335. Kracht versus macht

Posted on 9 mei 2021 in Blog, Epos, Featured, Uncategorized

335. Kracht versus macht

Het was de week van 4-5 mei en dus werd deze week weer her en der Schindler’s List vertoond, Steven Spielbergs holocaust-epos uit 1993. Op bevrijdingsdag kunde ik mijzelf de tijd om er op Netflix naar te kijken en deze week heb ik ook het oorspronkelijke boek van de Australische schrijver Thomas Keneally herlezen.

Dat boek las ik voor het eerst begin jaren tachtig, nog onder de titel Schindler’s Ark. Waarschijnlijk kwam het onder mijn aandacht omdat het in 1982 de Booker Prize won.
Om mij niet duidelijke (en zeker niet overtuigende) redenen werd die titel bij de Amerikaanse uitgave veranderd – en zoals dat gaat: als titel van een Amerikaanse bestseller ging Schindler’s List vervolgens de wereld rond, tot ze ook in Australië eieren voor hun geld kozen en het boek omdoopten.

De film van Spielberg is de enige film die ik ooit in de bioscoop heb gezien met mijn gehele familie (vader, moeder, zus) samen, en is alleen daarom al onvergetelijk. Wat ik mij nog uit die tijd kan herinneren is de discussie rondom de film, vooral over de vraag of je de holocaust mocht dramatiseren en in een speelfilm vertalen.
Genoeg mensen zeiden daar indertijd nee tegen – maar hun protest is verstomd, omdat al bijna dertig jaar miljoenen mensen de film (her)zien en erdoor getroffen worden. Zodat de rolprent nu bij de herdenking van het oorlogseinde duurt zoals It’s a Wonderful Life bij Kerstmis en The Sound of Music bij Pasen.

Ik moet zeggen dat ik bij de meerderheid hoor die Spielbergs werk meteen een meesterwerk vond, al is het niet moeilijk wat mindere momenten in de film aan te wijzen. Als combinatie van boekverfilming en historische schets valt het echter bijna niet te overtreffen.

Laat me proberen uit te leggen wat ik er zo goed aan vind.

Daders, slachtoffers, omstanders
Er is wel gesteld dat Schindler’s List de strijd van Goed tegen Kwaad toont, gepersonifieerd in de figuren van fabrikant Oskar Schindler (die zoveel mogelijk Joden probeert te redden) en kampcommandant Amon Göth (die er zoveel mogelijk probeert te vermoorden).

images-2

Het cruciale van Schindler’s List (nog meer in het boek dan in de film) is echter dat niet alleen daders (Göth, zijn directe meerderen en ondergeschikten, andere SS-ers in Duitsland, Polen en Tsjechoslowakije) en omstanders (Oskar, zijn vrouw, zijn Duitse en Poolse maîtresses, de andere ondernemers die binnen het kampsysteem werkten) worden geportretteerd, maar dat ook de belevenissen van een lange reeks slachtoffers worden beschreven.
In de film wordt daaruit begrijpelijkerwijze een selectie gemaakt, maar dan nog tonen de wederwaardigheden van Itzhak Stern, Poldek Pfefferberg en zijn vrouw Mila, de familie Dresner, de muzikanten-broers Rosner, het echtpaar Bau, rabbijn Levartov en Göths dienstmeisje Helen Hirsch hoe dapper, koppig, geduldig, creatief, eigenwijs, slim en soms ronduit waaghalzig je moest zijn om in dergelijk krankzinnige omstandigheden te overleven.

Uiteindelijk verhaalt de film dan ook niet de strijd van goed tegen kwaad, maar van slachtoffers tegen daders – een strijd op leven en dood, waarin omstanders soms geen verschil maakten (en daarmee natuurlijk alle verschil van de wereld) maar zich soms ook nadrukkelijk aan één kant schaarden. En daarmee werd de strijd een driehoeksverhouding, daders-slachtoffers-omstanders.

De belangrijkste historicus van de holocaust, Raoul Hilberg, heeft over die drie categorieën een indrukwekkend boek geschreven, Perpetrators, Victims, Bystanders. In dat boek beschrijft hij hoe elke groep de holocaust in het eigen perspectief beleefde – en hoe de groepen de gehele oorlog duidelijk gescheiden bleven.
Hilberg vertelt tientallen verhalen over groepen en individuen van elke categorie. De hoofdpersonen van Schindler’s List komen er niet in voor, behalve dat Oskar Schindler in een bijzin genoemd wordt. Maar op hun eigen manier maken Keneally en Spielberg perfect duidelijk hoe de verhoudingen lagen – en hoe de bevolking van Europa door de Endlösung in drieën werd gesplitst.

