Vorige week besprak al een paar verschillen tussen reizen en toerisme, gebaseerd op de verbeeldingen van die activiteiten in twee klassieke films: King Kong en Jurassic Park. We sloten af met de analyse dat toeristen niet echt willen rondreizen (ondanks dat ze een toer’ maken) – ze willen niet ergens heengaan, ze willen ergens zijn. En als ze niet op hun bestemming aankomen, is de trip verpest.
Reizen, daarentegen, hangt niet af van het al dan niet bereiken van een bestemming. Natuurlijk, in King Kong wil ‘projectleider’ Carl Denham Skull Island bereiken. Maar zijn metgezellen weten niet eens waar ze heengaan. Ze zijn wel nieuwsgierig, maar het doel is niet het meest wezenlijke van hun reis. Voor hen is reizen hun werk, of een manier van leven, of allebei. Ze plannen geen reisje voor een weekend of schoolvakantie; ze zoeken geen onderbreking van hun dagelijkse leven: dit is hun dagelijkse leven. Ze zijn van huis, maar dat betekent niet geen pauze in hun normale leven. Hun leven wordt simpelweg geleefd.
Natuurlijk, net als in elke reis schuilt er ook in Kong een element van ontsnappen, van escapisme. Vooral voor Ann Darrow: zij aanvaardt Denham’s aanbod om een kleurloos en uitzichtloos leven in new York achter zich te laten. Maar dit betekent niet, zoals met toerisme, dat de reis een tussenfase is, een pauze om op adem te komen. Wanneer Ann aan boord van de ‘Venture’ gaat, neemt ze geen time out: ze verandert haar leven. Ze rekent er niet op dat ze als dezelfde persoon in dezelfde situatie terug zal keren. Ze weet dat haar vertrek de situatie zal veranderen – en haarzelf.
Jezelf veranderen – dat is het doel van de reiziger. Als je terugkeert van je reizen (als je al terugkomt) zul je een ander mens zijn. Als dat niet zo is, heb je niet echt gereisd. Dan ben je alleen maar een toerist geweest, wat betekent dat je een rond hebt gemaakt en bent terugkeert bij dezelfde plek als waarvan je bent vertrokken: jezelf.
In het tijdsbestek van Kong verandert voor Ann alles: ze krijgt een baan als actrice, wordt verliefd, vormt een beauty-beaat relatie met Kong en transformeert in een ster. Allemaal omdat ze Denham’s aanbod accepteert. Kleine oorzaak, grote gevolgen. In zijn onvoorspelbaarheid is het haast een illustratie van Ian Malcolm’s chaostheorie. net als alle reizen. Als Ann die appel niet had gestolen; als zij en Jack niet verliefd waren geworden; als de inboorlingen haar blanke huid en blonde haar niet hadden gezien; als ze niet alleen aan dek was geweest, een prooi voor ontvoering; als ze niet door de T-rex was aangevallen; als de fotografen geen flitslicht hadden gebruikt, waardoor Kong dacht dat ze Ann aanvielen; als ze niet een hotelkamer met raam had genomen, uitkijkend op de straat waar Kong voorbij kwam; als de schreeuwende vrouw niet als Ann had geklonken – dan zou het verhaal zich op ene totaal andere manier ontwikkeld hebben. Geen van deze zaken was vooraf gepland, geen ervan was een voorwerp van keuze. geen van hen zou hetzelfde effect hebben als je ze zou herhalen.
Alle reizen zijn, in Malcolm’s woorden, accidents waiting to happen. Alle reizen zijn ogenschijnlijk eenvoudige systemen die uiteindelijk onvoorspelbaar gedrag vertonen. dat is hun bedoeling.
Pretparken behoren niet zo te werken.
Opgegeten worden door een T-rex is niet iets waar je voor betaalt, het is een fout, zoals een ongeluk met een achtbaan. (Zoals parkmanager Arnold uitlegt vertonen alle nieuwe pretparken en dierentuinen dergelijke onvolkomenheden.)
IN Jurassic Park zijn de dinosauriërs geen dieren, ze zijn attracties – rides. Ze zijn gemanipuleerd om op ene bepaalde, voorgeschreven manier te functioneren. Ze zijn omgeven door hekken zodat ze niet met elkaar kunnen omgaan. De vleeseters jagen niet, maar worden gevoerd. Als de dieren weigeren zich aan de toeristen te laten zien, worden ze gelokt door een hapje – zoals een geit.
Weinig aan deze dieren is echt. Ze zijn gene product van evolutie, maar van genetische manipulatie. Ze zijn allemaal vrouwtjes, zodat ze zich niet voort kunnen planten. Ze zijn allemaal afhankelijk van het eiwit lysine, dat ze in tabletvorm krijgen toegediend. Zonder dat supplement raken ze binnen twaalf uur in coma.
Toegegeven, de dieren in Jurassic Park zijn geen robots of holografische projecties. Maar het feit dat ze daadwerkelijk leven maakt ze nog niet tot echte dinosauriërs. Ze tonen ons onschatbare aanwijzingen over hoe echte dino’s leefden, maar ze zijn niet the real thing – of in elk geval niet hetzelfde ding.
