243. Een objectief verhaal

Posted on 22 mei 2019 in Blog, Epos, Featured

243. Een objectief verhaal

Een paar weken geleden kondigde ik een onderzoek naar heldenverhalen aan, om te zien of er moderne epen zijn die ons ‘verder helpen’ met onze globale problemen. Die zoektocht was geïnspireerd door een analyse van schrijver C.S. Lewis uit de jaren veertig van de vorige eeuw.

In een lezingenreeks over Milton’s Paradise Lost maakt Lewis een onderscheid tussen zogenaamde primaire en secundaire heldenverhalen.
Het primaire epos kent geen patroon, geen ontwerp, geen bedoeling. Glorie en ongeluk wisselen elkaar af, de ene gebeurtenis is min of meer even belangrijk of onbelangrijk als de andere. Er is geen enkel resultaat permanent: vandaag doden we anderen en heffen we het glas, morgen worden we zelf gedood en drinken anderen op hun zege.
In het primaire epos is lijden betekenisloos en futiel. Er verandert niets door. In Lewis’s woorden: het oude epos “laat dingen min of meer achter zoals het ze aantrof”.
Het secundaire epos wordt daarentegen gekenmerkt door het besef van een verandering die er toe doet, van een overgang. En een besef van roeping. Er is iets dat roept of wenkt, “maar je moet je oren spitsen om de stem te horen”. Deze roeping eist gezocht te worden, maar weigert te worden gevonden. En geluk is alleen weggelegd voor degenen die de roeping volgen, de anderen blijven achter in niemandsland, in limbo.

De werken van Homeros behoren tot het primaire epos, zegt Lewis. De verwoesting van Troje in de Ilias is iets dat elke dag gebeurt. Dramatisch, maar niet rampzalig.
Vergilius is, met Het verhaal van Aeneas, de schepper van het secundaire epos (niet in de zin van tweederangs, maar van volgend op het oorspronkelijke epos). Bij hem is de verwoesting van Troje een catastrofe, het einde van een tijdperk. Maar ook het begin van iets nieuws.
Het einde van Troje is namelijk het begin van Rome – en de laatste overlevende van Priamus’ hof, Aeneas, is de voorvader van Romulus en Remus.

Mijn uitgangspunt bij het onderzoek van heldenverhalen is tweeërlei:

1. Betreft het een verhaal dat dingen bij het oude laat, of is er sprake van een epos dat ons ‘verder brengt’?
2. En als het een secundair epos is: wat voor bijdrage levert het dan aan de oplossing van globale problemen als klimaat, ongelijkheid, discriminatie, vervreemding, oorlog, honger etc.?

Een stap terug
Ik begon mijn analyse vorige maand met het overnemen van Lewis’ inschaling van Homeros als een dichter van primaire epen – van verhalen die alles bij het oude laten. En ik denk nog steeds wel dat dit klopt. Ik wil echter dit artikel besteden aan de vraag: ook als Ilias en Odysseia primaire epen zijn, hebben ze ons desalniettemin misschien toch iets te leren?

Ik geef toe: een deel van mij kan het gewoon niet verkroppen dat verhalen waarmee ik groot ben geworden – die ik als kind in samenvatting heb gelezen, als Italiaanse serie verfilmd heb gezien en die ik op de middelbare school zelf heb vertaald – terzijde zouden worden geschoven als literair belangrijk, maar niet ‘behulpzaam’ in levensbeschouwelijke of maatschappelijke zin. Te meer omdat de verhalen van Homeros eeuwenlang voor Grieken een richtsnoer voor hun leven hebben geboden.

Homeros was immers eeuwenlang de voornaamste leermeester van de Griekse jeugd. Weliswaar figureerden ook andere dichtwerken in het Griekse onderwijs, maar Ilias en Odyssee vormden de hoofdmoot. Tot in de tijd van Plato en Aristoteles (iets wat onder andere in de eerste twee boeken van Plato’s Staat wordt bekritiseerd) is Homeros voor de Grieken

de oorkonde van goddelijke en menselijke dingen in de breedste zin, hun religieuze codex, hun oorlogsdocent, hun oude geschiedenis, waar nog laat alle historie zal aanknopen, zoals ook alle geografie aan hem appelleert; hij is voor hen veel meer dan voorgeschreven, vastgelegde tempelgezangen hadden kunnen zijn. Tot aan de laatste schrijvers van de keizertijd, ja zelfs tot diep in de byzantijnse tijd reikt een voortdurende kritische, esthetische, antiquarische en linguïstieke omgang met hem.
(Jacob Burckhardt, Griekse Kultuurgeschiedenis)

Gezien de haast onpeilbare invloed van Homeros op het Griekse leven, moeten we dus vragen: wat leerden ze van hem – vooral qua moraal, qua omgang met individuele maar vooral maatschappelijke problemen?
Lewis zegt: niets, vanuit het perspectief van het secundaire epos. Homeros is groots, zegt Lewis, maar wat hij weergeeft is uiteindelijk futiel. Tragisch, maar futiel.

