130. Het jaar van onbarmhartigheid

Posted on 28 dec 2016 in Blog, Featured, Uncategorized

130. Het jaar van onbarmhartigheid

Voor de katholieke kerk was 2016 het jaar van de barmhartigheid. Paus Franciscus opende het heilige jaar op 8 december 2015 en sloot het op 20 november jongstleden. Dit gebeurde door het openen en sluiten van een ‘heilige deur’ in de Sint Pieter-basiliek. Bij de afsluitende viering sprak de paus zijn dankbaarheid uit voor de vele ervaringen van goedheid en barmhartigheid in het afgelopen jaar: “Wij zijn dankbaar dat we barmhartigheid mochten ontvangen, zodat we zelf ook barmhartig kunnen zijn en wij eveneens werktuigen van barmhartigheid kunnen worden.”

Barmhartigheid lijkt niet ‘heel erg 2016’ – een jaar waarin een grote telecom-aanbieder reclame maakt met ‘genadeloos lage prijzen’ – terwijl lage prijzen, vanuit het perspectief van de klant, toch eerder barmhartig genoemd zouden moeten worden. Maar ‘barmhartig’ is een beetje een ouderwets woord – zo ouderwets, kennelijk, dat het in een situatie, waar het precies van toepassing is, vervangen wordt door zijn tegendeel!

Behalve dat het ouderwets overkomt, is barmhartigheid ook een ingewikkeld begrip. Het bevat elementen van liefdadigheid, empathie, medelijden, vergeving en genade, zonder dat het met één van deze samenvalt. De wortels van het begrip liggen in het Grieks (eleimon, waar ons woord aalmoes van is afgeleid), Latijn (misericors) en Middelhoogduits (barmherzec).

Wat is dan precies barmhartigheid?
Ik denk dat de betekenis van barmhartigheid het beste naar voren komt uit de bijbelpassage die het eerste in je op komt, wanneer je aan barmhartigheid denkt: de parabel van de barmhartige Samaritaan.

unknown-1

Het verhaal van de Samaritaan vinden we in het evangelie van Lucas, hoofdstuk 10:

Daar kwam een wetgeleerde naar Hem toe om Hem op de proef te stellen. ‘Rabbi,’ zei hij, ‘wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwig leven?’ [26] Hij zei tegen hem: ‘Wat staat er in de wet geschreven? Hoe leest u dat?’ [27] Hij gaf ten antwoord: ‘U zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’ [28] Hij zei tegen hem: ‘Juist geantwoord! Doe dat en u zult leven.’
[29] Maar hij wilde zich rechtvaardigen en vroeg aan Jezus: ‘Ja maar, wie is mijn naaste?’ [30] Jezus nam weer het woord en zei: ‘Op reis van Jeruzalem naar Jericho viel iemand in handen van rovers. Ze schudden hem uit, mishandelden hem en lieten hem halfdood achter. [31] Toevallig kwam er een priester langs die weg; hij zag hem, maar liep in een boog om hem heen. [32] Ook een Leviet die voorbijkwam en hem zag, liep in een boog om hem heen. [33] Toen kwam er een Samaritaan langs die op reis was; hij zag hem en was ten diepste met hem begaan. [34] Hij ging naar hem toe, goot olie en wijn op zijn wonden en verbond ze. Toen zette hij hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een herberg, waar hij hem verder verzorgde. [35] De volgende ochtend haalde hij twee denariën tevoorschijn en gaf ze aan de waard. “Zorg voor hem,” zei hij, “en als u nog meer kosten moet maken, zal ik ze u op mijn terugreis vergoeden.” [36] Wie van die drie is naar uw mening de naaste geweest van de man die in handen van de rovers was gevallen?’ [37] Hij zei: ‘Hij die hem barmhartigheid heeft bewezen.’ Jezus zei tegen hem: ‘Doe dan voortaan net als hij.’

We zien hier dat de vergelijking van de Samaritaan eigenlijk niet in de eerste plaats over barmhartigheid gaat, maar over wie je naaste is. En het antwoord daarop is: degene die zich tegenover jou barmhartig toont.
We zouden dit volgens mij ook om kunnen draaien en zeggen: barmhartig is degene die zich wanneer je in nood bent, gedraagt zoals je naaste.

