186. Ik ben mijn stem

Posted on 3 mrt 2018 in Blog, Featured, Overlevenskunsten

186. Ik ben mijn stem

Over een kleine drie weken gaan we stemmen voor de gemeenteraadsverkiezingen. Wat is stemmen precies? Wat betekent het uitbrengen van een stem? Ik stem op deze partij, deze politicus: wat zegt dat over mij? Stemmen is, in al zijn betekenissen denk ik, een uitdrukking van een iets dat met identiteit te maken heeft. Met een ik. Maar wat voor ik? Dat is misschien niet in alle omstandigheden hetzelfde.

De fysieke stem
Mijn fysieke stem zegt: ik ben mijn lichaam. Wanneer ik, in spreken, schreeuwen, zingen, zuchten, mijn stem gebruik maakt de stem veel duidelijk over mijn lichaam. Allereerst dat het een menselijk lichaam is, en niet dat van een hond, of een paard. En luisteraars kunnen horen of ik een mannelijk of vrouwelijk lichaam heb, een jong lijf of een oud. Je kunt aan mijn stem horen of ik gespannen ben, of moe.
Misschien is er zelfs een waarneembaar verschil tussen zwarte en blanke stemmen. Niemand zou de stem van Louis Armstrong of Morgan Freeman als een ‘blanke stem’ horen – maar hier valt al moeilijk te onderscheiden hoeveel de cultuur heeft bijgedragen aan de ‘zwartheid’ van hun stemmen en hoeveel puur fysiologisch is. Klonk Amy Winehouse als een zwarte zangeres omdat haar stembanden op een bepaalde manier waren gebouwd of omdat ze zwarte voorbeelden volgde?
En bij een zogenaamde ‘homoseksuele stem’ is de culturele invloed nog duidelijker. Homoseksuele mannen praten vaak met meer articulatie dan heteroseksuele mannen, vooral met een herkenbare scherpe ‘s’ en langere klinkers. Niemand zal zeggen dat ze met dergelijke spraakgewoontes geboren zijn, die worden op een gegeven moment aangeleerd.
Conclusie: je fysieke stem is aan de ene kant een uitdrukking van je lichaam – maar nooit puur van je lichaam alleen. Er speelt altijd meer mee. En een lichaam is, louter als lichaam, nog geen ik, hoe belangrijk het ook is. Zelfs je geslacht of je leeftijd is geen puur lichamelijke zaak. ‘Mannelijk’ is niet hetzelfde als een mannelijk lichaam hebben, ‘oud’ niet hetzelfde als een hoge biologische leeftijd.
Wij zijn lichamelijke wezens, maar niet puur lichamelijk. Ik ben een lichaam plus.

Stem als uitdrukking van gevoel
Ik zei al dat je aan mijn stem kunt horen of ik gespannen ben of niet. Uit mijn stem spreekt altijd een emotie – of niet (dan wel nauwelijks), maar dan doe ik mijn best om die emotie eruit te houden en neutraal te spreken. Uit mijn spreken, zingen, schreeuwen en zuchten hoor je hoe ik gestemd ben.
Veel mensen verbinden het ik met de emotie: ik ben mijn gevoel. Zeker waar gevoelens moeilijk te faken zijn, waar uitingen mij als het ware ontsnappen, lijkt de emotie een uitdrukking van een authentiek zelf. Aan de ene kant horen we een spreker die probeert een inhoud – een logos, zei Aristoteles – over te dragen, aan de andere kant signaleren we het gevoel, het pathos waarmee dat gebeurt. En dat gevoel lijkt een waarachtiger uitdrukking van het onderliggende ik dan de boodschap die wordt verkondigd. De traan in het oog, de blos op de wang – daar zijn wij voortdurend op gespitst, om de boodschap achter de boodschap, de mens achter de façade, te ontwaren. De snik in de stem, daar letten we op.