‘En hier zit ik Troje’, zegt Achilles tegen Priamos, ‘om jou en je kinderen te treffen’. Niet ‘om Griekenland te verdedigen’, niet eens ‘om roem te vergaren’, niet op een of andere wijze geroepen om Priamos te treffen, maar gewoon het te doen omdat de dingen nu eenmaal zo gaan.

Lewis wijst echter zelf op een kenmerk van de Ilias dat ik als waardevol zou willen bestempelen: de afwezigheid van een subjectieve ‘Griekse’ blik op de Trojaanse oorlog. Nergens beschrijft Homeros de oorlog als een strijd van Grieken tegen ‘Barbaren’. Nergens wordt zelfs maar gesuggereerd dat er een verschil bestaat tussen Grieken en Trojanen. De nobelste figuur in het verhaal is een Trojaan. De ergste gruwelijkheden worden door Grieken begaan.

Homeros is een ‘objectieve’ dichter die vertelt wat er gebeurt, niet om een bepaald standpunt te verdedigen, maar om te tonen hoe de wereld in elkaar zit. De ene keer geeft hij daarom het Griekse perspectief weer, de andere keer het Trojaanse. De ene keer de blik van Achilles, de andere keer van Odysseus.

Homeros is een door en door objectieve en, je zou kunnen zeggen, anti-melodramatische, dichter. Het gaat er hem niet om wie de strijd wint, en die strijd zelf wordt nooit gepresenteerd als eentje tussen goed en kwaad.
Homeros geeft beide kanten van de oorlog weer, en zo benadrukt hij dat het een strijd tussen gelijken, tussen louter mensen, betreft. Niet tussen mensen en monsters.

Dat is punt 1 wat we van de Griekse zanger kunnen leren, denk ik: dat je in het midden van een meedogenloze oorlog de ander, de tegenstander, als een mens, als gelijk aan jou kunt zien. Een punt dat nog steeds verdient om herhaald te worden – als tegenwicht tegen zo ongeveer alle oorlogspropaganda, ook de moderne.

En er is een tweede erfenis van Homeros, die nog dieper gaat.

Homeros heeft ons de held gegeven.

Natuurlijk, de Griekse heldensagen zijn ouder dan de homerische werken (en verhalen over andere helden, zoals Gilgamesj, zijn nog aanzienlijk ouder). Maar Homeros heeft door zijn meesterschap de held gecodificeerd: hij heeft als eerste vastgelegd wat een held is en waaraan die moet voldoen.

Heroisch
Een held moet allereerst naar het hoogste streven, hij moet

altijd de eerste zijn en de ander voorbijstreven.

Dat is het advies waarmee Achilles door zijn vader de Trojaanse oorlog in wordt gestuurd en wat als motto voor de heroïsche mens zou kunnen dienen.
Een held streeft naar het uiterste – hij zoekt grenzen op. Hij is een aantrekkelijke verschijning, maar niet noodzakelijkerwijs erg edelmoedig, waardig of goed. Hij demonstreert eerder de onaangetaste en welhaast naïeve zelfzucht van de mens, zonder enig schuldgevoel, maar groot en moedig – en grootmoedig.

Aan het heldenideaal doen zelfs foute daden weinig afbreuk (net zomin als woede, jaloezie of leugenachtigheid afbreuk doet aan de goddelijkheid van Zeus of Apollo). Helden kunnen soms verschrikkelijke dingen doen, maar ze doen dat niet uit boosaardigheid of wreedheid, maar alleen om hun doel te bereiken.

Achilles, de hoofdfiguur van de Ilias, is de (homerische) held par excellence. Achilles is iemand die naar het bovenmenselijke streeft en leeft met onmetelijke hartstocht. Hij bemint met heel zijn wezen en even volledig haat hij. Daarbij heeft hij een verheven ziel – na de gruwelijke wraak op Hector weet hij dat zijn korte maar roemrijke leven weldra ten einde zal zijn, maar hij accepteert dit in een toestand van sublieme rust. Zijn loutering wordt voltooid in de ontmoeting met Priamos, wanneer hij deze Hector’s lichaam terug geeft – zij het dat hij de koning waarschuwt hem niet te prikkelen, omdat hij bang is hem dan toch nog te doden.
De held streeft vooral naar een godgelijk bestaan, naar eeuwige jeugd en schoonheid. Hij toont zijn kunnen vooral in de gewapende strijd – heldhaftig zal altijd als primair een moedig optreden in de oorlog betekenen.
Of de held daarbij zegeviert, is minder belangrijk – succes is geen criterium van heldendom.

Zo heeft Homeros de wezenlijke held geschapen en alle recentere vormen van heldhaftigheid zijn op deze gebouwd. In die zin zit er in het secundaire epos altijd nog veel van het primaire, en kunnen we ons zonder het voorbeeld van Achilles geen held voorstellen.

Dus. Hoewel het epos van Homeros ‘nergens heen gaat’, helpt het ons toch. Het geeft ons de figuur van de held – dit is waar het heldenepos vandaan komt. En het toont ons dat de held overal gevonden kan worden, ook bij de ‘vijand’.

Dat zijn belangrijke lessen, dunkt me.