103. Over filosofie en wijsheid

Posted on 7 jun 2016 in Blog, Featured, Filosofologie, Uncategorized

103. Over filosofie en wijsheid

Elk jaar is er een zogenaamde ‘maand van de filosofie’ in april, een maand vol filosofische activiteiten rondom een bepaald thema. Dit jaar was het thema ‘Grenzen’, vorig jaar ‘Ongelijkheid’ en in 2014 was het ‘Techniek’.
Maar eigenlijk heeft elke filosofiemaand hetzelfde thema en gaat het grootste deel van de jaarlijkse aandacht uit naar deze ene vraag: wat is filosofie eigenlijk?

Om die vraag te beantwoorden, wil ik teruggaan naar het oudste gedocumenteerde gebruik van de term ‘filosofisch’, in een ongeveer 2500 jaar oud fragment van de Griekse wijsgeer Herakleitos. Er zijn meldingen van eerder gebruik door Pythagoras, maar alle geschiedschrijving rondom deze denker is zo dubieus dat we het beter kunnen houden bij een authentiek proza-fragment:

Het is nodig dat mensen die naar wijsheid streven (filosofous andras) van zeer veel zaken onderzoekers/kenners (historas) zijn.

Dit is op het eerste gezicht nogal duister en de vertaling van historas is ook een dilemma. Historia kon in de tijd van Herakleitos zowel onderzoek als resultaat van onderzoek betekenen – en historas kan dan ook slaan op mensen die een onderzoek uitvoeren of mensen die de vruchten van dit onderzoek hebben geplukt, en dus deskundigen zijn.
Meer wordt duidelijk als we bovenstaand fragment combineren met het volgende:

Veelweterij leert geen aandacht/besef/verstand te hebben. Anders had het Hesiodos geleerd, en Pythagoras, en ook Xenofanes en Hekataios. Want het wijze (to sofon) is dit ene: het leidend principe begrijpen, dat alles door alles heen stuurt.

Hiermee komen we al wat verder. We zien dat, hoewel Herakleitos het eerst over het onderzoeken/kennen van veel zaken, nodig voor wijsheid, heeft, hij niet veel moet hebben van ‘veelweterij’ – zeg maar geleerdheid of eruditie. De genoemde vier denkers (een dichter, een wiskundige-theoloog, nog een dichter en een geograaf-historicus) acht hij geen ‘wijzen’ – ze weten wel veel, maar ze missen die ene noodzakelijke karakteristiek van wijsheid: het inzicht in de samenhang van alles. Ze hebben van veel dingen verstand, zou je kunnen zeggen, maar missen een besef (noön) van het leidende beginsel. (Pythagoras en Xenofanes zouden dit trouwens categorisch hebben ontkend!)
De combinatie van de twee fragmenten maakt al iets duidelijker wat wijsheid is. Het is kennis van een leidend, sturend principe. En Herakleitos denkt dat je wijsheid verwerft door veel zaken te onderzoeken. Historas in het eerste fragment moet dus waarschijnlijk met ‘onderzoekers’ vertaald wordt, niet met ‘kenners’. Want dat zouden simpelweg veelweters zijn en dus geen wijzen!

Unknown

We weten echter nog niet waarom Herakleitos de ene keer het woord wijsheid (to sofon) gebruikt en de andere keer het neologisme ‘filosofisch’ – ‘naar wijsheid strevend’.
Wat is het verschil tussen beide?

Wijsheid is een complex begrip bij de oude Grieken. De term kon verschillende dingen betekenen: vaardigheid (als van een schoenmaker, bij Homerus), inspiratie (als bij een dichter, bij Hesiodus), maar ook listigheid (van een politicus, bij Theognis) of goddelijke wijsheid (weer bij Homerus).
Tegen de tijd van Herakleitos betekende het in elk geval óók een vorm van praktische ‘levenswijsheid’, het soort dat wij op tegeltjes, kalenders en Pinterest verkondigen en de Grieken in steen houwden. Bijvoorbeeld bij het orakel in Delphi, waar volgens een legende de ‘Zeven Wijzen’ van de Griekse oudheid (Thales, Pittacus, Solon, Chilon, Periander, Bias en Cleobulus) een keer bijeen kwamen en ter ere van Apollo allemaal een kort, kernachtig (‘laconiek’) advies lieten beitelen. Zoals “Ken uzelf” (Chilon) of “Het beste is de maat” (Cleobulus).
‘Wijsheid’ in deze zin is natuurlijk veel ouder dan de filosofie, veel ouder dan 2500 jaar. En het is natuurlijk ook geen Griekse uitvinding, we kunnen moeiteloos veel oudere Indische of Chinese bronnen van wijsheid vinden. En ideeën van wat wijsheid is.

Als voorbeeld hiervan wil ik een paar citaten van Lao-Tse uit diens Tao-Te Tjing gebruiken. Niet omdat dit het oudste wijsheidsboek is (de datering is onzeker, maar het kan best eerder zijn dan Confucius of Boeddha), maar omdat de uitspraken typerend zijn voor Oosterse wijsheid – en duidelijk maken wat het verschil is tussen deze Oosterse wijsheid en Westerse filosofie.

De hemel is eeuwig, de aarde bestendig
Waarom blijven ze zo lang bestaan?
Omdat ze niet voor zichzelf leven.

Daarom houdt de wijze zich op de achtergrond.
En merkt dat hij in feite voorop loopt.
Hij schuift zichzelf niet naar voren, zo blijft hij bestaan.