Ik bedoel hiermee het volgende: wanneer de Samaritaan de broer of vader van het slachtoffer was geweest, zou niemand zijn daden als barmhartig hebben omschreven. Immers, voor je gewonde familielid zorgen is niet meer dan vanzelfsprekend. Het is wanneer je jezelf ontfermt over iemand die niet letterlijk je ‘naaste’ is, dat er sprake is van barmhartigheid. Wanneer je iemand die verder van je verwijderd is, toch als ‘naaste’ behandelt.

Barmhartigheid is bij nood handelen alsof er geen of weinig afstand is – is de vriend als een broeder behandelen, de kennis als vriend, de vreemde als kennis. Barmhartigheid is de (nooddruftige) ander naderbij halen.

Was 2016 een jaar waarin de barmhartigheid triomfeerde? Het is moeilijk, zoniet onmogelijk om over een heel jaar en over de hele wereld een dergelijke uitspraak te doen. Om te kijken of we toch een rode draad kunnen ontwaren, wil ik kijken naar voorbeelden van de zogenaamde ‘werken’ van barmhartigheid. De traditie noemt er zeven:

De hongerigen spijzen
De dorstigen laven
De naakten kleden
De vreemdelingen herbergen
De zieken verzorgen
De gevangenen bezoeken
De doden begraven

Je zou zeggen: als we ergens barmhartigheid zouden moeten kunnen ontwaren, is het hier.
Dus: hoe zat het met de werken van barmhartigheid in 2016?

De hongerigen spijzen
Als u bent zoals ik, hebt u het afgelopen jaar geen grote hongersnood op het netvlies gehad. Ik herinner me vaag wat verontrustende berichten uit Madagascar en Ethiopië, maar er is geen ‘Do they know it’s Christmas time?’ uitgebracht, dus het zal allemaal wel meevallen. Toch?

En dan de feiten, van het World Food Programme van de Verenigde Naties:
Op dit moment lijden 795 miljoen mensen in de wereld honger. Honger treft meer mensen dan aids, malaria en tuberculose samen. De meeste van hen wonen in Azië, maar het hoogste percentage in sub-Sahara Afrika. Daar is een op de vier mensen ondervoed.
Kinderen zijn, zoals altijd, de zwaarst getroffenen. Meer dan drie miljoen kinderen onder 5 jaar overlijden jaarlijks aan ondervoeding. Een op de vier kinderen is onvolgroeid, door slechte voeding. Een op de zes heeft ondergewicht en daardoor minder energie en een verminderde afweer tegen ziekten.

images

Hulporganisaties hebben gemerkt dat het dit jaar moeilijk was om geld in te zamelen voor slachtoffers van hongersnood. Waarom? Waarschijnlijk omdat deze mensen onzichtbaar zijn: ze worden aan ons zicht onttrokken door de slachtoffers van de Syrische burgeroorlog, die aan de poort van Europa staan. Ik geloof niet dat onze barmhartigheid van zichzelf zo begrensd is, dat we niet mededogen kunnen voelen met bijna 800 miljoen mensen die gebrek lijden. En we zijn rijk genoeg om hen te helpen. Voor 0,3 procent van ons gezamenlijke inkomen van de komende vijftien jaar zouden we honger in 2030 kunnen hebben uitgebannen, heeft het WFP becijferd.
Ons hart is groot genoeg voor dergelijke actie, denk ik, en onze beurs ook. Waarom doen we het dan niet? Omdat onze krantenpagina’s niet groot genoeg zijn, en onze journaals niet lang genoeg. Omdat dit probleem naar de rand van onze waarneming is geschoven – achter terrorisme en populisme, sport en spektakel.
Barmhartigheid kan datgene wat verder weg is, dichterbij halen. Maar het kan het onzichtbare niet zichtbaar maken.

