306. Meedoen of #nietmeermeedoen

Posted on 27 sep 2020 in Blog, Featured, Uncategorized

306. Meedoen of #nietmeermeedoen

Onder de hashtag #ikdoenietmeermee voerde een aantal min of meer bekende Nederlanders de afgelopen dagen campagne tegen… ja, waartegen eigenlijk precies? Of waarvoor eigenlijk? Dat werd niet precies duidelijk, ook niet toen enkelen van hen de media-actie in praatprogramma’s hadden toegelicht.

Het begon allemaal met filmpjes op Instagram. Onder meer Famke Louise, Tim Douwsma, Thomas Berge, Gers Pardoel, Brace, Mental Theo en rapper Bizzey deelden op 21 september om 18.00 uur een video op hun eigen Instagram-accounts, waarin ze zeiden: “Alleen samen krijgen we de overheid weer onder controle, ik doe niet meer mee, free the people.”

De actie was kennelijk gestart door Viruswaarheid-oprichter Willem Engel en vooraf gecoördineerd in een appgroep, mede opgezet door actrice en model Dorien Rose Duinker. Tegen de NOS zei zij “veel nummers uit deze wereld van gelijkgestemden” in haar telefoon te hebben. “Die kennen ook weer mensen, en zo ontstaat een sneeuwbaleffect.”

Behalve kritiek (“Mogen de artsen als jij hulp nodig hebt dan ook zeggen #ikdoenietmeermee?”, vroeg Claudia de Breij zich af, Tim Knol lanceerde een protestliedje tegen de hashtag, minister De Jonge noemde de actie onverantwoord en gevaarlijk) riep #ikdoenietmeermee vooral veel vragen op. En hoewel Famke Louise en Tim Douwsma in talkshows hun standpunt probeerden uit te leggen, slaagden ze daar voor velen (zoals Aaf Brandt Corstius) niet in. Tim Douwsma stelde bij Op1 dat de hashtag misschien ongelukkig was uitgevallen en dat ze alleen maar kritische vragen wilden stellen bij het overheidsbeleid.

Meedoen of niet meedoen
Persoonlijk vind ik ik de hashtag heel erg goed gekozen, omdat hij precies het dilemma weergeeft waar iedereen bij de corona-maatregelen voor staat: meedoen (drukte vermijden, anderhalve meter afstand houden, mondkapje dragen in het openbaar vervoer, handen wassen) of niet meedoen. En het doet dat ook nog eens in de termen van de speltheorie, die dergelijke dilemma’s, met hun kosten en opbrengsten, uitgebreid heeft geanalyseerd (de meestgebruikte Engelse termen zijn hier cooperate en defect).

Een maand geleden signaleerde Volkskrant-columniste Asha ten Broeke al de overeenkomst tussen onze huidige situatie en die uit het beroemde Prisoner’s dilemma:

Twee overvallers, Ada en Bea, zijn opgepakt en worden apart verhoord. De politie meldt dat ze ­genoeg bewijs hebben om hen te pakken op wapenbezit, een lichter vergrijp. Als ze niets zeggen, gaan ze elk een jaar de cel in. Maar als Ada besluit om de zwijgende Bea de schuld van de hele overval te geven, gaat ze zelf vrijuit, en krijgt Bea een straf van drie jaar. Idem als Bea besluit om Ada te verraden, terwijl Ada haar mond houdt. Lappen ze elkaar erbij, dan gaan ze elk twee jaar de bak in.

Voor Ada en Bea samen is het optimaal om niets te zeggen: ze moeten dan elk een jaar brommen. Maar voor Ada en Bea als individuen is dat juist niet de gunstigste keuze. Immers: als Ada niets zegt, gaat ze een jaar de cel in als Bea ook zwijgt, en drie jaar als Bea praat. Als Ada echter zelf haar mond open doet, zijn haar opties beter: geen gevangenisstraf als Bea zwijgt, twee jaar als Bea haar ook beschuldigt. Aangezien ze niet kan weten wat Bea doet, is het voor haar altijd beter om te zeggen dat Bea het heeft gedaan. Maar voor Bea werkt het net zo. Dus praten ze allebei, en nu moeten ze elk twee jaar de nor in. De boodschap: het is heel goed mogelijk om volstrekt rationeel de meest optimale beslissing te nemen, en aan het eind van de rit als individu én als collectief toch slechter af te zijn.

