Na een premiere op 31 mei is de Netflix-serie When They See Us uitgegroeid tot een fenomeen. Niet alleen werd het snel de meest bekeken serie op de streaming dienst, met 23 miljoen kijkers in de eerste drie weken – in kranten in de VS en Europa buitelden de positieve recensies over elkaar heen en regende het (opnieuw positieve) opiniestukken over de impact van het tv-drama. Op 12 juni verspreidde Netflix een speciale Oprah Winfrey presents When They See Us Now. En in juli mondde dit alles uit in 11 Emmy-nominaties (de Amerikaanse tv-prijzen die in september worden uitgereikt).
Ikzelf heb de serie vorige maand bekeken en er een paar weken over nagedacht. Om mijn mening over WTSU toe te lichten wil ik het eerst over een ander werk hebben dat racisme en discriminatie aan de kaak heeft gesteld, het monument van anti-slavernij propaganda Uncle Tom’s Cabin (als dit al een beetje mijn analyse van WTSU als een melodramatisch pamflet verraadt: inderdaad, zo zie ik het). Want ik denk dat we het nieuwe drama het best kunnen begrijpen in het licht van dat andere, historisch zo invloedrijke, werk.
Dus. Nu eerst Uncle Tom, volgende keer When They See Us.
De Negerhut van Oom Tom
Van juni 1851 tot april 1852 publiceerde Harriet Beecher Stowe, op dat moment een onbekende predikanten-echtgenote, in wekelijkse afleveringen haar debuutroman Uncle Tom’s Cabin. De boekuitgave werd vervolgens een fenomeen: in het eerste jaar werden er 300.000 van verkocht en voor de start van de Amerikaanse burgeroorlog in 1861 stond dat aantal op ongeveer 4,5 miljoen, wat betekent dat ongeveer 1 op de 4 Amerikaanse lezers het onder ogen had gehad.
(Binnen enkele jaren was het werk ook in tientallen andere talen vertaald. Al in 1853 verscheen de Nederlandse vertaling met die merkwaardige aangepaste, racistische titel.)
Die burgeroorlog werd en wordt door velen op Stowe’s conto geschreven – bij een ontmoeting in 1862 zou president Abraham Lincoln haar hebben begroet met de uitspraak “dus u bent het vrouwtje dat met haar boek deze grote oorlog begon”.
Uncle Tom’s Cabin was vanaf de publicatie een omstreden boek: abolitionisten (mensen die de slavernij af wilden schaffen) juichten het toe, pro-slavernij mensen (vooral in het Zuiden van de Verenigde Staten) noemden het misdadige laster. Volgens hen begreep Stowe niet dat blanken superieur waren aan zwarten, dat de Bijbel en de Grondwet slavernij goedkeurden, dat alleen ‘slechte’ slaven werden gegeseld en dat welgevoede slaven op zuidelijke plantages beter af waren dan de honger lijdende ‘loonslaven’ in het noorden. En dat noordelijke inmenging in zuidelijke zaken alleen maar tot een burgeroorlog kon leiden (daar hadden ze wel gelijk in, trouwens). De meeste schokkende reactie was een envelop met een afgesneden zwart oor en een bespotting van Stowe’s verdediging van de “D-n niggers” (sic; het is opvallend dat een moderne variant ‘damn’ voluit zou schrijven en het zelfstandig naamwoord tot ‘n-woord’ zou reduceren – nou ja, niet in het briefje van een gewelddadige racist, natuurlijk).
Ook vrije zwarte actievoerders waren kritisch, vooral op Toms’ deemoedige acceptatie van zijn lot en op Stowe’s koloniale oplossing voor slavernij. Zoals Frederick Douglas haar eens toevoegde: “De waarheid, beste mevrouw, is: we zijn hier, en hier zullen we waarschijnlijk blijven.”
Opvallend genoeg is het boek na ruim 150 jaar nog even omstreden als bij de publicatie – nog steeds woeden er discussies, al zijn die voornamelijk academisch, over de stereotypen in Uncle Tom, over de literaire waarde, over de plaats van het boek in de Amerikaanse literatuur-canon en over de rol van Stowe als vrouwelijke auteur.
Ik wil Uncle Tom bekijken vanuit het perspectief van de negentiende eeuwse lezer, met ruwweg dezelfde vraag als in mijn epos-onderzoek: wat hebben we aan Uncle Tom? Brengt het verhaal ons verder? Voldoet het boek aan zijn zelf-gestelde doel, “sympathie en medeleven te kweken voor het Afrikaanse ras, zoals dat onder ons leeft; hun grieven en zorgen te tonen, onder een systeem dat bij noodzaak zo wreed en onrechtvaardig is, dat het alle pogingen van hun vrienden om hen goed te doen overstemt en teniet doet”? En is dit een ‘waardig’ doel voor het boek, of had Stowe zich beter op andere zaken kunnen richten?
Het verhaal
De plot van Uncle Tom begint op een plantage in Kentucky, met de verkoop van twee slaven, de middelbare echtgenoot en vader ‘oom’ Tom, en Harry, het kind van de jonge huismeid Eliza. Hun eigenaar, Arthur Shelby, had zijn slaven eerder goed behandeld, maar verkoopt de twee toch vanwege geldnood.
Waar Tom zich bereidwillig door de slavenhandelaar laat meevoeren, vlucht Eliza met haar zoontje in de nacht. Op haar vlucht wordt ze herenigd met haar eerder gevluchte echtgenoot George Harris. Samen besluiten ze naar het vrije Canada te gaan en inderdaad slagen ze daarin, na enkele hachelijke avonturen met premiejagers.