Jurassic Park zal dan ook paleontologen als Grant en sattler niet overbodig maken, zoals malcolm suggereert. Ze zullen niet vervangen worden door biologen die dino’s in hun natuurlijke habitat observeren – om de simpele reden dat Jurassic Park geen natuurlijke habitat is. Het is een park, Een museum. Een dierentuin. De dino’s daar vertellen ons ongeveer evenveel over de oude sauriërs als een modern paard over de eohippus.
De attracties van Jurassic Park behoren geen andere levende wezens te doden en ze behoren niet te worden gedood – door elkaar of door mensen. In de film wil jachtopziener Muldoon de velociraptors doden, omdat ze veel gevaarlijker zijn geworden dan voorzien was. Hammond legt hem het zwijgen op met een snauw en het ophalen van zijn schouders: deze wezens zijn gewoon een te grote investering. In het boek wordt alles gedaan om de T-rex te vangen, zelfs als ze al verschillende slachtoffers heeft gemaakt.
El dier op het eiland is onbetaalbaar: ze zijn gepatenteerde uitvindingen, industriële geheimen. Ze lokken spionage en sabotage uit. Hun waarde ligt in hun nieuwheid: na een bepaalde juridische periode zal Hammond’s copyright verstrijken en zal Jurassic Park gewoon ene dierentuin worden. Maar nu zijn de dieren nog unieke schatten, wandelende Rembrandts en Picassos.
Nadat de Amerikanen hem ontdekt hebben, heeft Kong dezelfde status. Vanaf dat moment is hij een eigendom, een inkomstenbron voor Denham en iedereen die met zijn Amerikaanse tour te maken heeft. Tour – dat woord geeft aan wat is gebeurd: het verhaal is van een reisverhaal een toersimeevrhaal geworden. Kong zelf is een attractie geworden: “King Kong, het achtste wereldwonder”. Hij is geen god meer, maar een offer aan Mammon.
Als Kong wild wordt, zij er geen rituelen om hem tot bedaren te brengen. Hij wordt opgejaagd en neergeschoten. Einde verhaal. Maar niet het einde van Kong-toerisme: ongetwijfeld zal Denham of een andere P.T. Barnum met Kong’s stoffelijke resten Amerika doorkruisen, kaartjes verkopend aan nieuwsgierige. (Jong Hammond is volgens Crichton’s boek op soortgelijke manier begonnen, als een rondreizende showman met een twintig centimeter hoge, maar perfect gevormde olifant – niet op kermissen, maar op bijeenkomsten van investeerders.)
En mensen zullen trips naar Skull Island organiseren, om alle ander prehistorische dieren te zien. Misschien zullen ze het eiland kopen en in een resort veranderen. Ze zouden de dino’s kunnen verdoven en opsluiten, ze zouden wegen langs hun kooien kunnen leiden, net als in een dierentuin. Ze zouden het ‘Cretaceous Park’ kunnen noemen, naar het tijdvak waarin dinosauriërs over de wereld heersten. Maar ‘Cretaceous’, nee, dat heeft niet helemaal de juiste klank. Een betere naam is misschien…
Als King Kong de ongelukkige ontwikkeling van reizen naar toerisme laat zien, toont Jurassic Park dan het onvermijdelijke terugzwaaien van de slinger, de verandering van toerisme in reizen? Zijn alle pretparken, alle toeristenattracties, systemen die noodzakelijkerwijs onvoorspelbaar zullen worden – en gereduceerd tot chaos? Is toerisme niet meer dan travel waiting to happen?
Helaas.
Individuele trips kunnen natuurlijk fout lopen, maar fouten kunnen bijna altijd worden gecorrigeerd. Pretparken kennen ongelukken, maar ze kunnen meestal worden voorkomen. Een echt Jurassic Park zou snel weer open zijn, met meer personeel, beter beveiliging, hogere hekken, extra waarborgen.
Jurassic Park (of chaostheorie) toont niet dat eenvoudige systemen altijd op hol slaan. Ze tonen dat je deze systemen niet kunt beheersing door de knoppen op een bepaalde manier in te stellen en het geheel dan te laten draaien. Er moet een vorm van feedback bestaan en aanpassingen moeten mogelijk zijn. Er moet flexibiliteit bestaan, en aanpassingsvermogen, en intelligentie. Computers kunnen in dit opzicht tekort schieten, maar mensen ook, als ze rigide en obsessief worden. Dat is wat met Hammond gebeurt. Dat is wat met Denham gebeurt. Niet verwonderlijk, gezien oerisme (als elke bedrijfstak) op de bottom line gericht is. Omdat het is gedevieerd in termen van rentabiliteit, is het bedrijfsleven onderhevig aan dezelfde rigiditeit als elk gedrag dat gedreven wordt door een doel. Tot op zekere hoogte is dit ook onvermijdelijk, en onschuldig. Voorbij dat punt verandert aanpassing in verslaving. En dat is wat we zien in King Kong en Jurassic Park: hoe de reiziger die zich aan zijn omgeving aanpast, verandert in de toerist die ervan afhankelijk is.