Gestemd zijn
Zoals gevoelens/emoties (systemen van) reacties op een verandering in de omgeving zijn, zijn ook stemmingen dat. Alleen wat vager, niet per se gekoppeld aan een specifieke gebeurtenis of met een duidelijk doel.
Stemming suggereert aanwezigheid of afwezigheid van overeenstemming. Van één toon met een andere toon, van één mens met een ander mens. Van een mens met zichzelf. Zonder terug te willen gaan naar het oude Pythagoreïsche idee van de ziel als harmonie van het lichaam, kunnen we wel stellen dat harmonie of disharmonie belangrijk is voor ons ik. Als ik angstig of verdrietig gestemd ben, is er duidelijk geen gevoelde harmonie tussen mij en de wereld. En als ik hoopvol of vrolijk ben, dan is die harmonie er op een bepaalde manier wel. Dan ben ik als het ware een welluidend akkoord.

220px-Chord_C

Afstemmen
Omdat ik mens ben tussen mensen, zoek ik niet alleen afstemming met mijzelf, maar ook met anderen. Ik zoek gelijkgestemden.
Die afstemming zegt: ik ben mijn groep.
Een groep bestaat waar mensen zich met hetzelfde identificeren, wanneer verschillende mensen met dezelfde zaak willen samenvallen. Die verbindende factor kan van alles zijn: geslacht, afkomst, taal, religie, mode, hobby, smaak. De gemeenschappelijke eigenschap smeedt mensen dan tot een wij, een collectief waar je bij hoort.
Ik ben bij wie ik hoor – en ik ben niet bij wie ik niet hoor. Want dat is het nadeel van afstemming: het vormt een wij dat altijd ook een zij meedraagt. Ik ben een man en dus geen vrouw. Ik ben een Nederlander en dus geen buitenlander. En vervolgens is het vaak nog maar één stap naar het jezelf afzetten tegen de andere groep. Naar rivaliteit, strijd, oorlog.

Stemmen met de voeten
We naderen stemmen in de zin van kiezen (en stemming als verkiezing), maar we hebben nog een stap te nemen – via een analogie of metafoor van kiezen. Dat is het zogenaamde stemmen met de voeten, het impliciet kiezen door ergens heen te gaan of een bepaalde plek juist te verlaten.
Stemmen met de voeten is iets wat bij uitstek op consumptie van toepassing is. Ik bezoek de ene winkel, niet de andere. Ik wissel van verzekeraar of telefoonaanbieder. Eerst kijk ik Pauw. Dan RTL Late Night. En dan Jinek.
Stemmen met de voeten zegt: ik ben mijn consumptie. Misschien ook nog: ik ben mijn smaak.
Wie consumeert en met de voeten stemt, is niet puur individueel bezig. Integendeel. Consumenten houden altijd andere consumenten in de gaten. Ik ga naar een restaurant omdat het er altijd druk is. Ik kijk een tv-serie omdat zoveel anderen dat doen. Ik volg als consument trends, modes. Ik stem met de voeten door een pad te volgen dat anderen al hebben betreden – en wellicht platgetreden. De populariteit van een bepaald pad kan mij er trouwens ook toe verleiden een andere weg te kiezen, omdat ik niet tot de kudde wil behoren.

Stemmen als ethische expressie
Bij mijn keuze in het kieshokje spelen vele zaken een rol. Natuurlijk heb ik lichamelijke behoeften – en ik kan en wil pas een keuze maken als daaraan is voldaan. Als ik hongerig of ziek ben, heb ik wel wat anders aan mijn hoofd.
Wanneer ik tenslotte toch een keuze maak, speelt mijn lichaam een rol, in die zin dat ik de belangen van lichaam moet verdedigen. Voedsel. Onderdak. Veiligheid. Dat zijn basisdingen waar ik niet zonder kan.
Mijn gevoel doet uiteraard ook mee – mijn pathos. En dat kan ook niet anders. Sterker, het hoort ook zo. Als ik mijn gevoel helemaal zou uitschakelen, maakt dat mijn keuze niet beter, maar slechter. Ik doe dan geen beroep op wat een belangrijke graadmeter voor mijn keuze is: in hoeverre een politicus, een partij of een stelling ‘goed voelt’.
Maar. Emoties zijn niet zo betrouwbaar dat we ze als enige maatstaf kunnen hanteren. Als iemand mij vraagt waarom ik op partij X heb gestemd en mijn enige antwoord is ‘Omdat het goed voelde’, dan heb ik mijn keuze niet voldoende onderbouwd.
Pathos moet gekoppeld worden aan logos – de boodschap. En aan nog iets, waar ik zo op terugkom.

