37. Het gelaat van de barbaar

Posted on 23 jan 2015 in Blog, Featured, Uncategorized

37. Het gelaat van de barbaar

De eerste reactie na de aanslagen in Frankrijk was er bij velen eentje van stomme ontzetting – woordeloze afschuw van een daad die in zijn wildheid en vreemdheid ‘barbaars’ werd genoemd; waarmee we eigenlijk (net als de oude Grieken) wilden uitdrukken dat we er niets van konden en ook niet wilden begrijpen.
Voor een enkeling, zoals Geert Wilders, was het pleit daarmee beslecht. Andere politici, schrijvers en journalisten gingen vervolgens toch op zoek naar wat de barbaren had bewogen, hoe ze überhaupt (immers, geboren in onze ‘beschaving’) barbaars waren geworden en hoe je andere potentiële barbaren van een dergelijke ontwikkeling kon weerhouden.
Zoals ook Herodotos en Plato de wereld ingingen om ‘hun’ barbaren te leren kennen.

Er kwamen stukken over de banlieu van Amedy Coulibaly, over Nederlandse moskeeën, over het Reims van de gebroeders Kouachi. Er werd geschreven over religie, islamisme, satire en het verband tussen deze zaken. Over perspectief en hoop, racisme en empathie.
Wat ik echter miste was een stuk waarin een omvattende analyse van het probleem werd gegeven, met inachtneming van politieke, economische, sociale, psychologische, religieuze en historische dimensies.
Tot het interview met ex-jihadist Yehya Kaddouri in de nrc.next van 19 januari. In dit geweldige interview kijken we direct in het gelaat van de barbaar.
Hier staat het op een rijtje: waarom jihadisme het probleem van een jonge generatie is, wat voor rol religie er wel en niet in speelt, door welke maatschappelijk factoren het gevoed wordt, wat je eraan kunt doen en ook: hoe weinig we bereikt hebben als we alleen een paar (honderd) jongeren ‘deradicaliseren’.

Psychologische dimensie
Kaddouri beschrijft hoe hij tot het extremisme kwam door de drang ergens bij te willen horen (“ ik zat in een Zeeuws dorp met nauwelijks moslims”) en het verlangen om binnen een groep gelijkgestemden een populaire positie in te willen nemen (“hoe extremer je was, hoe populairder”).
Bij een groep willen horen en binnen die groep mee willen tellen: het is iets van alle pubers in alle tijden. De behoefte wordt nog groter als er binnen het gezin niet over de problemen van opgroeien gesproken kan worden. (“Er was geen ruimte om te zeggen: ‘Hé papa, het gaat niet goed met mij.’”)

De laatste weken is er vaker gesproken over de economische uitzichtloosheid die jihadisten schept, maar uit Kaddouri’s verhaal komen helemaal geen economische motieven naar voren. Het is niet zo dat hij eerst maatschappelijk mislukte en toen toevlucht zocht in de islam (zoals Mohammed B.) – hij zocht toevlucht in de islam voor persoonlijke redenen en leidde toen maatschappelijk schipbreuk.
Mijn indruk is dat de jihad jongeren trekt die ergens bij willen horen. Niet-moslims bevredigen die behoefte op een andere manier – ze worden bijvoorbeeld Feyenoord-fan – of doen zonder die verbondenheid, omdat ze zich happy voelen met hun vrijheid of simpelweg niet weten hoe ze zich in de vloeibare maatschappij (Zygmunt Bauman) moeten redden.
Dat het bij Kaddouri vooral om emotionele nood en minder om religieuze of politieke motieven gaat, blijkt ook uit de wijze van zijn ‘deradicalisering’: hij beschrijft hoe zijn woede en radicalisme wegsmelten als hij zich in de gevangenis steeds meer thuis gaat voelen tussen Nederlandse medegevangenen, die non-politiek zijn, maar waarmee hij kan voetballen en monopoly spelen (“de woede die ik bij me droeg over onderdrukking van de islam, gleed langzaam van mij af”).

