53. Overal is Ibansk

Posted on 18 mei 2015 in Blog, Featured

53. Overal is Ibansk

In de jaren zeventig van de vorige eeuw publiceerde de Russische schrijver Alexander Zinovjev twee satires over de Sovjet maatschappij, “Gapende hoogten” en “De lichtende toekomst”. In beide wordt de maatschappij van de fictieve, maar zeer op de Sovjet Unie lijkende staat ‘Ibansk’ beschreven. Ibansk wordt bestuurd volgens het volgende principe: in plaats van een werkzame oplossing voor een werkelijk bestaand probleem te zoeken, moeten problemen worden gevonden, die bij mogelijke of gewenste oplossingen passen.
Criminaliteitsbestrijding werkt er bijvoorbeeld als volgt: om het percentage opgeloste misdaden te verhogen, wordt niet getracht meer echte boeven te vangen, maar er wordt een nieuw categorie misdadigers bedacht, die gemakkelijk kunnen worden gepakt en veroordeeld.
Wie om de absurditeit van deze aanpak lacht, moet zich toch wat ongemakkelijk voelen in onze eigen samenleving, waarin hetzelfde principe hoogtij viert. Denk aan de manier waarop de NS aan zijn punctualiteitspercentage komt: niet door meer treinen op tijd te laten rijden, maar door treinen die vertraagd dreigen te worden helemaal niet te laten rijden, zodat ze niet meetellen. Of kijk naar scholen die bang zijn voor slechte Cito-scores en daarom slechte leerlingen niet mee laten doen.

Onderwijs is een sector die erg kwetsbaar is voor Ibanskiaanse logica. In een situatie waar opbrengst (het aantal diploma’s) bepalend is voor de aantrekkingskracht en de financiering van een school, is de verleiding groot niet te kiezen voor een effectieve aanpak van een echt probleem, maar een probleem te vinden dat bij een gewenste en haalbare aanpak past.
Liever dan ongeschikte leerlingen af te wijzen of het onderwijs te verbeteren (allebei mogelijke maar kostbare maatregelen), kiest menig onderwijsinstelling ervoor de diploma-eisen te verlagen. Nooit expliciet natuurlijk, dat zou averechts werken, maar door druk uit te oefenen op opleidingen en docenten om hogere slagingspercentages te krijgen. Dat die druk tot soepeler beoordelingen leidt, weten we uit het HBO en MBO. De hierdoor ontstane diploma-inflatie interesseert de meeste schoolleiders niet, en zij die er wel tegen in het geweer komen, bezwijken vaak alsnog onder de druk van de inspectie.

Overal zien we Ibansk: in het onderwijs, de zorg, de cultuur, de wetenschap, het openbaar bestuur en misschien nog wel het meest in het grote bedrijfsleven, waar verhoging van de shareholder value door bezuinigingen of boekhoudkundige trucs vaak de plaats inneemt van echte verbeteringen door innovatie of betere klantenservice.

Hoe komt het dat wij zo’n absurde, op schijnoplossingen gerichte samenleving zijn geworden?
Volgens mij komt het omdat we geen idealistische doelen meer hebben, maar alleen nog (meetbare) maatstaven.
Op het eerste gezicht lijkt er weinig mis met maatstaven: we moeten immers SMART werken, nietwaar? Dus stellen we doelen die specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebonden zijn, zodat we na afloop weten of we ze gehaald hebben of niet. Wat kan hier verkeerd aan zijn?
Helaas, zo gauw we een SMART doel gesteld hebben (zus begrotingstekort, zoveel marktaandeel, dit percentage vertraging, dat plekje op een ranglijst) treedt de Ibanskiaanse logica in werking, die zegt dat je om de maatstaf te halen beter een zinloze, maar haalbare oplossing kunt kiezen, dan een zinvolle, maar onzekere aanpak. En vanaf dat moment steek je al je energie in het voldoen aan de maatstaf.
Voorbeelden van dit gedrag zijn er te over: rechters die getuigen niet oproepen om meer rechtszaken te doen, re-integratiebureaus die moeilijke cliënten links laten liggen om effectiever te lijken, voedselfabrikanten die paardenvlees met rundvlees mengen om de kostprijs laag te houden. Overal lokken perverse prikkels pervers gedrag uit.

De beste voorbeelden vinden we bij de overheid, waar overigens ook de meeste maatstaven vandaan komen. In Europa hebben we de drie-procent norm van het begrotingstekort, die nu als de voornaamste maatstaf van beleid is gaan fungeren. Deze norm staat garant voor het vervangen van doelen door maatstaven, van besturen door bezuinigen. In een verstandige samenleving zou de regering moeilijk maar slim beleid trachten door te voeren – om het tekort aan technici op te lossen, duurzame energie te bevorderen, mensen beter te scholen – en er dan op vertrouwen dat het hierdoor wel goed komt met de cijfers. In plaats daarvan wordt voor de ‘logische’ oplossing van een lappendeken van bezuinigingen gekozen, die wel het tekort terugdringen, maar verder geen enkele positief beleidsdoel nastreven.

Het uiteenvallen van het Sovjet imperium ligt intussen al weer decennia achter ons. Na vijfentwintig jaar zien we dat die ineenstorting in elk geval niet het einde van Ibansk betekende.
De satire is levensvatbaarder gebleken dan de werkelijkheid waarop ze gebaseerd was. Het is alsof Engeland niet meer bestaat en Lilliput lid van de EU is geworden.
Heeft de geschiedenis al een grotere ironie gekend?