Een paar weken geleden had ik het in een essay over het sturen van gedrag middels ‘incentives’ – beloningen en straffen – en hoe dat sturen vaak averechts kan uitpakken. Mensen ontwerpen prikkels met een bepaald doel voor ogen, maar moeten dan vaak achteraf concluderen dat die prikkels dat doel niet dichterbij hebben gebracht.
Reden van die mislukking is dat we onmogelijk alle gevolgen van ons handelen kunnen voorzien. Zoals Milan Kundera het omschrijft: de mens is iemand die in de mist loopt. We weten niet waar we heen gaan, we weten niet waar we uitkomen als we de ingeslagen weg volgen.
De mist waarin wij lopen, wordt enerzijds veroorzaakt door andere mensen, anderzijds door de fundamentele onzekerheid van onze wereld.
Wanneer wij handelen, zijn we altijd afhankelijk van anderen. Zij pakken onze daden op en doen daar iets mee wat wij niet in de hand hebben – en zelden kunnen voorzien.
Dat is het wat menselijke vrijheid betekent.
Wanneer wij ingrijpen in de wereld, beïnvloeden we een systeem dat we maar gedeeltelijk begrijpen – dat we maar gedeeltelijk kunnen begrijpen.
Simpele systemen laten zich sturen. Ik draai de kachel omhoog en de kamer wordt warmer. Ik draai de kachel lager en de kamer koelt weer af.
Maar sommige systemen zijn te ingewikkeld, met teveel onoverzichtelijke terugkoppelingen, om te voorspellen wat een bepaalde ingreep zal bewerkstelligen.
Als we fossiele brandstoffen opstoken wordt de aarde warmer. Als we er morgen mee stoppen, koelt de aarde niet meteen af – daar is het klimaatsysteem te ingewikkeld voor, met inbreng van zon, zee, wolken, gletsjers, bossen, planten, dieren…
De wens om systemen volledig te beheersen is de wens van de maker. Degene degene die vooraf het beeld van het proces – en de uitkomst – al in het hoofd heeft. Voor wie alles alleen nog maar te hoeft worden uitgevoerd zoals het bedacht is.
Een maker streeft naar de triomf van het verleden over de toekomst.
In ons leven is echter weinig plaats voor de beheersing waar de maker naar streeft. Meestal gebeurt er iets dat niet voorzien was – zeker als er andere mensen ‘in het spel’ zijn. De toekomst triomfeert over het verleden.
Vanuit het perspectief van de maker is zo’n onvoorzien gevolg altijd een nederlaag – iets dat moet worden vermeden. En zo denken we ook meestal over onbedoelde gevolgen: als over een mislukking, als over iets dat beter anders had kunnen lopen.
Echter.
Er schuilt in de onberekenbaarheid en ‘onmaakbaarheid’ van onze wereld ook iets moois. Onbedoeld kan een plan namelijk ook veel beter uitpakken dan de planner voor ogen had.
Ik werd op deze waarheid gewezen toen ik twee weken geleden in Venetië was en mijn favoriete kerk bezocht – Santa Maria dei Miracoli.
In tegenstelling tot veel andere kerken in Venetië is de Miracoli niet gebouwd gedurende meerdere eeuwen, onder toezicht van verschillende bouwmeesters, maar in slechts acht jaar, onder leiding van Pietro Lombardo. Voor wie er de eerste keer rondloopt lijkt het geen langzaam gegroeid amalgaam, maar een gebouw aus einem Guss, zoals de Duitsers zeggen. Of, zoals een vriend van mij het omschreef, een product van “schitterend vasthouden aan en uitvoeren van een artistiek concept.”
Maar het uiterlijk van de Miracoli bedriegt. Het is namelijk niet zozeer een product van Lombardo’s artistieke concept, als een weergave van zijn woelige geschiedenis. En die geschiedenis is geen verslag van de uitwerking van een visie – eerder van een reeks schitterende ongelukken.
