In het verleden heb ik hier vaker geschreven over de melodramatische wereldbeschouwing en hoe die afwijkt van de tragikomische of kometragische blik op de werkelijkheid. Ik heb daarbij ook betoogd dat onze maatschappij, ongeveer sinds het tijdperk van de Verlichting, een samenleving is waarin het melodramatische perspectief domineert.
In onze samenleving interpreteren we heel veel situaties (van individuele diëten tot landelijke verkiezingen, van sportwedstrijden tot economische markten) als strijdperken, plaatsen waarin een hoofrolspeler/protagonist tegenover een andere speler/antagonist staat. Dit conflict heeft een duidelijk begin en einde en na afloop weet je wie er gewonnen heeft. Al naar gelang het resultaat wekt het melodrama drie soorten emoties op: vreugde/triomf (als de protagonist wint), wanhoop/verdriet (als de protagonist verliest) en woede/verontwaardiging (als de protagonist op een oneerlijke manier verliest). (Het is geen toeval dat in dit schema een apart gevoel voor ‘oneerlijk winnen’ ontbreekt: de meeste mensen zullen ook een winst met doorgestoken kaarten als een triomf ervaren.)
Wanneer ze nog midden in het conflict zitten, houden de melodramatische ‘gelovigen’ zich vast aan de overtuiging dat het uiteindelijk allemaal goed zal komen.
Het moderne melodramatische wereldbeeld zegt:
1. Lijden is begrijpelijk, op een gegeven moment wordt duidelijk waarom iets is misgegaan.
2. Lijden is vermijdbaar, in die zin dat we het kunnen voorkomen als we tijdig een analyse maken.
3. Lijden voert – op de langere duur, in het grotere geheel – tot iets goeds. Alles is ergens goed voor.
4. Op de langere termijn, in het grotere geheel, zal het leven tot geluk leiden.
5. Met lijden ga je om als een winnaar (blind voor het lijden van anderen), een verliezer (blind voor alles behalve je eigen lijden) of een actievoerder (die lijden ziet als weg tot de overwinning).
Tegenover het melodramatische wereldbeeld heb ik dat van komedie en tragedie geplaatst, die – ondanks een verschillende emotionele catharsis – overeen komen in hun kijk op de werkelijkheid.
Komedie en tragedie geloven allebei dat het leven uiteindelijk geen doel heeft, dat er geen ‘lang en gelukkig’ (of ‘lang en ongelukkig’) bestaat. Leed wordt niet gerechtvaardigd doordat de lijder er iets van leert, of later een beloning krijgt. (Of de veroorzaker van het leed misschien een straf.)
Leed en geluk – winst en verlies – zijn in komedie en tragedie altijd voorlopig. Vandaag win je, morgen verlies je. Of andersom. Er is geen definitieve nederlaag of overwinning, alleen een triomf-in-verlies of verlies-in-triomf.
En conflict in tragikomische zin is altijd een conflict binnen de held (of het kamp van helden) zelf – niet tussen held en tegenstander (en al helemaal niet een zaak van held vs. schurk).
Geconfronteerd met de onvermijdelijke innerlijke strijd en met zinloos onafwendbaar lijden zegt de tragische held dat je een vorm van nobel verzet moet nastreven – de komische held, dat je erom moet lachen.
Taboes
Kometragedie gelooft dat de wereld te ingewikkeld in elkaar zit voor de melodramatische schema’s van winnen en verliezen, voor en tegen, binnen en buiten, wij en zij. Er is geen definitieve overwinning of nederlaag, er zijn alleen tijdelijke en meer of minder succesvolle trade-offs – keuzes tussen het grotere en het kleinere kwaad, tussen meer of minder schade.
Waar ik nog niet eerder over heb geschreven is de melodramatische tactiek om die pijnlijke dilemma’s te verbergen – om er taboes van te maken.
De psycholoog Philip Tetlock heeft uit onderzoek geconcludeerd dat er drie verschillende soorten dilemma’s of trade-offs zijn.
De eerste soort is eenvoudig – routine. Hierbij gaat het om keuzes tussen twee dingen die geen van beide heilig zijn. Bijvoorbeeld of je vanavond gerecht A of B eet, bij vriend X of Y op bezoek gaat.
Dan zijn er tragische dilemma’s waarbij beide dingen heilig zijn: bijvoorbeeld twee kinderen, zoals bij het ultieme tragische dilemma van Sophie’s Choice.
En tenslotte zijn er de taboe trade-offs, tussen een ding wat heilig is en eentje die dat niet is. Zeg, je kind tegen geld. Of een nier tegen een cadeaubon.
In onze samenleving zijn er talloze tragische keuzes. Zo kunnen we, bijvoorbeeld in een oorlog, gedwongen worden te kiezen tussen ons zelfbeschikkingsrecht en ons leven – allebei ‘heilige’ zaken. En in een vreedzamere situatie moeten we bijvoorbeeld afwegen aan welke waardevolle, ‘heilige’ zaak we geld uitgeven: onderwijs voor onze kinderen of verpleeghuiszorg voor onze ouderen.
Tragische keuzes hebben hoge kosten – kijk maar naar Sophie, die, gedwongen door een sadistische SS-er, haar dochtertje Eva opoffert aan haar zoontje Jan. En vervolgens jarenlang geplaagd wordt door schuldgevoel, tot ze uiteindelijk zelfmoord pleegt.
Het is heel menselijk en begrijpelijk tragische keuzes uit de weg te willen gaan.
Eén manier om dat te doen is door ze op een nieuwe manier te formuleren: alsof het niet om een keuze tussen twee even heilige dingen gaat, maar om eentje tussen heilig en profaan.
