST II-II 31,2) moeten we onderscheid maken tussen de natuur en de schuld van de zondaar. De zondaar moet in zijn natuur – als mens, in zijn natuurlijke behoeften – worden geholpen, maar niet in zoverre het zijn schuld vergroot. Want dat zou hem niet goed, maar kwaad doen.
Een afgewezen asielzoeker voor onbepaalde tijd huisvesten zou de schuld vergroten en moet dus worden afgewezen. Maar een asielzoeker tijdelijk huisvesten en voeden is toegestaan.
Liefdadigheid is een deugd, die uit de liefde voorkomt. Liefde beweegt het ‘hogere’ om zich over het ‘lagere’ te ontfermen; hier, het ‘rijkere’ over het ‘armere’. Omdat iedereen in een bepaalde situatie nu eens hoger, dan weer lager kan staan, nu eens rijker, dan weer armer kan zijn, zijn we gehouden om iedereen liefdadigheid te bewijzen. Niet iedereen al de tijd, maar iedereen gedurende een bepaalde tijd en op een bepaalde plaats. Deze vluchtelingen zijn hier en nu van ons afhankelijk, daarom moeten we hen helpen. Maar alleen zolang hun nood acuut en extreem is.
Ook hieruit vloeit voort dat we asielzoekers tijdelijk moeten opvangen.
Wat betreft 1. Uit onderzoeken is gebleken dat het argument van ‘aanzuigende werking’ een drogreden is. In werkelijkheid laten vluchtelingen zich nauwelijks door het beleid van gastlanden beïnvloeden, maar vooral door de omstandigheden die hen tot vlucht aanzetten. Beleidswijzigingen hebben niet tot grote wijzigingen in vluchtelingenstromen geleid.
Wat betreft 2. We kiezen er vaak voor om regels niet uit voeren en afwijkingen te gedogen. Op een bepaalde manier bevordert dit zelfs de rechtsstaat, omdat het in alle gevallen handhaven van onpraktische of zeer omstreden wetten meer goed dan kwaad kan doen. Niemand moet mensen of instanties de bevoegdheid afnemen eens een oog dicht te knijpen. Het maken van uitzonderingen vergroot de werkzaamheid en daarmee de robuustheid van een regel. Een houding van alles of niets, honderd procent handhaving of afschaffing, beschermt de rechtsstaat niet maar vernietigt haar.
Wat betreft 3. Hoe dichtbevolkt Nederland ook is, het percentage van vluchtelingen op haar bevolking is zo klein dat het geen overbevolking kan veroorzaken. Wel moeten vluchtelinge over het land verspreid worden. Het is niet rechtvaardig dat een klein aantal dorpen of stadswijken in immigranten wordt ondergedompeld.
Wat betreft 4. Zoals gezegd in ST II-II 32,5 zijn we verplicht om aalmoezen te geven, maar ST II-II 32,6 maakt duidelijk dat we van onze bezittingen niet dat hoeven te geven wat we zelf (en degenen die van ons afhankelijk zijn) voor een passend leven nodig hebben, maar alleen datgene wat verder over blijft. Als we onze bezittingen voor de voorzienbare toekomst niet zelf nodig hebben, zijn we gehouden ze te delen met behoeftigen.
De verzorgingsstaat wordt betaald uit datgene wat we over houden en voor het algemeen belang door de overheid wordt gevorderd. Het is geheel passend dat uit dit surplus vluchtelingen worden geholpen. Zou de instorting van de verzorgingsstaat immanent zijn, dan zouden we van deze plicht zijn ontslagen. Maar als we van hulp afzien omdat ooit, in een toekomst die we nu niet kunnen voorzien, de welvaartsstaat onbetaalbaar zou kunnen worden, dan verstoten we tegen het verbod om teveel aan de morgen te denken (Matt. 6:34).