Amerikaanse dierenrechtenactivisten proberen momenteel via processen rechten voor chimpansees erkend te krijgen. Doel van het zogenaamde Nonhuman Rights Project is voor tenminste sommige dieren de status van ‘persoon’ te verwerven, zodat zaken als lichamelijke integriteit en persoonlijke vrijheid gegarandeerd zijn.
Veel dierenactivisten vinden dit een goed initiatief. Ik niet, al zal ik het eens zijn met de meeste van hun eisen voor een betere behandeling van dieren.
Niet alleen kun je vraagtekens zetten bij legalistisch activisme, dat langs de sluipweg van rechterlijke besluiten democratische organen voor een fait accompli probeert te zetten. Wat belangrijker is: de hele notie van ‘dieren als personen’ vertoont fundamentele gebreken.
Waar gaat het om?
Het NhRP betoogt dat tenminste sommige dieren “bepaalde complexe cognitieve eigenschappen” hebben die noodzakelijk zijn om door een rechtbank erkend te worden als een persoon. Onderzoek van wetenschappers als Jane Goodall zou dat hebben aangetoond.
Nu zal niemand bestrijden dat de kloof tussen mens en aap niet meer zo groot lijkt als vijftig of honderd jaar geleden. Inderdaad hebben mensen als Jane Goodall en Frans de Waal ons getoond dat apen complexe en fascinerende dieren zijn. Dat ze rudimentaire vormen van moraal en cultuur hebben. Dat ze duidelijk individuen zijn, met persoonlijke karakters. Dat ze verlangens hebben, en verwachtingen.
Niemand zal nog beweren dat dieren ‘dingen’ zijn, zoals René Descartes dacht. Maar maakt hen dat tot ‘personen’?
‘Persoon’ is een menselijke categorie. Het is in principe mogelijk dat er non-menselijke personen zijn – dieren, robots, aliens – maar dan moet dat worden aangetoond door een vergelijking met wat een menselijke persoon is. En niet met grensgevallen van menselijk ‘persoon zijn’ – kleine kinderen, mentaal gehandicapten, demente bejaarden – maar met wat een normale persoon is.
Een menselijk persoon is iemand die kan deelnemen aan het morele netwerk van wederzijdse relaties, het web waarin beloftes worden gedaan en afspraken worden gemaakt – waarin we elkaar, in Immanuel Kants termen, als doel en niet als middel behandelen. In dit netwerk kunnen rechten niet zonder plichten bestaan (zoals ook door een New Yorkse rechtbank in een proces van het NhRP is verklaard).
Niemand, ook de mensen van het NhRP niet, zal willen beweren dat hun ‘cliënten’ aan dit netwerk deel hebben. Kiko, Tommy, Hercules en Leo kunnen met mij geen afspraak maken. Ik kan hen niets beloven en ze kunnen mij niets vragen. (En ze kunnen mij, of een ander, dus ook niet vragen of toestaan hen in een rechtszaal te vertegenwoordigen!)
Dieren kunnen geen gemeenschappelijke plannen maken, geen weloverwogen besluiten nemen. Ze kunnen voor hun keuzes geen argumenten geven. Kortom, ze kunnen op geen enkele manier deelnemen aan het morele gesprek waarbinnen ‘persoon’ een categorie is. Geen enkele chimpansee – of andere mensaap, of dolfijn, of olifant – kan mij als persoon behandelen en mij anders tegemoet treden dan als een middel om de eigen verlangens te bevredigen. En dat is ook helemaal niet erg. Omdat een chimpansee zelf geen persoon is, kan ik hem of haar dat ook helemaal niet verwijten.
En die menselijke grensgevallen dan? Die hebben toch ook persoonlijke rechten, terwijl ze misschien minder ‘cognitieve capaciteiten’ hebben dan Tommy en co? Ja, maar niet omdat het op een beperkte manier personen zijn, maar omdat het volledig mensen zijn.
Simpel gezegd: kinderen hebben rechten omdat ze mensenkinderen zijn, dementen omdat ze bejaarde mensen zijn en mentaal gehandicapten omdat ze een menselijke afkomst en vooral een menselijke gestalte hebben. En als mensen hebben ze allemaal, by default, bepaalde grondrechten waarop we alleen met goede argumenten inbreuk kunnen maken. Deze uitgangspositie beschermt niet alleen de wilsonbekwame mensen zelf, maar ook het hele morele netwerk en daarmee iedereen.