Religieuze dimensie
Religie verbindt mensen en is toevluchtsoord nummer 1 voor mensen die ergens bij willen horen. Religie kan mensen verbinden door idealen (“ik geloofde in een betere wereld”) en troost geven door het gevoel (h)erkend te worden (“als God mijn leven zou zien, denk ik dat hij mij zou begrijpen”).
Godsdienst trekt om deze reden veel mensen aan en ook veel jongeren. Kijk naar de katholieke jongerendagen of de EO-jongerendag.
Hier is niks mis mee.
Religieuze idealen, gekoppeld aan politieke doelen (“de oplossing voor alle conflicten is het kalifaat”) leiden echter tot radicalisme en geweld.
Moeten we dan religie ‘bij wet verbieden’, zoals Ilja Leoard Pfeiffer zou willen? Nee, want het probleem is niet religie, het is religie als politiek. Religie is van zichzelf eerder een oplossing voor dan een oorzaak van geweld.

Politieke dimensie
Maar het punt bij Kaddouri – en andere jihadisten – is natuurlijk niet dat ze religieus zijn, maar dat ze politiek-religieus zijn.
Dit heeft twee oorzaken. De ene is dat binnen islam geen scheiding tussen kerk en staat voorkomt. Dit onderscheidt de islamitische traditie fundamenteel van de onze. Gewapende religieuze strijd is daarom altijd een groter risico binnen islamitische landen en gemeenschappen. Dit signaleren is geen ‘racisme’, het is wijzen op een historisch feit.
Maar de andere oorzaak ligt in ons falen op een goede manier met moslim-immigranten en islamitische regeringen om te gaan. Wie als moslim een vooraanstaand politicus hoort zeggen dat hij voor ‘minder Marokkanen’ gaat zorgen, wie ziet hoe het Westen in het Midden-Oosten machtspolitiek bedrijft, die krijgt al gauw het gevoel dat er voor zijn etniciteit, cultuur en religie nergens plaats is. En die plaats proberen te verwerven wordt dan vanzelf een politieke strijd. Het wordt Wij tegen Zij.
Complottheorieën worden in die context geloofwaardig (IS is een joodse organisatie, de Kouachi-broers zijn helemaal geen moslims). En een irreële ambitie (een eenheidsstaat voor alle moslims) lijkt de moeite van het vechten waard.

De sociaal-economische dimensie
Zoals ik eerder zei: de sociaal-economische positie van westerse moslims lijkt geen verklaring voor jihadisme te vormen, daarvoor behoren er teveel terroristen tot de gegoede middenklasse. Maar op een andere manier spelen sociaal-economische ontwikkelingen wel een rol.
In de afgelopen eeuwen is vanuit de Westerse samenlevingen een proces van globalisering, van kapitalisme en kolonialisme, gestart dat eerst de eigen maatschappij overhoop heeft gehaald en datzelfde nu in sneltreinvaart met andere samenlevingen doet.
Die globalisering heeft mensen vervreemd van hun werk, hun gemeenschap, hun familie, hun geloof. Vervreemd van zichzelf.
Dit proces van vervreemding, versplintering en ontheemding (dat we ook als een proces van ontheiliging kunnen zien) speelt ongetwijfeld een rol bij terrorisme. Het leidt tot het conflict ‘Jihad vs McWorld’, zoals Benjamin Barber het heeft genoemd. In Barbers analyse creëert McWorld de jihad als tegenkracht, waarna de jihadist en de kapitalist samen de democratische burger platdrukken.
We zien dit proces geïllustreerd in Kaddouri: eerste was hij een idealistische jihadist, toen egoïstische geldwolf: “Ik ontwikkelde een nieuwe ideologie, die van het najagen van mijn eigen behoeften.”
Waarmee we bij het belangrijkste punt komen: waar blijft de democratische burger?