Ik heb me de afgelopen maanden weleens afgevraagd of zich in onze samenleving een variant van dit ­dilemma afspeelt. Voor het collectief zou het, qua indammen van het ­virus, het beste zijn als we allemaal zoveel mogelijk thuis bleven; de één-jaar-cel-optie uit het gevangenen­dilemma. Maar de beste uitkomst voor een individu is: anderen blijven thuis, maar jij niet (nul jaar voor jou, maar minder indamming dus drie jaar voor de rest). Je slechtste optie is het tegenovergestelde: jij blijft thuis, maar anderen gaan de deur uit (drie jaar voor jou, nul voor de anderen). Net als in het gevangenendilemma komen we dan hier op uit: iedereen die zichzelf jong en gezond genoeg acht, gaat lekker op stap.

Omdat het oorspronkelijke gevangenen-dilemma twee individuen tegenover elkaar plaatst, is het geen zuivere vertaling van de huidige kwestie, waar individueel belang tegenover collectief belang staat.

Een beter model voor dilemma van individueel tegenover groepsbelang is dat van ‘de tragedie van de meent’, naar het gelijknamige en baanbrekende artikel van Garrett Hardin. (‘Meent’ is een oud woord voor weideland in algemeen bezit – en de wortel van ons woord ‘gemeente’.)

Hardin beschrijft in zijn artikel uit 1968 het probleem van collectieve bezittingen. Je kunt daarbij denken aan de zee of de lucht, maar ook aan een stabiel klimaat of een omgeving waarin we veilig zijn voor besmetting.

Volgens Hardin is het fnuikend voor dergelijke collectieve bezittingen dat individuen die op dergelijke bezittingen roofbouw plegen daarbij veel meer baten dan kosten hebben.

Neem de visser die de zee (over)bevist: de opbrengst is alleen voor hem of haar, terwijl de kosten/nadelen (de volgende keer is er minder vis om te vangen) gelijkelijk door alle vissers gedragen worden.
Stel dat er 100 vissers zijn in een bepaald gebied, dan is de relatieve opbrengst voor de (roof)visser 1 – 1/100 = 99/100.

Het inzicht van Hardin is dat een dergelijke verleidelijke logica voor elke visser een aanleiding is om zoveel mogelijk te vangen – wat de visstand snel uitput en tot een ineenstorting van de visserij leidt.
Uiteindelijk is de overbevissing dus ook nadelig voor de vissers zelf – maar tot dat moment zitten ze gevangen in de onontkoombare logica van een zo groot mogelijke opbrengst najagen (want als jij het niet doen de anderen het wel en vis jij letterlijk achter het net).

En dezelfde logica geldt waar fabrieken de lucht vervuilen, mensen energie gebruiken, boeren de grondwaterstand laag (laten) houden, boeven de straat onveilig maken. Uiteindelijk keren die voorbeelden van non-cooperatie, van ‘niet meedoen’ als een boemerang op de aso’s terug, maar als ze geluk hebben zijn ze dan al binnen gelopen.

Volgens Hardin is er voor het ‘meent’-probleem geen oplossing. Daarom noemt hij het een tragedie. Net als bij het gevangenen-dilemma lijkt rationeel denken ons regelrecht naar averechtse gevolgen en de slechts mogelijke uitkomst te leiden.
Maar is dat wel zo? Misschien ligt het allemaal wat genuanceerder.

Het voorkomen van tragedies
Hoe vermijdt je dat bedrijven de natuur vol plempen met afval? Hoe voorkom je dat boeren de natuur vernielen met stikstof? Hoe stop je overbevissing?

