427. Zo boven, zo beneden, zo in het midden

Posted on 22 jun 2023 in Epos, Featured

427. Zo boven, zo beneden, zo in het midden

Van theoloog Harry Kuitert komt de beroemde uitspraak “Alle spreken over Boven komt van beneden, ook het spreken dat beweert van Boven te komen.” Kuitert bedoelde hiermee dat alle geloof een zaak van menselijke verbeelding is – dat we zaken van beneden, op aarde, projecteren op boven, de hemel – en dat er geen werkelijk ‘spreken van Boven’, dat wil zeggen Gods woord of hemelse boodschap, bestaat.

Wanneer mensen aan God denken, aan Jezus, aan engelen, pakken ze menselijke eigenschappen en vergroten die uit. Ze stellen zich de moreel meest hoogstaande mensen voor die ze kennen: de liefste, meest vergevende moeder; de wijste, meest oordeelkundige vader; de meest trouwhartige vriend; de moedigste vriendin. En elk van die getoonde karaktertrekken verbeelden ze zich nog beter, nog ruimer, nog groter, nog sterker, nog blijvender.

Hoe we ons die ‘hogere’ wezens voorstellen zegt dus veel over ons mensen van beneden – over wat we belangrijk vinden; wat goed; wat nastrevenswaardig. Uit onze verbeelding van het hogere blijkt veel over onze waarneming en waardering van het lagere. Ons beeld van engelen en goden is altijd (en misschien wel vooral) ook een beeld van onszelf.

Hetzelfde geld natuurlijk ook als we een beeld van duivels en demonen scheppen, van kwaadaardige wezens die, zogezegd, ‘onder’ ons in de hel wonen. Voor een dergelijk portret hoeven we slechts te bedenken hoe we onze echtgenoten hebben voorgelogen, hoe we ons benadeeld voelden door het succes van een collega, hoe we heimelijk genoten van het ongeluk van een vriend. En dan stellen we ons die trekken voor als onveranderlijk en niet afgewogen tegen betere eigenschappen (die ook in ons schuilen). De hel beneden ons is een beeld van ‘boven’, dat wil zeggen van onze wereld, die we misschien het beste als eentje van het ‘midden’ kunnen beschouwen.

Onze beelden van boven en beneden, hemel en hel, zeggen veel over hoe wij mensen zijn – en daarom kunnen we ook lering trekken uit een werk als Paradise Lost van John Milton, over de val van Lucifer uit de hemel en de val van Adam en Eva uit het paradijs. Ook wanneer we niet, zoals Milton zelf, in hemel en hel, God en Satan, engelen en demonen geloven, dan is het nog fascinerend hoe de dichter zich de ‘hogere’ en ‘lagere’ wereld voorstelt en hoe de wezens, die ze bevolken, in elkaar steken. De portretten die Milton schept van Goed en Kwaad en van Macht in velerlei vormen – daarin verbeeldt hij boven en beneden op een manier die het midden op meesterlijke wijze beschrijft.

Trots

De oerzonde bij Milton is trots – een gedachte waarin hij Augustinus navolgt. Trots is het wat Lucifer tot zijn rebellie tegen God brengt en trots is het wat Eva tot het eten van de appel verleidt.

In zijn gestalte van opgericht, verticaal en sprekend serpent verleidt Satan Eva door op haar eigendunk te spelen en ervoor te zorgen dat ze zich miskend voelt. Hij begint met vleierij: “Fairest resemblance of thy Maker fair/Thee all things living gaze on, all things thine by gift, and thy celestial beauty adore.” En dan beklaagt hij haar dat in deze tuin, behalve Adam, slechts domme beesten haar aanschouwen, die nog niet de helft van haar schoonheid zien: “Who sees thee (and what is one?) who shouldst be seen/A Goddess among Gods, adored and served/By Angels numberless, thy daily train?”