De dorstigen laven
Voor het tweede werk van barmhartigheid wil ik meer inzoomen, op een bepaalde plek – het stadje Flint in het midwesten van de Verenigde Staten. Het jaar 2016 begon daar namelijk met een noodtoestand, omdat het drinkwater van de stad zo zwaar verontreinigd was dat het de gezondheid van de inwoners aantastte. Kinderen hadden verhoogde concentraties lood in hun bloed en twaalf mensen waren overleden aan legionella.
Eind december kondigde de gouverneur van Michigan een noodtoestand af voor Flint en omstreken, begin januari gevolgd door president Obama. Zo konden gelden van de staat en de federale overheid naar Flint stromen.
Eerder hadden de overheden in Lansing en Washington echter niets gedaan om het probleem te verhelpen: integendeel, ze hadden het mede geschapen.
De sneeuwbal begon te rollen in 2013, toen het armlastige Flint een door de gouverneur benoemde nood-manager kreeg, die de financiën op orde moest krijgen. Deze manager besloot in 2014, als maatregel om geld te besparen, Flints drinkwater niet meer uit het naburige Detroit te betrekken, maar uit de lokale rivier. Al snel bleek dat het water uit de Flint sterk verontreinigd was – en naast bacteriën bevatte het ook stoffen die de pijpen van het drinkwatersysteem aantastten. Zo kwamen verhoogde concentraties lood in het water.

unknown-4
Natuurlijk trokken bewoners aan de bel: ze klaagden dat het water uit de kraan bruin en groen was, en vies rook. Dat mensen er uitslag van kregen, en haaruitval.
Vanaf dat moment werden onderzoeken gedaan door lokale autoriteiten, gecontroleerd door staat en federale overheid. Maar hoewel alle onderzoeken een overschot van lood en ziekmakende bacteriën toonden, bleven de autoriteiten verzekeren dat het water veilig was – bijna anderhalf jaar lang. In de tussentijd discussieerden deskundigen, ambtenaren en politici over de uitkomsten van die onderzoeken en relevante maatregelen. Over de toepassing van regels en wetten. Mensen die overtuigd waren van de veiligheid, lieten zich door geen enkele meting van het tegendeel overtuigen – en hun halsstarrige houding werd nog versterkt door verschillende vormen van partijstrijd. Wij van Flint tegenover zij van Lansing. Wij van de republikeinen tegenover zij van de democraten. Wij deskundigen van Michigan tegenover experts van buiten de staat.
In het gekrakeel kregen vele mensen last van darmklachten door E. coli, waarop er meer chloor in het systeem werd gepompt. Zoals gezegd overleden twaalf mensen aan legionella. En kinderen kregen teveel lood binnen, wat de rest van hun leven hun gezondheid zal aantasten.
Sinds begin 2016 krijgt Flint weer schoon water vanuit Detroit. En een reeks van gerechtelijke onderzoeken en politieke hoorzittingen probeert de verantwoordelijken aan te wijzen – of te beschermen, omdat het partijgenoten betreft, of ondergeschikten die de verantwoordelijkheid kunnen doorspelen naar hun bazen.

Hoe konden al die mensen, en het zijn er honderden geweest, de ogen sluiten voor de feiten en de bewoners van Flint hun veilige drinkwater ontzeggen?
Groepsdruk is een antwoord, bijvoorbeeld in het milieubureau van Michigan: het water mócht niet onveilig zijn, dus wás het dat ook niet. En zelfrechtvaardiging: de beslissing om Flint goedkoper water te geven was met de beste bedoelingen genomen, dus moest die beslissing ook wel juist zijn.

Barmhartigheid werd zo onmogelijk. Bewoners van Flint werden niet als naasten gezien, die in nood waren, maar als lastige burgers die onnodig klaagden, als klanten die zeurden over een product, als kiezers die toch op een andere partij stemmen.
En als zwarten – want racisme speelde waarschijnlijk onbewust ook een rol bij het bagatelliseren van het probleem.
Bij het vergroten van de afstand.

Het kleden van de naakten
Vergeef me als ik een klein uitstapje maak, dat via een omweg toch weer naar barmhartigheid zal leiden, hoop ik.
Als ik denk aan kleding in 2016, denk ik namelijk meteen aan het meest omstreden kledingstuk van afgelopen jaar: de boerkini.
Na de aanslag in Nice op 14 juli, die 85 levens eiste, vaardigen een aantal Franse badplaatsen een verbod uit op het dragen van een boerkini. Hun burgemeesters meenden dat het dragen van boerkini’s de religieuze spanningen vergrootte en dat de kledij ook inging tegen Frankrijks laïcité, de neutraliteit van de openbare ruimte. In de woorden van de rechtse krant Le Figaro:

De boerkini is geen bescheiden en onschadelijk stukje kleding, maar een symbolisch gevechtstenue waarvan vrouwen de eerste gijzelaars zijn.

