Een paar weken geleden, bij de start van de Nederlandse corona-epidemie, besprak ik het karakter van de pandemie als een ecosysteem. Een pandemie draait helemaal om verbindingen en om uitwisselingen langs die verbindingen – de ziekte is een systeem en een netwerk, net als cellen, organen, mensen, dorpen, steden, regio’s, landen…
Elke poging om om cellen van organen, steden van regio’s, landen van continenten af te scheiden, te abstraheren, heeft zowel kosten als baten.
De baten vormen een grote macht om de afgescheiden delen te manipuleren. De kosten vormen een even groot verlies van betekenis, dat we eerder aan de gehelen ontleenden.
De moderne mens heeft zichzelf geisoleerd van de omgeving, van de natuur, van de wereld, die hij alleen nog maar in abstracte, geobjectiveerde vorm tot zich neemt.
Betekenis
Waar kunnen we nog betekenis vinden, in deze wereld, waar er een kloof gaapt tussen mens en omgeving? Volgens meester-samenvatter Noah Yuval Harari (Homo Deus) alleen in de mens, in zijn geisoleerde, subjectieve zelf, in de gevoelde ervaring van het subject.
Wil de moderne mens tot enige notie van betekenis komen, dan kan hij die alleen uit zichzelf puren en op de wereld projecteren. Als ideologie, in de politiek. Als consumentenkeuzes, in de economie. Als interesse, in de kunst. Als kritisch denken, in de educatie. Als een goed gevoel, in de moraal.
Alles komt hierbij uit de mens en gaat van binnen naar buiten, van gevoel naar werking. Niets komt meer uit de wereld, of ontstaat in samenspraak tussen wereld en mens, object en subject.
Dit is het (post)moderne wereldbeeld.
Ik zal hier proberen aan te tonen dat het op een misvatting berust, en dat betekenis altijd al is gegeven in omgang met de ander, of die omgang nu een mens, een menselijke schepping (als hamer of huis) of een natuurlijk fenomeen (hond, boom, berg, zee) betreft.
In elke relatie, in elke interactie zit betekenis al ingebouwd. Wij leggen die er niet achteraf in, middels een vorm van projectie, maar voelen die onmiddellijk in de ontmoeting tussen ons en het andere. En betekenis is een oorspronkelijk gegeven, iets wat we slechts door een kunstgreep uit de interactie kunnen verwijderen.
Contact
Ik zal deze ideeen proberen toe te lichten door een aantal concrete ervaringen, die iedereen moet kunnen in- en navoelen.
Allereerst, een kus. Ik heb hierover eerder geschreven, en toen betoogd dat een kus een vorm van communicatie is tussen twee personen en dat we niks van een kus begrijpen als we die willen zien als aanraking van een object door een subject, van huid door lippen.
Je kunt dit meteen navoelen wanneer je bedenkt wat het verschil is tussen een kus die wel of niet beantwoord wordt.
Een beantwoorde kus is een wederzijdse uitdrukking van genegenheid, van affectie tussen twee mensen. Van een dergelijke kus kunnen we zeggen dat hij teder of gepassioneerd is.
In een dergelijke kus ontmoet ik mijn geliefde als belichaamde persoon.
Wanneer mijn kus niet beantwoord wordt, maar de ander zich terugtrekt, splitst deze persoon zich als het ware in tweeen, in een buitenkant die ik wel en een binnenkant die ik niet kan aanraken. De gekuste huid (mond) voelt als een ding, net als mijn eigen lippen, die nu niet meer een communicatiekanaal tussen ons beide vormen, maar een niet werkend instrument, dat door zijn onbruikbaarheid alleen nog als ding overblijft.
Dus: in de kus is de de communicatie, de wederzijdse overdracht, de betekenis bij voorbaat gegeven, bedoeld – alleen als die communicatie faalt blijft er een aanraking van object door subject over. Er is dus niet eerst een kloof, die door een bepaalde vorm van geprojecteerde betekenis wordt gedicht; nee, er is eerst de betekenis in de relatie tussen twee personen, die pas door een afwijzing wordt vernietigd. Door die afwijzing ontstaat de kloof. En zelfs die kloof heeft altijd nog een bepaalde betekenis voor beide personen die elkaar over die afgrond heen aankijken – omdat er altijd een vorm van communicatie en betekenis tussen personen overblijft, zelfs als die communicatie wordt afgebroken.
Tweede voorbeeld: de straat.
Stel jezelf voor dat je op straat loopt. In deze straat:
Hoe voel je jezelf? Plezierig? Veilig? Waarschijnlijk niet. Goede kans dat je jezelf door deze straat zou haasten om maar zo snel mogelijk weer in een fijnere omgeving te komen. Zoals deze:
Wij mensen voelen onmiddellijk het verschil tussen beide straten (eentje in een mij onbekende Amerikaanse stad, de andere bij mij om de hoek, in Nijmegen). De ene omgeving heeft een menselijke schaal, met een ‘logische’ verhouding tussen de breedte van de straat en de hoogte van de gebouwen. De andere heeft een te brede baan asfalt en te hoge gebouwen, die de straat waarschijnlijk ook tot een winderige canyon maken. De ene straat heeft mooie volle bomen, de andere mist alle groen. De ene straat kronkelt zoals een natuurlijk gegroeid organisme, de andere is kaarsrecht zoals iets dat van de tekentafel komt. De ene straat heeft veilige trottoirs, de andere drijft mensen op het wegdek. De ene straat heeft voortuinen waar mensen kunnen verblijven en contact kunnen maken met voorbijgangers, de andere straat is alleen een plaats om te parkeren en gauw doorheen te rijden of te lopen.