Eva is tegelijk aangenaam en onaangenaam getroffen door deze woorden. Ze vraagt de slang hoe het komt dat hij kan spreken: waren immers niet alle dieren tot stomheid veroordeeld? Satan antwoordt haar dat hij heeft gegeten van een boom met gouden vruchten en dat deze in hem redelijkheid en spraak hebben doen ontwaken. Van lage gedachten aan eten en sex richtte zijn geest zich op “all things visible in Heaven/Or Earth, or Middle, all things fair and good” – zoals de goddelijke schoonheid in Eva’s aangezicht, die hij vervolgens moest komen aanbidden. (Hij verzwijgt wijselijk de Hel.)

Geïntrigeerd door dit verhaal vraagt Eva waar die boom te vinden is en de slang biedt aan haar erheen te leiden. Wanneer ze de boom bereiken ziet Eva dat het de boom is die haar en Adam verboden is. Wanneer ze het fruit aanraken en eten, zullen ze dood gaan, heeft God gezegd. Satan brengt hiertegen in dat de vruchten hem kennis hebben gebracht en dat hij er ook niet dood aan is gegaan. Hij suggereert dat God niet kwaad zal worden om een dergelijk klein vergrijp en dat hij eerder haar stoutmoedigheid zal bewonderen. En hoe kan God de mensen kennis van goed en kwaad misgunnen? Moet je immers niet van beide weten om werkelijk goed te kunnen zijn, om kwaad bewust te kunnen vermijden? Waarom zou deze kennis verboden moeten zijn?

En opnieuw speelt Satan op de eigendunk van Eva, op haar neiging tot een gevoel van miskenning. Hij zinspeelt op de mogelijkheid dat God zijn schepsels dom wil houden, zodat ze hem des te meer zullen vereren. Zo gauw ze van de vruchten zullen eten zullen hun ogen geopend zijn, “and ye shall be as Gods.” Waar hij als dier (van binnen) mens is geworden, zullen Adam en Eva de sprong naar goden maken – dus ze zullen misschien wel dood gaan, maar dan als mensen, zodat ze als goden zullen reïncarneren. Kortom, “death to be wished/Though threatened, which no worse than this can bring!”

En Satan stelt dat de goden wel uit afgunst moeten handelen, wanneer ze het eten van de boom verbieden. Hoe kan dat eten, en de verworven kennis, hen immers schaden? Nee, er resteert maar één conclusie: “Goddess humane, reach, then, and freely taste!”

Misleiding

Voordat we aan Eva’s reactie toekomen (hier zal toch geen spoiler alert nodig zijn?), moeten we even stilstaan bij Satans/Miltons meesterlijke verleidingsrede. Als een begenadigde advocaat weet hij een reeks van verschillende argumenten bijeen te garen, redenen die ogenschijnlijk logisch ook feitelijk plausibel zijn – en ijzersterk in hun effect op Eva’s gemoed. Satan herkent ongetwijfeld een aanleg in Eva die ook in hemzelf zit: een neiging tot snel gekrenkte trots, een behoefte aan erkenning die niet gauw bevredigd is en met een klein duwtje in het tegendeel – miskenning – kan omslaan. Satan en Eva lijken hierin sterk op elkaar en ik vind het aannemelijk dat dit komt omdat Milton beide op dezelfde menselijke modellen heeft gebaseerd. Misschien op hemzelf, maar misschien ook wel op mensen om zich heen, zoals de puriteinse opstandelingen van de Engelse burgeroorlog en het bewind van Oliver Cromwell, waarin Milton een officiële functie bekleedde.

In elk geval blijkt uit Eva’s overpeinzingen dat ze de redenatie van Satan in elke stap navolgt. Ze concludeert dat de aanprijzingen van de slang de waarde van het fruit bevestigen, zoals het verbod die waarde al suggereerde. En een verbod op kennis houdt geen steek – hoe kan kennis verboden zijn? Bovendien: de slang is ook niet overleden aan het fruit. En tot slot van haar beschouwing komt er een mooie drogreden: hoe kun je weten of je van de boom mag eten of niet, als je geen weet hebt van goed en kwaad? Pas het eten van de vrucht geeft de kennis of dat eten zelf verkeerd was. Je moet dus eigenlijk wel van de boom eten, dat is onontkoombaar: “What fear I, then? rather, what know to fear/Under this ignorance of good and evil/Of God or Death, of law or penalty?Here grows the cure of all, this fruit divine/Fair to the eye, inviting to the taste/Of virtue to make wise. What hinders then/To reach, and feed at onze both body and mind?”