Oom Tom wordt intussen gekocht door de rijke en tolerante Augustin St. Clare, wanneer hij vriendschap sluit met diens dochtertje Eva. St. Clare neemt hem mee naar New Orleans en daar beleeft Tom twee relatief gelukkige, in elk geval rustige jaren, al overlijdt Eva na een kort ziekbed. Wanneer St. Clare wordt neergestoken in een ruzie, verkoopt zijn weduwe Tom echter aan een wrede plantage-eigenaar, Simon Legree.
Legree haat Tom al gauw, omdat hij weigert medeslaven te geselen en met zijn vroomheid Legree een spiegel voorhoudt.
Wanneer Tom weigert te zeggen waar twee ontsnapte slaven, Cassy en Emmeline, heen zijn gevlucht, laat Legree hem door twee opzichters doodslaan. George Shelby, de zoon van Tom’s oude eigenaar, arriveert net te laat om hem te redden.
Cassy en Emmeline ontmoeten op hun vlucht de zus van George Harris en begeleiden haar naar Canada. Daar ontdekt Cassy dat Eliza haar lang verloren dochter is. De hele familie reist vervolgens naar Frankrijk en tenslotte naar Liberia, de West-Afrikaanse staat die voor voormalige slaven is gecreƫerd.
George Shelby keert terug naar Kentucky en geeft al zijn slaven de vrijheid.
Melodrama
Uncle Tom staat wel bekend als een voorbeeld van een sentimentele roman, een negentiende eeuws genre dat nu uitgestorven lijkt. Ik zou het zelf liever als een melodrama omschrijven.
Melodrama maakt voornamelijk drie emoties in ons los: het laat ons (een plaatsvervangende) triomf voelen, het brengt ons tranen van droefenis of het stookt de woede van gekrenkte rechtvaardigheid op. Gebaseerd op deze gevoelens zou je kunnen spreken van een overwinningsmelodrama, een nederlaag-melodrama of een melodrama van protest.
Uncle Tom is een voorbeeld van een nederlaag-melodrama (Tom wordt vermoord door Legree) dat tegelijk een drama van protest is (de nederlaag is onterecht, een resultaat van misstanden). Het maakt ons bedroefd en woedend.
Let wel: dit is zoals een gemiddelde lezer het verhaal las en leest – het is niet zoals Stowe het bedoelde. Voor de zeer Christelijke schrijfster is Tom’s dood geen nederlaag maar een triomf, waaruit zijn Christus-achtige karakter optimaal naar voren komt (zijn beulen, Legree’s opzichters, bekeren zich dan ook prompt tot het Christendom). En de emigratie van Eliza’s familie naar Liberia is voor Stowe een voorbode van de bevrijding van het Afrikaanse volk uit Amerikaanse slavernij en de terugkeer naar hun Beloofde Land – zoals de Joden uit Egyptische gevangenschap werden bevrijd en naar Israel trokken.
Stowe’s diepe overtuigingen – van de heilzaamheid van het geloof in Christus en de juistheid van kolonisatie van voormalige slaven in Liberia – maken dat haar roman niet anders dan melodramatisch kon worden. Elke relativering, elke vorm van erkenning dat Christus’ (en Tom’s) triomf niet definitief zal zijn; dat de vijand je wang toekeren misschien geen perfecte strategie is; dat kolonisatie geen oplossing is; dat Tom, George Shelby en Eva misschien ook hun fouten hebben – dat zou Stowe het schrijven onmogelijk hebben gemaakt.
(En toch: in sommige scenes blijkt Stowe verder te kunnen kijken dan haar melodramatische schema en haar evangelische analogieƫn. In de typeringen van Augustin St. Clare, de slavenhouder tegen wil en dank, en zijn nicht Ophelia, die tegen slavernij is maar vol zit van vooroordelen jegens negers, lijkt de schrijfster toe te geven dat de wereld misschien toch niet zo eenduidig in elkaar zit als het merendeel van haar boek wil aantonen. Ik denk dat uit die passages een aanzienlijk talent spreekt en dat Stowe eenvoudigweg een te goed schrijfster was om helemaal in haar eigen moraal te geloven.)
De vraag, echter, in het licht van al die beperkingen, is deze: geven ze het boek de doodsteek? Zorgen ze voor een mislukking, niet alleen naar maatstaven van de literatuur, maar ook in die van de strijd tegen de slavernij?
Het antwoord hierop kan niet anders luiden dan ‘nee’.
Zeker, de uitgangspunten van de gelovige pamfletteur Stowe zijn vaak handicaps voor de schrijver Stowe. Maar ze slaagt er met Uncle Tom in om de onuitsprekelijke kwaadaardigheid van het systeem van slavernij voelbaar te maken voor miljoenen lezers – waarvan er tien jaar later honderdduizenden in actie zouden komen om aan dat systeem gewapenderhand een einde te maken.
In dat licht is Uncle Tom een immens succes, al is het vaak onverdraaglijk vroom, voorspelbaar en niet zelden een tikkeltje hypocriet (naast spannend, ontroerend en grappig, want dat is het ook vaak). Alles zinkt in het niet bij het feit dat er in 1851 vijf miljoen zwarte slaven in de Verenigde Staten woonden en in 1865 niet eentje meer – voor een aanzienlijk deel dankzij dit boek. Het is melodrama, maar uiteindelijk is het inderdaad, zoals de auteur beoogde, een melodrama van triomf – de triomf van de afschaffing van de slavernij.
Is When They See Us, als melodrama, ook een voorbeeld van een dergelijke triomf? Daarover volgende keer!