Ik denk dat geen mens (zelfs niet iemand die in de Amerikaanse straat zou wonen) door beide straten zou kunnen lopen en de bovenste verkiezen. Alles in ons zegt dat de eerste (bijna) dood is en de tweede springlevend.
Opnieuw: deze betekenis leggen we er niet achteraf in en is geen projectie van ons geisoleerde zelf, het is een onmiddellijke ervaring waarin zich de relatie tussen straat en persoon uitdrukt.
Derde voorbeeld: een bloeiende weide:
Wiens hart gaat niet open bij deze aanblik? Wie voelt niet dat hier iets weldadigs te zien valt, dat deze weide letterlijk een weldaad is voor elk wezen dat ermee in aanraking komt, of dat nu hommel, koe of mens is? Dat deze weide, in alle opzichten, goed doet?
En wie twijfelt eraan dat de weide dit kan doen omdat het ook met de weide zelf goed gaat, dat haar bloei iets onloochenbaar positiefs uitdrukt? Deze weide is er goed aan toe, dat valt niet te ontkennen, en daarom zijn wij, die hem zien (of er misschien zelfs doorheen lopen, of in liggen) er ook goed aan toe – dat is even helder.
Nogmaals: die betekenis – dat deze weide bloeit en dat die bloei een hoge staat van bestaan is, die correspondeert met een even hoge mate van bestaan in onszelf en andere wezens – die betekenis is niet iets dat wij op de weide projecteren, het is iets dat de weide in ons oproept en dat in de wisselwerking van persoon en omgeving ontstaat.
Er is geen kloof tussen weide en mijzelf, die door mijn gevoel gedicht moet worden. Integendeel, het gevoel van gedeeld welbehagen is primair en ik kan daar alleen een einde aanmaken door van de ervaring te abstraheren. Wanneer ik dat doe, kan ik bijvoorbeeld van de weide een kunstwerk maken (om te schilderen of te fotograferen) of een wetenschappelijk object (om soorten te tellen of bodemgesteldheid te meten).
Ik hoop dat deze drie voorbeelden overtuigend zijn.
Ik had er nog vele kunnen geven: bijvoorbeeld het contact tussen mens en instrument, zoals scalpel of hamer, waarbij de relatie, de samenhang van oog, hand, instrument, spieren, lichaamshouding en doel altijd al gegeven is; of de ontmoeting met een ‘hoger’ dier (hond, dolfijn, paard, kraai) dat mij altijd als mede-levend wezen tegemoet treedt en in mij een ander levend wezen herkent (anders dan een kever of worm, voor wie ik een obstakel als boomwortel of stoeprand ben); of de aanraking van bloemen en planten, die hun vormen weliswaar niet voor mij ontwikkeld hebben, maar evengoed een betekenisvolle streling, kietel, prikkel of kwetsing betekenen; of de aanblik van wijdse verten (zee, woestijn, steppes, bergen) die mij vanwege hun grenzeloosheid angst inboezemen maar ook uitdagen.
Er is geen contact dat niet in zijn oorsprong vol van betekenis is en dat niet het best kan worden begrepen als onderdeel van een netwerk van relaties en betekenis, als een ecosysteem.
Een pandemie is een ecosysteem
Dus wil ik nogmaals benadrukken wat ik een paar weken geleden schreef: een pandemie is een ecosysteem dat het best in zijn geheel kan worden begrepen. Natuurlijk moeten ‘plaatselijke’ analyses onderdeel uitmaken van de beschrijving. Bijvoorbeeld hoe het virus cellen binnendringt, of hoe het zich via bepaalde dragers in een omgeving verspreidt. Maar die deelbeschrijvingen hebben alleen maar zin als ze op een gegeven moment samen worden gevat en er wordt gekeken naar de betekenis van het geheel.
En zelfs zo’n deelbeschrijving loopt al gauw het gevaar te zeer ‘deel’, teveel geabstraheerd te zijn. Want als we omschrijven hoe een typisch corona-virus een typische cel binnendringt, is het nut daarvan slechts beperkt. Wat we nodig hebben is een verhaal hoe dit ene, specifieke virusdeeltje deze ene cel binnendringt – en dit andere deeltje die andere cel niet. Hoe de ziekte deze ene persoon wel velt, en die andere niet.
Wat we nodig hebben zijn geen oppervlakkige shema’s, maar een diepgravende roman.
Transitie
Momenteel staan de kranten vol met opinies hoe we na deze crisis verder moeten en hoe het virus een maatschappelijke transitie kan bewerkstelligen. Hoe slim en welgemeend deze meningen ook zijn – ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat ze vooral prematuur zijn, omdat we nog helemaal geen greep hebben op de pandemie en we de betekenis slechts in de verte, vaag, kunnen vermoeden.
Wat nodig is, is eerst heel veel meer deelonderzoek en -interpretatie, en dan een lange fase van samenvatten en evalueren. Van bijeenbrengen wat uiteengerafeld is, van vergaren wat verspreid is, van grijpen – en begrijpen – wat los is geraakt.
Dan hebben we kans dat we de kloof tussen tussen mens en natuur, mens en dier, mens en mens, mens en zijn eigen gevoelens, mens en virus kunnen dichten en het ecosysteem van deze wereld stabieler kunnen maken.