De omgekeerde stap nemen: een minimale mate van cognitieve competentie en ‘wilsbekaamheid’ – waaraan apen dan zouden voldoen – tot uitgangspunt nemen en het morele netwerk uitbreiden met niet-menselijke personen ondergraaft dit netwerk en vernielt het web. Het doet dit op twee manieren:
Ten eerste haalt het allerlei dieren het netwerk binnen die er niet zelf aan bij kunnen dragen, die het netwerk niet kunnen onderhouden en verstevigen. Ik zei al: voor een aap ben ik alleen maar een middel.
Ten tweede zou het criterium van ‘voldoende cognitieve kwaliteiten’ misschien intelligente apen toelaten tot ons morele en juridische systeem, maar zwaar zieke of gehandicapte mensen buitensluiten. Het ‘probleem’ van ‘het dier als non-persoon’ zou dan verruild worden voor ‘de mens als non-persoon’. Wat zouden we daar mee opschieten?
Is een verschil maken tussen mensen en mensapen discriminatie?
Discriminatie is onderscheid maken in een geval waar dat onderscheid niet ter zake doet. Mensapen op grond van argumenten onderscheiden van mensen is daar geen voorbeeld van.
Worden dieren door dit onderscheid benadeeld? Ik denk van niet.
Stel dat we dieren wel als personen zouden behandelen. Als we consequent zijn, zou dit dan ook betekenen dat we ze in processen kunnen aanklagen, zoals ook in de middeleeuwen wel gebeurde. Dieren werden toen voor het gerecht gedaagd als ze mensen benadeelden. Zo werden varkens (die vrij door de straten scharrelden) af en toe aangeklaagd, veroordeeld en opgehangen als ze een baby hadden opgegeten. En sprinkhanen werden aangeklaagd en veroordeeld (maar niet gestraft) als ze een oogst hadden vernietigd.
Als een hond mij bijt, klaag ik nu zijn eigenaar aan. Zou het beter zijn, als ik de hond zelf een proces aandeed?
En nog moeilijker wordt het bij het leed dat dieren elkaar aandoen. Als dieren personen zijn, ben ik gehouden het ene dier tegen het andere te beschermen – ook prooidier tegenover roofdier. Misschien moet ik van het NhRP niet elke muis tegen elke kat beschermen, maar dan toch zeker een zwakke chimpansee tegen een sterke.
Hebben dieren rechten nodig om ze te beschermen. Weer: ik denk van niet.
Ook nu genieten dieren al bescherming tegen een slechte behandeling en het is deze plicht tot bescherming die door de rechtbanken wordt erkend. Daarom kan het NhRP rechtszaken aanspannen, omdat er een prima facie zaak is dat bepaalde apen wreed worden behandeld.
De kwestie is namelijk deze: ook al hebben dieren geen rechten, wij hebben wel plichten jegens hen.
De Britse filosoof Roger Scruton heeft drie ‘bronnen’ geïdentificeerd waaruit deze plichten voortkomen.
1. Onze eigen deugden. Omdat wreedheid een ondeugd is en medelijden een deugd, is het eerste ons verboden en het tweede geboden. Ook jegens dieren.
2. Onze sympathie en empathie. Wij kunnen meevoelen met het leed van anderen, waar we dit denken waar te nemen – ook bij dieren. Gevoeligheid voor de pijn van van dieren is een feit en hierop is een groot deel van ons gedrag tegenover dieren gebaseerd. (Het is ook de reden waarom we minder op hebben met dieren die in uiterlijk en gedrag heel erg van ons afwijken en waar we leed niet als zodanig herkennen.)
3. Respect voor alles wat leeft en alles wat natuurlijk is – alles wat ons is ‘gegeven’. Scruton gebruikt hiervoor het mooie woord ‘piëteit’ dat een religieuze connotatie heeft en uitdrukt dat, wanneer iets niet door ons geschapen is dit ook niet – of maar gedeeltelijk – mag worden gebruikt. Sommige zaken zijn ‘heilig’ – dat gevoel.
Dit gevoel is een sterk schild tegen vernietiging en desecratie, zowel bij individuen als bij een gehele habitat.
Kortom.
Hoe belangrijk het ook is dat dieren beter worden behandeld dan nu in veel gevallen gebeurt – dierenrechten zijn hiertoe geen geëigend middel.
Dierenrechten werken niet, hebben averechtse gevolgen en zijn niet nodig om een betere behandeling af te dwingen.
Wat wel werkt: mensen deugdzamer maken en empathie bevorderen. En vooral: piëteit herstellen.