221. Events, my boy, events

Posted on 30 nov 2018 in Blog, Featured, Uncategorized

221. Events, my boy, events

Er is een beroemd citaat van de vroegere Britse premier Harold McMillan (waarschijnlijk apocrief, maar dat doet er voor mijn betoog niet toe). Gevraagd door een journalist wat zijn kabinet eventueel in de problemen zou kunnen brengen, antwoordde McMillan: “Events, my boy, events.”

Gebeurtenissen.
Het reageren op gebeurtenissen wordt wel vaak gezien als de essentie van moderne politiek, en ter verdediging van die gedachte wordt McMillan’s uitspraak vaak aangehaald. De strekking van de bijbehorende analyse is ongeveer de volgende: als politicus heb je misschien een ideaal, een plan, een (regeer)programma. Maar terwijl je dat programma tracht uit te voeren, word je onherroepelijk onderbroken door onvoorziene gebeurtenissen die de aandacht afleiden en de uitvoering van je plan kunnen doen ontsporen. Het is dus zaak adequaat op die gebeurtenissen te reageren – misschien is deze competentie wel de belangrijkste politieke eigenschap van onze tijd.

Gebeurtenis
Een schoolvoorbeeld van een ‘beleidsontregelende’ gebeurtenis was het faillissement van de IJsselmeer-ziekenhuizen (en in mindere mate dat van ziekenhuis Slotervaart) op 25 oktober.
Afgelopen zomer was al bekend dat het financieel slecht ging met het zorgconcern van ondernemer Loek Winter. Verzekeraar Zilveren Kruis luidde de alarmklok bij de Nederlandse Zorgautoriteit in juli, in augustus kreeg minister Bruno Bruins een memo waarin de optie van een faillissement werd genoemd.

Op 21 oktober vragen de ziekenhuizen uitstel van betaling aan, twee dagen later gaan ze failliet.

De politieke reactie is afwachtend. Minister Bruins neemt een afstandelijke positie in: niet hij, maar de zorgverzekeraars gaan over de ziekenhuiszorg. Tijdens een persbijeenkomst spreekt hij van een ‘stapel stenen’ die hij niet kan redden en beklemt hij dat faillissementen er in het huidige systeem gewoon bij horen.
De uitlatingen van Bruins zijn geen adequate reactie op de gebeurtenis, zoveel wordt duidelijk in de daaropvolgende dagen. Avond aan avond figureren patiënten en personeel in journaals en talkshows, Bruins’ uitspraken worden daarbij als harteloos gekenschetst, een minister onwaardig. Nog dezelfde week moet Bruins in een kamerdebat diep door het stof. Een motie van wantrouwen haalt het niet, maar pas nadat de minister toegeeft te laat te hebben ingegrepen en ‘een dure les’ te hebben geleerd.

Van de zaken op zijn beloop laten slaat Bruins vervolgens door naar het tegenovergestelde, geacteerde daadkracht: hij bezoekt Lelystad en belooft er alles aan te doen de spoedeisende zorg open te houden. Op 2 november kondigt hij aan dat de curator van de ziekenhuizen de overnamekandidaten bekend zal maken.
De curator zwijgt echter. Zoals de curator over alles zwijgt, om de overname-markt niet te verstoren. De minister stuurt voortdurend updates naar de kamer, om de indruk te wekken dat hij het proces nauwgezet managet, maar in feite kan hij niet meer doen dan de betrokken partijen – curator, gemeente, toezichthouder en inspectie – aanmoedigen het faillissement zo geordend mogelijk af te wikkelen.

In feite blijkt Bruins 1.0 gelijk te hebben gehad: de markt bepaalt wie de ziekhuizen over gaat nemen – en in welke vorm. Bruins 2.0 heeft een politieke belofte gedaan die hij niet kan waarmaken. Daarmee oogst hij de woede van burgemeesters, medische staf en patiënten. En van de Tweede Kamer, die in een debat eind november opnieuw zeer kritisch is.

Event blijkt pseudo-event
Als we de sequentie rondom de faillissementen nader bekijken, valt op dat we niet echt een serie van gebeurtenissen hebben, maar één echte gebeurtenis – non-politiek – die tot een reeks van schijngebeurtenissen leidt.
Bruins – als relatief nieuwe minister – voorziet dit duidelijk niet wanneer hij in een reactie op de faillissementen een waarheid als een koe verkondigt: dat hij er niet over gaat en dat in ons huidige stelsel de markt – lees de verzekeraars – bepalen of een ziekenhuis levensvatbaar is.
Vervolgens springen kranten, talkshows en oppositie hier op in: het is gevoelloos wat Bruins zegt, een minister kan toch niet alleen aan de zijlijn staan, het ministerie moet geld vrijmaken om Lelystad open te houden.
Allemaal schijngebeurtenissen die schijnnieuws opleveren, een ‘wiel’ van schijnnieuws dat nu al een maand lang ronddraait en Bruins een behoorlijke kras heeft opgeleverd. Terwijl er niets is dat hij qua beleid anders had kunnen doen.

Schijngebeurtenissen zijn gebeurtenissen die zo dramatisch mogelijk zijn, toegesneden op verspreiding via media. Ze zijn herhaalbaar – van persbericht naar interview naar talkshow naar kamerdebat – en ze vormen een verdienmodel: ze genereren aandacht, toeschouwers/lezers/kiezers, en daarmee inkomsten of macht.
Schijngebeurtenissen zijn gemakkelijk te begrijpen; ze zijn afgestemd op het publiek. Ze vormen een gespreksonderwerp voor kroeg en kantoor. En, heel belangrijk: ze genereren nieuwe schijngebeurtenissen.