Wat ik in het beste geval ook niet moet doen, is mijn keuze afstemmen met andere mensen. Als ik mijn stem laat afhangen van wat anderen kiezen – bijvoorbeeld, van wat opiniepeilingen daarover te melden hebben – verteken ik de uitslag. Dit doet grote afbreuk aan het vertegenwoordigende karakter van ons stelsel. Wanneer ik alleen op Mark Rutte stem omdat hij Geert Wilders kan verslaan, vertegenwoordigt een stem voor de VVD niet langer mijn overtuigingen en geeft die stem mij niet langer weer. Daarom is het ook gevaarlijk wat media de laatste verkiezingen steeds doen: die verslaan als een wedstrijd, een horse race, liefst tussen de twee grootste partijen. Wanneer wij hier, als kiezers,in meegaan, zorgen we ervoor dat die (media)tendens een self fulfilling prophecy wordt.
Wanneer ik mijn keuze afstem op wat anderen doen, reduceer ik mijzelf tot lid van een groep – en wat eerder een deel van mijn identiteit was, wordt nu het geheel.

Is een politieke verkiezing een kiezersmarkt en ben ik niet meer dan een politieke consument? Je zou het haast denken, als je het grote aantal ‘zwevende’ kiezers ziet – mensen die hun keuze uitstellen en door een debat, een relletje, een reclamefilmpje een politieke winkel ingelokt moeten worden.
Zweven is goed en noodzakelijk als het dient om de boodschap – de logos – van elke partij te leren kennen en om te kijken of er een overeenstemmend positief gevoel – pathos – bij een partij bestaat.
Maar dat kan niet alles zijn.
Logos en pathos zijn voldoende om je keuze als consument te bepalen. Maar stemmen is meer dan consumeren, het is niet alleen stemmen met je voeten.
Stemmen zegt ook iets over je karakter – over wat de oude Grieken je ethos noemden. Niet voor niets is dat woord de basis van ons begrip ethiek geworden: iemands karakter is bij uitstek het geheel van haar of zijn morele keuzes.
En stemmen is vooral een morele keuze.

Wanneer wij aan iemand vragen: op wie stem jij? dan bedoelen we niet wie jouw materiële beloften het beste vervult, wie je het leukste of aardigste vindt, bij welke groep je het liefste wilt horen. We vragen niet wat je politieke smaak is.
In het stemhokje wordt jou impliciet de vraag gesteld: wie van deze kandidaten is naar jouw mening het beste voor de gemeente, provincie of het land als geheel?
Dat is in wezen een morele vraag, die je naar eer en geweten moet beantwoorden. En de enige acceptabele motivatie voor je keuze is een argument waaruit blijkt dat jouw keuze voor iedereen het beste zou zijn.
In een variatie op Kants morele stelregel: stem alleen op de politicus op wie je iedereen zou aanraden te stemmen.

Een kiezer  is idealiter iemand die voortdurend het algemene welbevinden voor ogen heeft. En stemmen is daarom allereerst een morele daad.
Ethos betekende bij Aristoteles ook zoveel als ‘geloofwaardigheid’ – maar het is niet de geloofwaardigheid van het pathos, de glimp van een zogenaamd authentiek zelf; het is de geloofwaardigheid van iemand die zich aan beloftes en afspraken houdt, die daarop afgerekend wil worden. Die in zichzelf verleden en toekomst verbindt – en die nu het best mogelijke oordeel tracht te vellen.

Dat ik – waarin ethos de overhand heeft – is het ik dat stemt bij verkiezingen. Het is niet alleen lichaam, of gevoel, of stemming, of groepslid, of consument. Het is al dat – en méér.