Oskar Schindler is in de film de emblematische omstander, Amon Göth de typische dader. Als derde zijde in de driehoek fungeert Itzhak Stern, in de film één figuur maar gebaseerd op twee Joodse managers, Stern zelf en Abraham Bankier. Zij waren het die met het idee naar Oskar kwamen om met Joods spaargeld een bijna failliete emaille-fabriek te kopen en daar Joodse werkers te gebruiken, zodat die zich nuttig (en liefst onmisbaar) konden maken voor het regime. Bij de start van het project, in 1939, kon nog niemand zich voorstellen dat een positie bij de Deutsche Emaillewarenfabrik geen eenvoudige zaak van verblijf-in versus vertrek-uit Krakau zou zijn, maar van leven versus dood. Toen in 1944 een lijst moest worden gemaakt van mensen die met Schindler mochten meeverhuizen naar een andere fabriek in Moravia, was het al duidelijk dat vermelding op die lijst de beste kans was om de dood te slim af te zijn.

Itzhak Stern moet in werkelijkheid al een indrukwekkend competente figuur zijn geweest – in de film is hij helemaal de administratieve tovenaar die de zaken van zowel Schindler als Göth bestiert en daarbij steeds probeert zoveel mogelijk Joden te redden. Hij is de drijvende kracht achter Oskars commerciële succes, de man die alle touwtjes in handen heeft en maximaal profijt weet te halen uit Schindlers talent als verkoper.

images-1

Geen moment maakt Spielberg dus van Schindler een Aryan savior die de Joodse ondermensen voor de poorten van de hel wegsleept – integendeel, het zijn de inventieve en deskundige Joden die hem inschakelen om zichzelf te redden.
(Dit doet overigens niets af aan Schindlers heldhaftige inzet, koelbloedige volharding en immense improvisatievermogen. Maar hij leunde – terecht – daarbij voortdurend op het advies van Joodse zakenmannen.)

Dader, slachtoffer, omstander – Göth, Stern, Schindler. Het is dat heen en weer schakelen tussen de drie categorieën (en het naadloze  verweven ervan) wat Schindler’s List tot een klassieker maakt, denk ik.
En er is een tweede punt, meer ethisch dan sociologisch van aard. Göth, Stern en Schindler tonen ons iets belangrijks over macht en moraal.

Kracht en macht
Op ongeveer tweederde van de film blijft Schindler hangen na een feestje in Göths villa. Er ontspint zich een gesprek over macht, dat begint met Amons observatie hoe Oskar nooit dronken wordt.

– Weet je, ik kijk naar je. Ik volg je. Je bent nooit dronken. Dat is beheersing. Dat is echte beheersing. Beheersing is macht. Dat is macht.
– Is dat waarom ze bang voor ons zijn?
– We hebben de verdomde macht te doden, dat is waarom ze bang voor ons zijn.
– Ze zijn bang voor ons omdat we de macht hebben naar willekeur te doden. Wanneer een man een misdaad begaat zou hij beter moeten weten. We laten hem terechtstellen en we voelen ons goed. Wanneer we hem zelf terechtstellen, zelfs nog beter. Maar dat is geen macht, dat is rechtvaardigheid. Dat is iets anders dan macht. Macht is wanneer we alle grond hebben om iemand te doden, maar het evengoed niet doen.
– Je denkt dat dat macht is.
– Dat is wat de keizers hadden. Een man steelt iets, hij wordt bij de keizer gebracht, hij werpt zichzelf op de grond en smeekt om genade. Hij weet dat hij dood gaat. En de keizer verleent hem genade. Die man zonder waarde, hij laat hem gaan.
– Ik denk dat je dronken bent.
– Dat is macht, Amon. Dat is macht.
– Amon de Goede… Ik verleen je genade.

Dit gesprek komt ook in het boek voor, zij het niet met die tekst. Overduidelijk gaat het om een poging van Schindler om Göth psychologisch te manipuleren, om hem zijn willekeurige executies te laten staken – of die tenminste te verminderen. (En het schijnt enige tijd gewerkt te hebben.)
Het punt dat ik wil maken is dat Göth iemand was die op een dergelijke wijze gemanipuleerd kon worden, omdat zijn zinloze moordpartijen geen uitvloeisel van beleid of overtuiging waren, maar pogingen om zijn driften te bezweren. En een opschorting van die moordpartijen kon dus ook alleen worden opgehangen aan een andere willekeurige impuls, de drijfveer om ‘Amon de Goede’ te zijn, om in plaats van haat en angst, ook bewondering en liefde te inspireren. (Göth zou sterven in de overtuiging dat zijn ondergeschikten hem beminden en Oskar een goede vriend was.)