Eva reikt. Ze plukt. Ze eet. En de mens is in zonde gevallen – als je niet zou zeggen dat die val al in Eva’s zelfmisleiding en gevoel van miskenning opgesloten zat.

Eva’s overpeinzingen na de zonde vormen dan ook een naadloos geheel met haar zelfrechtvaardiging van tevoren. Ze besluit dat anderen (engelen, goden) haar deze ervaring en deze inzichten niet hebben gegund – en dat hun afgunst een bewijs is dat de kennis geen geschenk kan zijn: “others envy what they cannot give.”

Ze stelt zichzelf gerust dat God, ‘De grote Verbieder’, te ver weg is in de hemel om haar vergrijp op te hebben gemerkt. Adam, daarentegen, is vlakbij – wat zal ze tegen hem zeggen? Zal ze hem deelgenoot maken van haar geheim, zodat ook hij van de boom kan eten en haar geluk kan delen – of liever toch maar niet, zodat ze de kennis kan gebruiken om haar macht te vergroten, om gelijk te worden aan haar man, of misschien wel machtiger? “… so to add what wants/In female sex, the more to draw his love/And render me more equal, and perhaps -/A thing not undesirable – sometime/Superior; for, inferior, who is free?”

Maar dan bedenkt Eva dat het eten van de vrucht ook nog steeds in haar dood zou kunnen uitmonden, en dat Adam dan zonder haar zou achterblijven, misschien getrouwd met een andere Eva. “A death to think!” Nee, Adam moet in haar lot delen en ook van de vrucht eten – de gedachte dat ze alleen zou sterven is ondragelijk. En meteen weet ze deze egoïstische gedachte om te draaien in zijn tegendeel, in een bewijs van tedere echtelijke liefde: “Confirmed, then, I resolve/Adam shall share with me in bliss or woe./So dear I love him all deaths I could endure, without him live no life.” De formulering is tegelijk zelf-verhullend en onthullend; eigenlijk wil ze zeggen dat Adam om harer wille elke dood moet kunnen verdragen en zonder haar geen leven moet willen.

C.S. Lewis heeft terecht opgemerkt dat we deze omkering van machtslust in angst, van jaloezie in liefde bijna niet meekrijgen omdat hij zo snel gaat en voor ons mensen zo natuurlijk is. Wat het tempo van deze gladde omwenteling verbergt is dat Eva, als het zo uitkomt, bereid is om Adam te vermoorden, liever dan hem als overlever achter te laten.

Al met al is Miltons verhaal (in hoofdstuk IX) een meesterlijke analyse van menselijk kwaad en hoe dat ontstaat. Uitgaand van de absolute waarde van het eigen ego overheersen gevoelens van eigendunk en miskenning; maar al te gauw wordt ingegaan op een verleiding die het ego streelt; drogredenen en halve waarheden worden gebruikt om een foute keuze te rechtvaardigen; en alles gaat zo snel en vanzelfsprekend dat de fatale stap is gezet voordat de dader er erg in heeft.

Eva’s ‘val’ is typisch menselijk in de zin dat hij meer draait om morele blinde vlekken dan om bewust bedoeld kwaad. Eva is blind voor de rol van haar eigenbelang (het draait om liefde voor Adam!); ziet geen gevaar voor anderen of omgeving (het eten van het fruit is een misdaad zonder slachtoffer); offert alles op voor een doel (goddelijke kennis); negeert een voorschrift omdat ze zich louter op kosten en baten richt (beloning en straf); houdt informatie wel of niet achter, al naar gelang het haar uitkomt (Adam wel of niet als mededader); en bedriegt zichzelf met elke stap. Deze menselijke oerzonde is daarmee niet heel erg bewuste zonde – wel heel erg menselijk en heel erg oer.

Volgende week meer over het kwaad van (duivelse) macht!