Hij heeft geen gedachte aan ‘zelf’
En is dus volledig vervuld.

En:

Wie wijs is, is als water.
Water komt alles ten goede en gaat er geen strijd mee aan.

Ik citeer deze verzen niet omdat ze dichterlijk zijn, of duister. Dat geldt ook voor veel Westerse filosofie, en zeker voor Herakleitos. Ik citeer ze omdat ze vanuit een geheel ander idee zijn geschreven dan de fragmenten van Herakleitos en zijn Westerse navolgers.
Bij Lao-Tse, maar ook bij Confucius of Boeddha, is wijsheid niet een onderzoek, maar het resultaat van een onderzoek. Het is geen zoektocht, maar het einde van die reis. De Oosterse Wijzen hebben misschien ook wel moeizaam naar wijsheid gestreefd, maar ze doen verslag vanuit een positie van onaantastbaar bezit. De zoektocht is ten einde: nu hebben ze wijsheid en kunnen ze die met anderen delen.
Dit gevoel van zekerheid, van weten hoe het zit, is het wat Oosterse wijsheid fundamenteel onderscheidt van Westerse filosofie. Startend met Herakleitos is haar uitgangspunt altijd geweest: naar wijsheid kun je streven en moet je zoeken – maar of wijsheid een bereikbaar doel is, is maar zeer de vraag.
En dáárom gebruikt Herakleitos de ene keer het woord wijsheid en de andere keer het woord filosofie: omdat hij weet dat het begrip ‘wijsheid’ problematisch is, en er een groot verschil is tussen wijsheid begeren en hebben.
Andere woorden die met ‘filo-‘ beginnen vertonen doorgaans die spanning niet. Een oude Griek die ‘filotimos’, eerzuchtig, was, twijfelde er niet aan dat het doel van zijn leven – eer, roem, status – haalbare doelen waren. En een moderne ‘filatelist’ houdt gewoon van postzegels en twijfelt er niet aan dat die liefde mogelijk is.
Maar een filosoof is geen simpele liefhebber van wijsheid – een filosoof is een zoeker naar, en een onderzoeker van wijsheid.

Herakleitos is dus niet de eerste wijze, maar de eerste die zich op wijsheid bezint, die erop reflecteert. En daarmee start hij een traditie die na 2500 jaar nog steeds de kern vormt van onze Westerse filosofie – de zoektocht naar wat wijsheid is.
We zien bij Herakleitos ook al dat die zoektocht langs allerlei ‘vormen van wijsheid’ voert: religie, wetenschap, dichtkunst. En de opinies van de massa, de democratische meningsvorming die in zijn tijd juist in opkomst was.
Herakleitos zet zich tegen al deze ‘wijsheden’ af. Hij meent dat filosofie ze allemaal moet bestuderen, maar dat haar doel iets anders is dan vakmanschap, of geleerdheid, of inspiratie, of de mening van de man in de straat.

Filosofie is dus vanaf haar eerste begin altijd al reflectie geweest: op wetenschap, theologie, kunst, recht, politiek – op wat mensen denken. En op zichzelf. Zonder die reflectie op zichzelf, op wat filosofie eigenlijk doet, eigenlijk wil, is er geen filosofie denkbaar.
Filosofie is dus iets fundamenteel anders dan wijsheid. En wijsheid is iets anders dan filosofie, al hangt het er, in de overtuiging van de filosoof, nauw mee samen.

Wat? Het beste antwoord dat Herakleitos, of ik, kan geven, is dit: wijsheid is niet het resultaat van de zoektocht, wijsheid is de zoektocht zelf. Als we dat inzien, wordt de spanning tussen wijsheid en filosofie weliswaar niet geheel opgeheven, maar die spanning wordt wel dragelijk.
En misschien zelfs een beetje bemoedigend: als wijsheid te vinden valt in de zoektocht naar wijsheid, dan kun je wijsheid overal vinden – want je kunt overal zoeken. En als wijsheid eruit bestaat naar wijsheid te streven, dan ben je precies zo wijs als je probeert te zijn.

Een laatste punt. Omdat wijsheid altijd een persoonlijke dimensie heeft (ken uzelf! houdt maat! wees als water!) is echte filosofie ook altijd een hoogst persoonlijke, hoogst individuele aangelegenheid. Filosofie is een wijze van leven.
Filosofie, ‘echte’ filosofie, is altijd een drievoudige vorm van reflectie:

– op het denken van de samenleving
– op de filosofie zelf
– op het leven van de filosoof

Een filosoof reflecteert op de samenleving/wereld, op de filosofie en op de betekenis van beide op het eigen leven. Als dat laatste ontbreken zou, zou hij geen echte filosoof zijn. Zoals iemand die alleen naar Mozart luistert geen musicus is en iemand die Shakespeare alleen leest, geen toneelspeler.
Voor een filosoof is het niet voldoende zich op de hoogte te stellen van de ideeën van Descartes of Spinoza – je moet ermee worstelen. Je moet ze onderzoeken, bevragen; je moet ze checken op waarheid en logische consistentie. Je moet oordelen wat ze hier en nu betekenen, net zo goed als dat je ze in hun context moet begrijpen. Alleen ‘historisch’ begrip is niet voldoende – ‘pure’ geschiedenis is een verdenking van filosofische gedachtes.
Daarom zijn filosofische discussies nooit ‘gesloten’, achterhaald – of louter ‘academisch’.

Deze tekst werd uitgesproken tijdens het Seniorencollege op 7 juni bij OBG Nijmegen.