De angst voor de islam ging zo ver dat vrouwen die in boerkini op het strand lagen, door zwaargewapende agenten werden gesommeerd om hun ’teveel’ aan kleding uit te doen. Dat leidde tot dit soort onthutsende taferelen:

boerkini-verbod-672

We zien hier een vorm van omgekeerde barmhartigheid: niet het kleden van de naakten, maar het ‘naakten’ van de gekleden.
Hoe je ook tegen de boerkini aankijkt: een zedig geklede matrone behandelen als een voorpost van IS is geen basis voor barmhartigheid. Wie door de boerkini niet meer de vrouw ziet, ziet ook niet de meer de naaste die barmhartigheid verdient. Badkleding zien als een uniform is de mens reduceren tot een rol – en dit is een eerste stap in een langzaam proces van ontmenselijking, waarin iemand niet meer een individu is dat barmhartigheid verdient, maar alleen nog lid van een groep die moet worden bestreden. Het moslim vraagstuk. Het Marokkanen probleem.  Die Judenfrage.

De vreemdelingen herbergen
Over onze omgang met vreemdelingen is dit jaar heel veel gesproken. Op Europees niveau, op landelijke niveau, lokaal.
In Nijmegen sloot dit jaar opvangkamp Heumensoord de poorten – en hoewel het in zijn bestaan veel kritiek kreeg, bleken na afloop bewoners, medewerkers en vrijwilligers en met plezier op terug te kijken.
Lokaal waren er overal barmhartige initiatieven, nationaal was dat al veel moeilijker. Buiten Duitsland en Canada werden nergens voldoende vluchtelingen opgevangen. Nederland deed in 2015 een grote krachtsinspanning, maar bouwde de capaciteit in 2016 al weer af.
Kern van het probleem is de zogenaamde ‘Turkije-deal’, het plan Knaus-Samson dat leidde tot een overeenkomst tussen de EU en Turkije. In ruil voor pro-Turkse concessies zou dat land afgewezen vluchtelingen terugnemen uit Griekenland. De EU zou voor elke ’terugkeerder’ een vluchteling opnemen.

unknown-5

Hoewel de deal vanuit politiek oogpunt een succes is – er komen veel minder vluchtelingen naar West-Europa – faalt hij vanuit het oog van barmhartigheid. Niet omdat een dergelijke aanpak bij voorbaat niet deugt. Kiezen voor het minste kwaad kan in sommige situaties de deugdelijke keuze zijn en een werkend compromis valt niet te versmaden.
Bovendien is berekenend, maar effectief overheidsbeleid soms te verkiezen boven machteloze goedwillendheid. We hebben meer profijt van een goed toegeruste welvaartsstaat dan van individuele liefdadigheid. Zo zou een effectief Europees vluchtingenbeleid, met voldoende grenscontroles, snelle asielprocedures, een werkend terugkeerbeleid en een ruimhartig opvangen van de kwetsbaarsten, een barmhartig alternatief zijn voor een vrij verkeer van vluchtelingen of dichte grenzen – die allebei in de praktijk veel meer leed zouden veroorzaken.
Barmhartigheid is een deugd – en Aristoteles heeft ons geleerd dat een deugd het midden houdt tussen een teveel en een te weinig.
Intussen is er echter geen deugdelijk midden, omdat de Turkije deal niet wordt uitgevoerd – niet door Turkije, maar vooral niet door Europa, dat slechts vijf procent van de toegezegde 160.000 vluchtelingen heeft opgenomen. Nederland zou 4782 mensen opnemen, de teller staat op minder dan een kwart. Tienduizenden mensen zijn gestrand in Italië en vooral in Griekenland, dat één groot Calais aan het worden is. En de winter is op komst.