De gederadicaliseerde barbaar
Met Yehya Kaddouri is het ogenschijnlijk allemaal ‘goed’ gekomen. Naar eigen zeggen drijft de 27-jarige gederadicaliseerde jihadist nu ‘handel’. En hij buit zijn bekendheid uit door het publiceren van boeken over zijn leven. Hij verdient veel geld, is niet meer politiek en wil niet langer de wereld redden.
Kortom, hij is precies zoals een doorsnee Westerse jongere, zoals die beschreven werd in de NRC Opinie&Debat special van 10 januari over “de generatie die niet klaagt”.
Klagen doet Kaddouri niet meer, inderdaad. Maar hij heeft ook geen vertrouwen meer in de wereld (“de wereld gaat nooit meer beter worden”). En hij acht zichzelf, terecht, geen beter mens dan zijn eerdere, radicale zelf. Toen wilde hij voor anderen de wereld redden, nu jaagt hij de behoeften van zijn ego na. “Ik volg een pad waarvan ik diep van binnen weet dat het mij ongelukkig maakt.”
Religie heeft geen plaats meer in zijn leven, sinds de tbs-psychologe in de gevangenis een einde maakte aan discussies over geloof (“geen theoretisch gezeik over de islam”) en hem leerde alles in termen van sociale en emotionele ontwikkeling te zien. Ook daarin is hij een vertegenwoordiger van de meeste van zijn leeftijdsgenoten, voor wie sociale media belangrijker zijn dan welke God dan ook.

In Kaddouri’s loopbaan zien we een pad dat velen, zo niet de meesten, van zijn leeftijdgenoten volgen. Wat hem onderscheidt is dat zijn behoefte tot ‘erbij horen’ hem tot radicalisme brengt en daarom tot een omweg van jihad en gevangenis voert. Andere jongeren maken soortgelijke omwegen, via kleine criminaliteit of drugs. Dat Yehya een potentiële terrorist wordt, ligt aan een samenloop van omstandigheden (eenzame moslim-jongere, jihadistische voedingsbodem op internet, politieke ontwikkelingen binnen en buiten Nederland) die bij zijn Nederlandse generatiegenoten ontbreken of minder meetellen. Uiteindelijk is hij echter op dezelfde plek gekomen als zij. Niet door eigen keuzes, maar door zich mee te laten slepen met het psychologische, religieuze, sociale, politieke en economische tij. En doen we dat niet (bijna) allemaal?

Kaddouri’s pad van radicalisering wordt in deze tijd door een paar honderd tot een paar duizend jongeren genomen. Het is een pad dat vrij logisch voortvloeit uit onze psychologische, sociale, politieke en economische ontwikkelingen. Net als het ‘deradicaliserende’ of niet-radicale pad, dat voert tot een narcistische homo economicus die niet meer solidair is met anderen en nergens meer in gelooft. Zo’n persoon heeft echter ook veel trekken van een vreemde, van een barbaar.
Daarom put ik persoonlijk heel weinig troost uit een dergelijke ‘deradicalisering’. Zeker, aanslagen zal Kaddouri wel niet meer gaan plegen, en dat is natuurlijk mooi. Maar hij is ook geen goede democratische burger geworden. Sterker nog: hij weet zelf dat hij zijn religieuze nihilisme voor een economisch nihilisme heeft ingeruild en dat hij daar niet gelukkiger van is geworden.

Het niet-radicale pad is uiteindelijk even barbaars als het radicale: het is even vervreemd, ontheemd, ontheiligd. IS of Wallstreet, Allah of Mammon, wat maakt het uit.
Als we in het gelaat van een jihadist als Kaddouri kijken, zien we de barbarij die McWorld en Jihad samen tot stand brengen. En als we in het gelaat van de post-jihadist kijken, zien we nog steeds een barbaar, maar dan vooral het product van McWorld.
In die tweede barbaar herkennen we onszelf.