Een voorbeeld van een dergelijke herformulering vond ik vorige week in een stuk van Volkskrant-columniste Asha ten Broeke.
In haar column van 25 november bekritiseert Ten Broeke een opiniestuk van enkele wetenschappers waarin deze betogen dat onze coronamaatregelen hun beperkingen hebben en dat de wereld niet zo maakbaar is als we vaak denken (en hopen).
Hierbij hoort ook de pijnlijke acceptatie dat de dood bij het leven hoort. Wellicht geeft deze berusting ons de moed te stellen dat de dood het niet waard is om zo veel leven voor op te geven. De komende tijd zal pijnlijk en verdrietig zijn. We zullen elkaar heel hard nodig gaan hebben.
In haar column, over het belang van een nationale coronaherdenking, stelt Ten Broeke hier tegenover dat elk verloren leven er één teveel is, omdat elk coronaslachtoffer wordt betreurd door nabestaanden voor wie hun dood een enorme klap is. Ten Broeke ziet bij onze cornamaatregelen dan ook geen pijnlijke trade-offs van verschillende belangen, maar alleen gebrek aan lerend vermogen en getreuzel (van de overheid).
Een dralen dat levens kost; nog meer rouw, meer pijn, meer bloemen op een plein.
Een zekere acceptatie van de dood, zoals de wetenschappers bepleiten, kan ze daarom ook niet delen:
Het is een sentiment waaraan ik niet kan of wil wennen. Te veel mensen lijken te zijn vergeten dat zware tijden, waarin je niet alles kunt doen wat je wilt of nodig hebt, weer voorbijgaan, maar dat de doden nooit meer terugkomen.
We zien hier een herformulering van het oorspronkelijke dilemma waarvan Ten Broeke zichzelf wellicht niet eens bewust is – een truc die de goochelaar zelf ontgaat. De wetenschappers hebben het over maatregelen die tegelijk levens redden maar ook levens in hoge mate beperken – en misschien wel kosten (bijvoorbeeld door psychisch lijden of uitgestelde operaties). De columniste verandert dit in tijdelijk een zware tijd doormaken (geen heilige waarde) en permanent verlies van een dierbare (wel heilig). En een dergelijke keuze is taboe – wat betekent dat het eigenlijk helemaal geen keuze is, maar dat je blind voor het enige waardevolle alternatief moet gaan.
Pick a card, any card.
Melodrama overal
Deze tactiek, om van een tragisch dilemma een taboe te maken, zien we vaker in de coronacrisis. Zo wordt de feitelijke keuze van IC-bedden voor covid-patiënten en niet voor mensen met kanker of hartkwalen (een overduidelijk tragische keuze) omgeduid als een keuze voor mensenlevens over ‘uitstelbare zorg’. Of als een keuze tussen levensreddende IC-bedden (heilig) en eerdere bezuinigingen op de zorg (niet alleen profaan, maar zelfs ronduit kwaadaardig, duivels).
Ongevaccineerden hanteren dezelfde aanpak om hun verzet tegen inenting te omschrijven. Het gaat dan in hun woorden niet om eigen lichamelijke integriteit versus de gezondheid van andere mensen (twee heilige waarden tegenover elkaar), maar tussen (principiële) individuele vrijheid en (pragmatisch) conformisme. De vrije wolf tegenover de sheeple, zeg maar. Dat hun recht op zelfbeschikking botst met een ander recht, op gezondheid, verkiezen ze te negeren.
De tragische toestand waarin we nu verkeren werd vorige week aan de orde gesteld door OMT-lid Marc Bonten:
Volgens Bonten wordt nu tegelijkertijd geprobeerd om code zwart te voorkomen, om geen harde maatregelen te nemen én om weg te blijven bij vaccinatiedrang, -dwang of -plicht. Die drie zaken gaan niet samen, zegt hij.
De arts-microbioloog van het Utrechtse UMC legt hier volgens mij precies de vinger op de zere plek.
In onze corona-retoriek, of die nu de nadruk legt op ‘de oorlog tegen het virus’ of ‘de strijd tegen de prik-dictatuur’, wordt alleen maar met melodramatische schema’s gewerkt. In die schema’s verdedigen wij natuurlijk een heilige waarde en zij alleen wereldlijke belangen. En dan is de keuze duidelijk – ja, binnen de bubbel van het eigen gelijk is een andere keuze zelfs ondenkbaar.
Terwijl het in werkelijkheid om tal van tragische dilemma’s gaat, om heel moeilijke trade-offs tussen de ene soort patiënt en de andere. Tussen economie en volksgezondheid. Tussen je eigen belang en dat van de groep.
Een pandemie is, net als een oorlog, of een hongersnood, of een revolutie, een situatie waarin tragische dilemma’s die we in ‘normale’ tijden vaak weg kunnen stoppen, onvermijdelijk aan de oppervlakte komen.
In het alledaagse leven zijn de meeste dilemma’s onbelangrijk en routine. En sommige dilemma’s zijn in het gewone leven ook terecht taboe. Wie zou in een wereld willen leven waarin een moeder zich elke dag, gewoon aan de ontbijttafel of op het schoolplein, afvraagt of het niet rendabeler is één kind aan het andere op te offeren? In zo’n wereld willen we niet leven.
En toch. Soms zijn er situaties waarin het onbespreekbare bespreekbaar moet worden gemaakt, een een pijnlijke trade-off moet worden gemaakt. Soms tussen het heel erge en het net ietsiepietsie minder erge.
Het helpt onze besluitvorming dan niet wanneer die tragische keuzes onzichtbaar worden gemaakt en we de discussie smoren in melodramatische taboes.