Unknown-1

Om Göth te karakteriseren zou ik willen zeggen dat hij een man was die alleen over macht beschikte, maar niet over kracht.
Macht krijg je van anderen – of je nu keizer bent of tweede luitenant bij de SS (of beide ineen, zoals Göth in Zwangarbeitslager Płaszów). Macht betekent dat anderen zeggen: ik ga niet de strijd met jou aan, jij bent bij voorbaat al de winnaar van deze confrontatie.
Macht kijkt altijd naar het verleden: er is iets gebeurd dat is afgesloten (de machtsgreep van Adolf Hitler, de Duitse invasie van Polen, de verovering van Krakau, de instelling van een Joods ghetto, de benoeming van Göth tot Untersturmführer) dat door anderen wordt geaccepteerd als voldongen feit.
Macht komt dus altijd van buiten. En omdat macht extern is, kan hij ook altijd weer worden afgepakt. Keizers worden afgezet, officieren gedegradeerd. (Göth werd later in de oorlog vanwege corruptie gearresteerd en uit zijn functie ontheven.)
Macht is altijd eindig van karakter, macht is altijd beperkt: je hebt wel de macht om A te doen, maar niet voor B. B is iemand anders zijn bevoegdheid.

Tegenover macht kunnen we kracht stellen – bijvoorbeeld de kracht om ook in moeilijke omstandigheden het goede te doen, en dan niet om het epitheton ‘Goede’ achter je naam te krijgen, en niet uit een willekeurige impuls om nu voor de afwisseling eens genade te laten gelden, maar omdat je ervan overtuigd bent dat je daarmee iets goeds doet.
Kracht is iets dat in jezelf zit (hoe het ook gevoed en gegroeid moge zijn) en dat niemand je kan afnemen. Kracht vinden we ook in slachtoffers (op verschillende wijze uitgedrukt: in het geduldige lijden van Etty Hillesum, het gewelddadige verzet van het 12e Sonderkommando in Auschwitz of de rechtvaardige wraak van Simon Wiesenthal).
Als je kracht gebruikt, krijg je er alleen maar meer van. Macht is ook niet eindig, maar oneindig. Als je A vermag te doen, kun je ook B proberen. En C.
Kracht kijkt niet naar het verleden, maar naar de toekomst. Kracht is niet een poging iets eens en voor altijd te settelen, maar om iets nieuws op te starten.

Machtige mensen zijn vrij binnen grenzen, krachtige mensen zijn vrij met grenzen. Macht is schaars, kracht kan iedereen hebben.

In Göth, Stern en Schindler zien we verschillende verhoudingen van macht en kracht.
Göths macht is (binnen het kamp) onbeperkt, maar hij is een persoon zonder kracht, een willoze speelbal van zijn impulsen. Hij drinkt en eet teveel, fantaseert dat de mensen die hem verafschuwen hem liefhebben. Hij is totaal corrupt (zoals elke SS-er waarmee Schindler kennis maakt). Hij is bang van Joden en vooral van Joodse vrouwen, waarvan hij vermoedt dat ze hem kunnen beheksen (een breed gedragen angst in de SS). Hij neemt nergens verantwoordelijkheid voor en wat misgaat is altijd andermans schuld. Ondanks zijn macht is hij een huilebalk en een klager.

Schindler heeft een paar van dezelfde zwakke plekken als Göth, vooral als het om luxe en drank gaat. Maar hij houdt van vrouwen zonder ze te vrezen, en is volstrekt integer. Zijn macht is beperkt: hij is afhankelijk van hulp van de SS, van zijn vrouwen en van Joodse adviseurs – en in het algemeen van de buitengewone omstandigheden in de oorlog (ervoor en erna mislukken zijn ondernemingen en zijn relaties). Maar binnen de omstandigheden die in Schindler’s List beschreven worden weet hij er het maximum uit te halen, vooral door een grenzeloos zelfvertrouwen. Hij heeft geen eindeloze voorraad aan kracht, maar precies genoeg om op het cruciale moment een heldenrol te kunnen spelen.

Itzhak Stern is het tegenovergestelde van Amon Göth: hij heeft geen enkele macht, maar een immense kracht om in zijn hachelijke positie niet alleen zichzelf, maar honderden anderen te redden. Hij is beheerst, toegewijd, betrouwbaar, zowel goed met details als in het houden van overzicht. Hij is tactvol en voorzichtig waar dat vereist is, maar eerlijk en doortastend waar dat kan. Hij toont aan dat je beter kracht kunt hebben dan macht en dat je, met die kracht, er als slachtoffer er beter aan toe bent dan als dader.

In zijn tekening van verschillende verhoudingen van kracht en macht, verspreid over daders, slachtoffers en omstanders – daarin valt Schindler’s List bijna niet te overtreffen, denk ik. Niet door andere holocaust-films, niet door andere historische film-epen. (Waarmee dit essay dus ook meteen een aflevering van de serie over heldenverhalen is geworden.)