Toeval
Kijk voor je verder leest even rond, middels het volgende filmpje:
Als je rond de Miracoli loopt, lijkt het een kunstwerk. Een kleine, vrij eenvoudige, maar beeldschone kerk. Je zou dan niet vermoeden dat wat je ziet het resultaat van een serie toevalstreffers is.
Allereerst was de Miracoli oorspronkelijk helemaal niet als kerk bedoelt.
De Santa Maria dei Miracoli is genoemd naar het schilderij dat boven het altaar ten toon wordt gesteld: een portret van Maria en kind, waaraan rond 1480 tientallen wonderen werden toegeschreven. Buurtbewoners besloten daarom dat er een kapel moest komen om het werk te huisvesten en ze schreven een ontwerpwedstrijd uit. Die competitie werd (in 1481) gewonnen door een ontwerp van een simpel rechthoekig gebouw van baksteen, met een omhulsel van stenen platen.
De beeldhouwer Pietro Lombardo werd uitgekozen om het simpele ontwerp te verwezenlijken. Hij was geen architect, maar de opdrachtgevers dachten dat dit geen probleem zou zijn, gezien de lage eisen aan het gebouw. Tijdens de werkzaamheden bleven de giften echter binnenkomen en in 1485 werd de opdracht uitgebreid – met een tweede verdieping en een priesterkoor.
Daarmee begonnen de problemen.
Lombardo had de kapel zuilen met Korinthische kapitelen gegeven en kon dus niet anders doen dan bij de tweede verdieping Ionische zuilen toevoegen. Dat ging echter in tegen de architectonische regel dat hoe hoger je komt, hoe uitgebreider de ornamentatie moet zijn.
De zuilen zijn verder louter decoratief, ze houden niets overeind. Lombardo probeerde dit niet eens te verbergen: de zuilen en hun verbindende bogen eindigen ruim onder de volgende verdieping en het dak. De muren van de kerk zijn slechts zeven centimeter dik en dragen dus ook niks, behalve het decoratieve marmer. Het gewelfde dak dat je binnen in de kerk ziet, hangt aan het echte dak daarboven – en zelfs dat houten dak met loden dakpannen is te zwaar voor de muren, die door ijzeren stangen bijeen moeten worden gehouden.
Alle marmeren platen, nissen, vensterbanken, lijsten en uitsparingen hebben hun eigen patronen, die niet op elkaar zijn afgestemd. Het is niet zo dat alles volkomen willekeurig is verdeeld, maar ritmes worden steeds weer onderbroken.
De grootste onregelmatigheid is het priesterkoor. Dat zou in een normale kerk gewoon achter het schip zijn gebouwd – maar gezien de kleine locatie zou Lombardo dan geen ruimte hebben overgehouden voor de sacristie. Dus besloot hij het priesterkoor bovenop de sacristie te plaatsen. Omdat het valse gewelf dan echter niet genoeg ruimte bood, moest er een extra koepel boven het altaar komen. Dat gaf het schilderij van de madonna een ereplaats, hoog boven de kerkvloer, onder een serene koepel.
De afbeeldingen in de kerk vertonen ook weinig structuur: het houten cassette-gewelf bevat vijftig afbeeldingen van profeten en heiligen, terwijl de pilaren zijn versierd met kleine engelen, zeemeerminnen en meermannen.
En toch.
Voor wie zich in de Miracoli bevindt doen de tegenspraken geen afbreuk aan het genot, integendeel. Het lijkt alsof je in een droom rondloopt. En het marmer geeft, in al zijn verscheiden patronen en kleuren, een eenheid die over alle onregelmatigheden wegvoert.
Improvisatie, het oplossen van onvoorziene problemen, heeft hier voor een meesterwerk gezorgd dat geen blauwdruk had kunnen verbeteren.
En dat is een les voor ons: wij zijn geneigd elke afwijking van ons plan als een mislukking en een nederlaag te ervaren.
Maar dat hoeft niet.
Vaak genoeg is een afwijking een verbetering. En creativiteit vloeit nooit rijkelijker dan wanneer ze wordt uitgedaagd door beperkingen en voldongen feiten.
In der Beschränkung zeigt sich der Meister – Goethe zei het al.