De zieken verzorgen
Als klapstuk van zijn jaar van de barmhartigheid verklaarde paus Franciscus op 4 september Agnes Gonxha Bojaxhiu, beter bekend als Moeder Teresa, heilig. Voor hem en voor miljoenen anderen was moeder Teresa een aansprekend voorbeeld van barmhartigheid.
Op haar negentiende naar India vertrokken, wijdde ze zich bijna zeventig jaar lang aan de allerarmsten. In 1950 richte ze met dat doel een orde op, de Missionarissen van Naastenliefde, die overal ziekenhuizen stichtten.

unknown-2
In mijn jeugd was moeder Teresa een ster, een idool op het niveau van Gandhi en Martin Luther King. Dat ze in 1979 de Nobelprijs voor de Vrede kreeg, werd in die tijd als een voor de hand liggende keuze gezien. Later kreeg haar reputatie wel wat krasjes door reportages die de slechte omstandigheden in haar ziekenhuizen toonden. Bovendien was haar houding ten opzichte van abortus erg onbarmhartig, zelfs volgens de normen van de katholieke kerk was haar positie vrij extremistisch.
Afgelopen september werd haar heiligverklaring door Rome dan ook niet zo zo enthousiast ontvangen als haar ‘wereldlijke heiligverklaring’ door Stockholm, 37 jaar eerder. En veel van de kritiek op haar handelen snijdt ook hout.
Wat mij echter opviel in die kritiek, waren drie dingen: allereerst gingen de critici volledig voorbij aan het feit dat moeder Teresa zich van 1929 tot haar dood in 1997 aan de verzorging van armlastige zieken heeft gewijd. Dat is wel even iets anders dan een week in een Glazen Huis zitten. Op de tweede plaats zagen ze in haar fouten geen aanleiding voor barmhartigheid jegens moeder Teresa zelf – ze leefden zich niet in haar in, ze deden geen poging haar goede daden te scheiden van haar opvattingen, die misschien beperkt en achterhaald zijn, maar ook weer niet zo raar voor iemand die in 1910 in Skopje, in het Ottomaanse rijk, geboren werd. En tenslotte negeerden ze dat iemand niet perfect hoeft te zijn, om een rolmodel – een heilige – te kunnen zijn.
Mensen zijn niet perfect. Dáárom hebben ze barmhartigheid nodig.

De gevangenen bezoeken
Voor dit werk van barmhartigheid wil ik nog een keer teruggaan naar Amerika, en naar de beroemdste gevangenis ter wereld: Guantánamo. Vijftien jaar na zijn opening wonen er 59 gevangenen, van wie president Obama er nog 18 wil vrijlaten voordat Donald Trump ingezworen wordt. Trump heeft al aangekondigd Guantánamo open te willen houden.
Op z’n hoogte- of, zo u wilt, dieptepunt woonden er ongeveer 700 gevangenen in Guantánamo, die daar zonder proces werden vastgehouden. Vele van hen waren ontvoerd door de CIA, nadat ze, soms door politieke tegenstanders, waren aangewezen als terrorist. Of alleen maar omdat ze op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats waren.
Achteraf bleken ze vaak onschuldig, wat de regering Bush ertoe bracht ongeveer 500 van hen weer vrij te laten.
In 2006 werd een aantal terroristenverdachtenc vanuit Amerikaanse gevangenissen overgeplaatst naar Guantánamo om te worden berecht door een militair tribunaal, dat verdachten minder rechten geeft dan het Amerikaanse strafrecht. Zelfs onder die condities kwam het in de laatste jaren onder Bush maar tot drie veroordelingen – minder dan het aantal gevangenen, vijf, dat in gevangenschap overleed.

unknown-3

Al voor zijn aantreden beloofde Obama ‘Gitmo’ te sluiten, iets waar hij dus nu definitief niet in geslaagd is. Dat ligt aan twee dingen: de Republikeinse tegenstand in het congres, die elke vrijlating als een nederlaag in de strijd tegen terrorisme ziet, en de onmogelijkheid om voor mensen een nieuw tehuis te vinden. Amerika wil ze niet, hun vaderland wil ze meestal ook niet en bondgenoten van de Verenigde Staten reageren zoals Nederland: het is jullie probleem, los het zelf maar op.
Guantánamo is, denk ik, op een bepaalde manier de ergste gevangenis ter wereld. De meeste mensen zijn er zonder vorm van proces opgesloten. Velen van hen waren onschuldig. Degenen die waarschijnlijk wel schuldig zijn, worden voor ondefinieerbare tijd buiten het Amerikaanse rechtsyteem gehouden. Mensen die moeten worden vrijgelaten, kunnen geen plek vinden om heen te gaan. De behandeling van de gevangenen is vaak slecht. Velen zijn gemarteld.

