84. Twintigersdilemma is geval van statusangst

Posted on 14 jan 2016 in Blog, Featured, Uncategorized

84. Twintigersdilemma is geval van statusangst

Dinsdag 5 januari stonden er twee opvallende rubrieken in NRC Next, die – ik neem aan per ongeluk – over hetzelfde thema gingen. Op pagina twee analyseerde Floor Rusman in haar column het ‘twintigers dilemma’: het feit dat veel jongeren zich ongelukkig voelen, of zelfs depressief, omdat ze gebukt gaan onder de druk om te presteren. En op de voorlaatste pagina van katern twee toonde het stripje ‘Van 9 tot 5’ een veertiger die in huilen uitbarst als hij eraan wordt herinnerd dat Beethoven, Rembrandt en Einstein op zijn leeftijd al meesterwerken hadden geproduceerd.

tumblr_o0h0ctc2to1rzq4lao1_500

Twee bijdragen die als identieke boekensteunen de krant openen en afsluiten – ze gaan namelijk allebei over hetzelfde onderwerp: statusangst.
Statusangst is door Alain de Botton (in zijn gelijknamige boek van 2004) omschreven als de vrees dat we niet aan de maatstaven van onze maatschappij kunnen voldoen en daarom waarde en respect verliezen; de zorg dat we op een lager treetje staan dan van ons verwacht wordt of dat we naar een lager niveau dreigen af te dalen.
Het typische van statusangst is dat hij wordt veroorzaakt door zowel ‘harde’ feiten als de ‘zachte’ ideeën die we over deze feiten koesteren. Bijvoorbeeld: we kunnen status verliezen door een ouderwetse telefoon of door een goedkope, binnenlandse vakantiebestemming; maar ook door onze baan kwijt te raken of schulden op te bouwen. En deze beide soorten ontwikkeling beïnvloeden elkaar ook: doordat winkelen bij V&D geen statusverhogend effect meer had, gingen klanten er steeds minder heen – waardoor de keten failliet ging en tienduizenden werknemers terugvallen in de status van ‘werkloze’. Waardoor ze zelf ook weer ‘onhippe’ winkels zullen frequenteren en komende zomer op de Veluwe zullen kamperen. En ze ook weer minder aantrekkelijk en ‘employable’ worden.

Statusangst ontstaat door vergelijking: van jezelf met anderen, zoals wanneer je jezelf aan (jongere) genieën meet; of van jezelf met je eigen verwachtingen, zoals in het twintigersdilemma. De angst om tekort te schieten heeft in beide situaties dezelfde vooronderstellingen, die Rusman op een rijtje zet: succes is je eigen verantwoordelijkheid; het leven is maakbaar en moet daarom geweldig zijn; de verwachtingen liggen hoog. Dit zijn precies De Bottons oorzaken van statusangst: snobisme, hoge verwachtingen en het leven in een meritocratie. Hij voegt er nog aan toe: liefdeloosheid en afhankelijkheid van talent, geluk en andere mensen.
Het typische van de laatste concepten is natuurlijk dat ons hele idee van meritocratie – het beste komt vanzelf boven drijven, als je maar hard werkt komt alles goed – één grote ontkenning is van afhankelijkheid – van omstandigheden en andere mensen. Die ontkenning zorgt er ook voor dat statusangst iets schaamtevols is en dat mensen het eng vinden hierover te praten.
Niet alleen wordt je geacht onbeschaamd naar status te streven, je wordt ook geacht dit fluitend te doen.

Er is de laatste jaren veel geschreven over de teloorgang van de middenklasse. Het aantal miljonairs en miljardairs groeit, net als het aantal gezinnen dat een beroep doet op de voedselbank. Met één modaal loon een gezin onderhouden, zoals vijftig jaar geleden: dat kan niet meer. Een leven lang een veilig loopbaan-pad volgen: iets van het verleden.
Minder aandacht is er geschonken aan de groeiende afkeer van de middelmaat, waardoor onze neo-liberale samenleving gekenmerkt wordt. De afschuw van de ‘zesjes-cultuur’. Het streven naar ‘excellente’ werknemers en organisaties. De torenhoge verwachtingen die ‘millennials’ van het leven hebben.
Volgens mij zijn beide ontwikkelingen onlosmakelijk met elkaar verbonden. Samen kenmerken ze een samenleving die wordt gedomineerd door statusjacht en die navenant veel statusangst met zich meebrengt.

De recente faillissementen van V&D en de Macintosh-keten werden allebei door deskundigen op eendere wijze geduid: genoemde concerns mikken op het middensegment van de markt, en dat is het moeilijkste segment om je in te handhaven. Op het eerste gezicht lijkt dit een rare redenering: in het midden bevinden zich immers ook de meeste consumenten. Het wordt begrijpelijk als je beseft dat niemand, en zeker geen jongere klant, bij die grote middengroep wil horen. Iedereen die het kan betalen, wil exclusiviteit. En degene die het niet kan betalen, winkelt op internet of bij discount zaken.
Overal, in de economie en in de cultuur, is er een race naar de bodem en naar de top. En overal wordt het midden fijngeknepen. De Bell Curve wordt, als kenmerkende grafiek van onze samenleving, vervangen door de hockeystick.

Unknownimages

Onze wereld is plat geworden, en kent oneindig veel verbindingen. Daardoor moet een schoenwinkel in de dorpsstraat concurreren met Zalando. En ‘het mooiste meisje van de klas’ met Kim Kardasian.
Veiligheid is in die wereld ver te zoeken. Dat mensen het toch proberen – in een etnische gemeenschap of in een ‘tiny house’ – is logisch. Dat dit weinig of geen soelaas zal bieden, al evenzeer.

Een generationeel ding?
In haar column stelt Rusman zich nog wel een terechte vraag: waarom praten al die twintigers elkaar na over hun depressies en angststoornissen? Waarom is deze problematiek iets geworden dat bij een bepaalde generatie (millennials, generatie Y) behoort? Is angst en onzekerheid niet iets van alle tijden? Horen ze niet gewoon bij opgroeien en het vinden van je eigen weg in een samenleving van volwassenen?
Ja en nee. Zeker zijn hoge verwachtingen – en de angst daar niet aan te kunnen voldoen – iets van alle tijden. En ‘generatie’ is helemaal geen behulpzaam concept om een groep mensen aan te duiden. (Eigenlijk kunnen mensen alleen binnen een familie dezelfde generatie hebben – zoals mijn zus en ik – of van een verschillende generatie zijn – zoals mijn moeder en ik. Daarbuiten is ‘generatie’ een veel te ‘fuzzy’ begrip om mensen te vatten.)
Maar toch is het relevant dat een grote groep van vooral hoogopgeleide twintigers met deze problemen worstelen. Naar mijn mening heeft dat met twee dingen te maken:

– het gebruik van het begrip ‘generatie’ als collectief overgangsobject;
– een onhandig en onbruikbaar idee van ‘volwassenheid’ dat deze jongeren geen duidelijke richting biedt.

Over deze twee zaken wil ik het de volgende keer hebben.