Bovenstaande voorbeelden zijn alle instanties van het ‘meent’-probleem. In het algemeen kun je oplossingen voor deze problemen in drie categorieen verdelen.

1. Je doet een beroep op iemands geweten (vervuil de boel niet, ook al kun je er mee weg komen).
2. Je dwingt iemand (een controleur – uiteindelijk gesteund door de politie – houdt bij of je niet teveel stikstof uitstoot).
3. Je privatiseert de boel (als een bepaald gebied van de zee van een visser of groep vissers is, draagt de eigenaar alle kosten van overbevissing zelf).

Uit economisch en sociologisch onderzoek is gebleken dat elke soort oplossing voor- en nadelen heeft.

1. Een beroep op het geweten werkt binnen een kleine of hechte groep, waarbinnen men belang hecht aan de eigen reputatie en aan het voorschrift (iets wat je wel of niet moet doen) vrij gemakkelijk valt te voldoen.
Toegepast op corona zagen we het appelleren aan het geweten (in de vorm van gemeenschapszin) vooral aan het begin, in de toespraken van premier Rutte en de spotjes van de regering

De beperkingen van een dergelijke aanpak zijn duidelijk: de oproepen worden gedaan aan een grote heterogene groep mensen (ik heb geen zin om een feestje te missen zodat een mij onbekende bejaarde veilig naar de supermarkt kan); en aan de regels valt niet gemakkelijk te voldoen (misschien wel voor een korte tijd, maar niet voor een half jaar).
2. Dwang kan verschillende vormen aannemen: belastingen (je mag vissen maar moet een vergunning kopen), boetes (je mag niet vissen en als je gesnapt wordt krijg je een geldboete), beperkingen (we zetten een hek om het viswater heen), geweld (wie vist wordt opgepakt en opgesloten).
Dwang en controle werken alleen als je de ‘boosdoeners’ eruit kunt halen en als beperkingen niet ten koste gaan van de ‘goedwillenden’.
Momenteel is duidelijk dat de pakkans bij het breken van corona-regels heel klein is: vrijwel niemand wordt aangesproken, laat staan beboet bij overtredingen. En de huidige beperkingen (zoals sluitingen van clubs en het afgelasten van evenementen) gaan vooral ten koste van onschuldige ondernemers, die nog geen regel hebben overtreden.
Wat nog niet is geprobeerd is een soort corona-belasting in te voeren: je mag naar een nachtclub, maar je betaalt daarvoor een standaardbedrag dat uiteindelijk de zorg ten goede komt. Het nadeel van een dergelijke incentive heb ik eerder besproken.
3. Privatisering werkt wel bij sommige zaken (een stuk landbouwgrond, een mijn, een visgebied, een landgoed) maar niet bij andere (de oceaan, de lucht, veiligheid op straat, volksgezondheid). Sommige zaken kun je in stukjes hakken en dan iedereen zijn deel geven, sommige zaken zijn ondeelbaar of, zoals economen zeggen, niet-uitsluitbaar: je kunt de mensen die niets bijdragen of zelfs schade berokkenen aan een ‘goed’ er niet van uitsluiten. We kunnen luchtvervuilers niet afsluiten van frisse lucht en we kunnen mensen die geen 1,5 meter afstand in acht nemen niet weren uit de publieke ruimte.
En nog een nadeel van privatisering: vaak eigenen bepaalde partijen zich meer toe dan waar ze recht op hebben (zo is misschien niet gezondheid an sich, maar vaak wel gezondheidszorg een voorrecht van rijken).

Al met al lijkt er geen goede oplossingen voor de tragedie van de meent en dus ook niet van het corona-vraagstuk. Meedoen of #nietmeermeedoen: ons eigenbelang lijkt ons feilloos naar het tweede te wijzen.

Maar is dit dan echt het laatste woord? Daarover volgende keer meer!