Alle zaken die gevangenschap barmhartiger kunnen maken, ontbreken bij Guantanamo. De gevangenen zijn goeddeels onzichtbaar voor de rest van de samenleving, in een geografisch en juridisch niemandsland. Ze dragen uniformen – gedeeltelijk uit praktische overwegingen, maar zeker ook om hen te ontmenselijken, om hen minder tot individu te maken en meer ‘gevangene’. Ze zijn het slachtoffer van zelfrechtvaardiging: als ze in Guantanamo zitten, moeten ze wel gevaarlijke terroristen zijn, toch? Anders zaten ze daar niet.
Als Guantanamo al een poging is geweest om een of ander midden te vinden – tussen standrechtelijke executie en een normaal strafrechtproces – dan heeft die poging gefaald.
Overigens: voordat we de schud eenzijdig bij Bush en co. leggen, moeten we bedenken dat, waar de regering Bush mensen heeft laten ontvoeren en opsluiten, de regering Obama ze vaak door drones heeft geliquideerd.
Het kan altijd nog genadelozer.

De doden begraven
In september jongstleden werd een D66-voorstel voor een wet aangenomen (in de Tweede Kamer, nog niet in de Eerste), waardoor mensen automatisch orgaandonor worden – tenzij ze daar expliciet bezwaar tegen maken. De stemming in de Tweede Kamer illustreerde hoe verdeeld de samenleving op dit thema is: de stemming was 75-74 (en het afwezige kamerlid zou tegen hebben gestemd, zodat ze stemmen zouden zijn gestaakt).
Mensen hebben de neiging om mordicus tegen deze wet te zijn, of enthousiast voor.
Ikzelf weet het nog niet.

Zoals ik bij de vluchtelingen-paragrafa zei, ben ik niet principieel tegen georganiseerde barmhartigheid van overheidswege. Die kan effectiever zijn dan individuele barmhartigheid en duizend mensen op een wachtlijst voor donatie verdienen ook barmhartigheid. En een institutionele aanpak van de orgaanschaarste kan er ook toe leiden dat donatie niet alleen veelvuldiger, maar ook vanzelfsprekender wordt. Dat er een positieve sfeer ontstaat, van: dat doen we gewoon voor elkaar – met z’n allen.
Aan de andere kant verliezen we op deze manier ook iets. We verliezen de bewuste barmhartigheid, het individuele geschenk van iemand die zich aangedaan voelt door het leed van nier- of lever-patienten en die denkt: ik geef de mijne wel. Een dergelijk geschenk verliest veel aan waarde wanneer wordt geheven als een soort van belasting op het hebben van een lichaam. Wanneer wij worden gezien als een organenbank, die de overheid na ons overlijden mag leeghalen.
Ik weet het, de wet maakt (na kritiek van andere partijen) verschil tussen mensen die uit overtuiging doneren en mensen die slechts geen actief bezwaar hebben gemaakt). Maar dat verschil lijkt me erg schraal en voor de ontvangers maakt het natuurlijk geen moer uit, waar een hart vandaan komt.

Dus ik ben er nog niet helemaal uit, Ik zie er goede kanten aan, maar ook slechte. Barmhartigheid, maar ook onbarmhartigheid, in de vooronderstelling dat een dood lichaam niets heiligs meer is, dat bij voorbaat met huiver en eerbied behandeld moet worden. In de reductie van lichaam tot middel.
Anderzijds: als je bezwaar hebt tegen ene instrumentele benadering van jouw eigen lichaam, kun je bezwaar maken en dan zal niemand er een vinger naar uitsteken.

Ik moet er nog maar eens over nadenken, in 2017.