Moderne politiek bestaat grotendeels uit sequenties van schijngebeurtenissen. Er is geen serie van ‘events’, geen historie – er is een news cycle.

Een archetypische nieuwsronde begint bij een proefballonnetje, bijvoorbeeld op een partijcongres. Dat proefballonnetje is doorgaans eerst getest op een panel en wordt vervolgens met een zo dramatisch mogelijke quote in een toespraak verwerkt. Naar aanleiding van die toespraak is er vervolgens een vooraf geregeld interview, dat de ‘primeur’ moet onderstrepen.
Als het proefballonnetje eenmaal zweeft, worden politici van andere kleur uitgenodigd het uit de lucht te schieten – waarna de bedenker weer om een reactie kan worden gevraagd, enzovoort enzovoort – tot ‘de lucht eruit is’ en de ballon ter aarde zinkt.
Tijd voor een nieuwe.

De laatste schijnnieuwsronde, afgelopen week, ging over het de handhaving van het boerkaverbod, dat overigens nog helemaal niet is ingevoerd – juist omdat er aan de uitvoering zoveel haken en ogen zitten.
In een bijeenkomst met islamitische jongeren werd de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema gevraagd hoe ze over sluiers en boerka’s dacht. Ze herhaalde daarbij een oude uitspraak: hopelijk werpen moslimvrouwen hun sluier af – maar aan de andere kant zei ze het aanstaande boerkaverbod niet te willen handhaven: “Het past gewoon niet bij Amsterdam dat wij mensen uit de tram halen, omdat ze de nikab dragen,” zei Halsema. “Dat is onbespreekbaar, lijkt me.”

De uitspraak betekende op zich weinig: het verbod is nog helemaal niet in werking en de regering moet nog bepalen hoe ze de uitvoering voor zich ziet. Verder gaat de burgemeester niet over dergelijke wetsovertredingen, alleen over de openbare orde. Het was ook alleen maar een poging haar anti-sluier standpunt te compenseren, denk ik – om de kool en de geit te sparen en haar publiek van die avond te bedienen.
Echter. Hoe gaat zoiets: een uitspraak komt van een semi-openbare bijeenkomst in de media, en andersgezinde politici en media duiken erop.
De Telegraaf wist niet hoe snel ze deze ‘bestuurlijke ongehoorzaamheid’ moest uitbuiten in een campagne van ‘Femke-bashing’:

Kop op eerste dag: Gekke tijden met Femke Halsema
Kop op tweede dag: Kabinet: Halsema moet wet volgen

De derde dag ging de krant helemaal los, met columns, hoofdredactioneel commentaar, lezersreacties en verslagen:

Dwarse Halsema mond gesnoerd
Gok met Amsterdamse belangen
Halsema gefileerd: ‘Alsof boerka wél bij Amsterdam past!’
Burgemeester Halsema op vingers getikt om uitspraak boerkaverbod
Burgemeester moet boerkaverbod handhaven
Ook Rutte waarschuwt: boerkaverbod geldt overal
‘Ik ga al die wetten aan m’n laars lappen’

Op de vierde dag richtte de Telegraaf het vizier ook op de boerkadraagsters, die voor het gemak maar meteen als ‘radicaal’ werden neergezet:

Uitslag stelling: Radicale moslims bekeuren
Onveilig gevoel bij gezichtsbedekking
‘Boerka past niet in onze cultuur’

Niet dat de burgemeester vergeten werd:

Halsema’s hersenspinsel is typisch staaltje arrogantie van ‘republiek Amsterdam’
‘Niets geleerd van het mislukte theedrinken’

De eerste kop is aantoonbaar onjuist: ook Rotterdam en Utrecht hebben aangekondigd dat de handhaving van het boerkaverbod geen prioriteit heeft. En het tweede citaat is een veeg naar Job Cohen, over diens beleid van dialoog met moslims na de moord op Theo van Gogh. Hoe je ook over dat beleid denkt, ‘mislukt’ is het natuurlijk niet: er zijn in Amsterdam geen nieuwe moorden geweest en ook geen etnische rellen.

In totaal verschenen, alleen al in de Telegraaf, achttien stukken over de kwestie – in vijf dagen.

En dan was er natuurlijk nog de politieke reactie. Naast premier Rutte waren ook staatssecretaris Knops en VVD-fractieleider Dijkhoff graag bereid Halsema te bekritiseren. Geert Wilders riep op haar te ontslaan. De rechtse oppositie in de Amsterdamse gemeenteraad was natuurlijk ook boos.
Samen wisten deze partijen in eendrachtige samenwerking deze schijngebeurtenis tot het belangrijkste nieuws van Amsterdam te maken, vijf dagen lang ging het in onze hoofdstad nergens anders over. Ook andere media als Het Parool en tv-station AT5 zagen zich ‘gedwongen’ er uitgebreid aandacht aan te besteden.

Dit is wat schijngebeurtenissen met onze politiek doen.

In de wereld van McMillan (midden twintigste eeuw) kwam je soms niet aan regeren toe vanwege de tussenkomst van onverwachte gebeurtenissen. In onze tijd is er helemaal geen sprake meer van besturen, maar alleen van het reageren op schijngebeurtenissen.
Tenzij je zelf die schijngebeurtenissen ‘proactief’ weet te scheppen, natuurlijk. Daarin schuilt hem nu de hoogste politieke kunst.

Wat kunnen we doen tegen de heerschappij van schijngebeurtenissen, niet alleen in de politiek? Daarover volgend keer meer!