Wijsheid zou je kunnen omschrijven als een hoge mate van competentie. Je beheerst iets. Je bent een gevorderde. Misschien ben je wel een meester.
Wat beheers je? In elk geval iets wat een rol speelt in de wereld van de mensen. Wijsheid draait om keuzes in de omgang met mensen, om morele keuzes, niet om een effectieve omgang met dingen. Dat is slimheid.
Soms, als slimheid gebaseerd is op ervaring, hangen we er de omschrijving ‘wijs’ aan. Zo zeggen we misschien van een vakman die een passend materiaal heeft gekozen (een steensoort voor een huis, een houtsoort voor een stoel, een graansoort voor een brood) dat hij een ‘wijze’ keuze heeft gemaakt. Maar eigenlijk hebben we het dan ook weer over de mens – over de ervaren, competente beoefenaar van een ambacht, die over praktische wijsheid beschikt en op grond daarvan een goede keuze heeft gemaakt. ‘Wijs’ gaat over degene die de keuze heeft gemaakt, niet over de keuze zelf. Die zegt op zichzelf namelijk niets: als een beginner hetzelfde materiaal zou nemen zouden we zeggen dat het een gelukkige greep was.
Bijna alle mensen hebben het in zich om moreel zo gevorderd te raken, dat we ze ‘wijs’ zouden noemen. We zijn ‘born to be wise’.
De vaardigheden van wijsheid – met subtiele concepten kunnen werken, nuances kunnen zien, een situatie in zijn geheel kunnen bevatten, uitzonderingen kunnen bedenken, gevoelens kunnen inschatten, behoeften kunnen aanvoelen – zijn in ons brein aanwezig als we geboren worden. Niet als voorgeprogrammeerde regels (op deze input volgt altijd deze output), maar in aanleg. Dat wil zeggen: als mogelijkheden om ingewikkelde weergaves van ingewikkelde situaties te maken, die te verbinden aan eerdere situaties en uit een repertoire van acties een weloverwogen – en juiste – keuze te maken.
Competenties als wijsheid zijn samengesteld
Ik stel het nu simpel voor, maar in het maken van een juiste keuze komt heel veel samen:
– de genetische wijsheid van zoogdieren, mensapen en mensen (wat door evolutie is opgebouwd – tijdsschaal: miljoenen jaren)
– de culturele wijsheid van de menselijke soort (wat door onderlinge communicatie is opgebouwd en door taal is overgeleverd – tijdsschaal: duizenden jaren)
– de groepswijsheid van de omgeving (wat in een gedeelde praktijk wordt aangeleerd – tijdsschaal: tientallen tot honderden jaren)
– de individuele wijsheid van de persoon die de keuze maakt (wat aan levenservaring is verzameld – tijdsschaal: een mensenleven)
Wijsheid is wat werkt. Een wijze keuze is de hoge top van een immense piramide, waarbij elke laag noodzakelijk is voor het uitzicht van bovenaf. We zijn dwergen op de schouders van reuzen, zei Bernard van Chartres in de twaalfde eeuw – maar die reuzen staan zelf weer op de schouders van ontelbaar veel dwergen.
In alle competenties komen de vier ontwikkelingsfases samen. Neem de competentie om een speer zo hard te werpen, dat je er een prooidier mee kunt vellen of een atletiek-record mee kunt vestigen:
In periode 1 kregen we een sterke, buigzame arm, een hand met gevoelige vingers en hersenen die een fijne motoriek mogelijk maken. Plus het geestelijke vermogen om een arm als een losse tak en een losse tak als een arm te zien. In periode 2 ontwikkelden we een cultureel concept als ‘speer’. In periode 3 leerden we een speer zo efficiënt en effectief mogelijk te hanteren, door het voorbeeld en de adviezen van ervaren gebruikers te volgen (vroeger gebeurde dit binnen een groep van jagers, nu misschien in een club van atleten). En in periode 4 oefenden we met de resultaten van ontwikkelingen 1-3 om zelf zo goed mogelijk speer te werpen.
Niet iedereen is altijd even wijs en wijsheid ontstaat niet vanzelf
Het beeld van de piramide kan ook duidelijk maken waarom niet iedereen even wijs is, waarom mensen niet altijd even wijs handelen en waarom wijsheid niet vanzelf ontstaat.
Wanneer is iemand competent? Wanneer de erfenis van elk niveau bijdraagt aan het optimale gebruik van het volgende niveau.
Gaat dit vanzelf? Integendeel. Op elk niveau van leren kan iets misgaan en dat heeft gevolgen voor de hoger/latere niveaus. En nergens is een ‘maximale’ wijsheid vanzelfsprekend. Iemand kan in het eigen leven (niveau 4) genoegen nemen met wat eerder als groepswijsheid (niveau 3) bedacht is – ook als die wijsheid niet meer werkt. Of een bepaalde vaardigheid (niveau 3) raakt verloren bij gebrek aan beoefenaren – denk oude ambachten – en niveau 2 biedt slechts algemene regels en abstracte beschrijvingen. Dan kan op niveau 4 geen vakmanschap meer ontwikkeld worden.
Hoe ontstaat wijsheid, oftewel morele competentie? En wat draagt filosofie daaraan bij?
Daarover meer in de blogpost van volgende week!