Rondom elk EK of WK begint het weer: de discussie over de manier waarop het Nederlands elftal speelt. Of het aantrekkelijk is. Of het effectief is. Of het volgens de regels van de ‘Hollandse school’ is. Of het goed genoeg, dan wel resultaatgericht genoeg is.
En elke twee jaar ontstaan weer dezelfde kampen: dat van de ‘romantici’, die mooi voetbal belangrijker vinden dan winnen en voor wie het doel van het spel is dat ‘mensen ervoor naar het stadion willen komen’ – ze bedoelen daarmee dat mensen naar het stadion moeten komen voor een elegante dribbel of een strakke kopbal, niet om hun team ten koste van alles te zien winnen – en dat van de ‘realisten’, die stellen dat het uiteindelijk om het winnen gaat en dat niemand bij de huldiging erom maalt hoe de beker is gewonnen (of dat überhaupt nog weet).
Beide partijen hebben deels gelijk en deels ongelijk. De romantici vergeten dat fans het stadion zullen vullen zolang hun team blijft winnen; en de realisten vergeten dat ‘lelijke’ winnaars hun moment van glorie kunnen hebben, maar daarna slechts in de uitslagenlijsten voortleven. Waarom herinnert iedereen zich nog het Brazilië van 1958 en 1970, terwijl we de recentere Braziliaanse triomfen van 1994 en 2002 goeddeels vergeten zijn?
Waar goed voetbal samengaat met winnen, ontstaat uiteraard geen discussie. Ook niet waar slecht voetbal gepaard gaat met verliezen. De mooiste discussies vinden plaats waar mooi voetbal geen resultaat oplevert (Nederland 1974), of slecht voetbal vruchten afwerpt (Nederland 2014). In het laatste geval kun je erop wachten dat opper-romanticus Johan Cruijff een (laatste) waarschuwing uitdeelt: “Het resultaat is er. Nu het voetbal nog.”
Voor realisten is dit een onbegrijpelijke opvatting. Als het resultaat goed is, wat wil je dan nog meer? Zoals AD-columnist Thijs Zonneveld het verwoordt: “Mooi voetbal is geen doel, het is hooguit een middel.” In zijn ogen zijn alle romantici bevangen door de illusie dat voetbal een kunstexpositie is, of een balletgala. Maar voetbal is geen kunst, voetbal is sport.
Zoals ik al zei hebben zowel romantici als realisten een punt. Maar, helaas voor Zonneveld, het punt van de romantici is wel veel sterker. Uiteindelijk is mooi voetbal namelijk geen middel , een van meerdere, om te winnen. Winnen, of liever het streven naar winst, is een middel om mooi voetbal te scheppen.
Aristoteles wist al dat elke activiteit zijn richtinggevend doel heeft, zijn telos. Geneeskunde is er om mensen gezond te maken, navigatie om een bepaalde bestemming te bereiken, handel om geld te verdienen. Wat is het doel van voetbal?
Omdat je een voetbalwedstrijd speelt om te winnen, lijkt het vanzelfsprekend dat winnen het doel van het voetbalspel is. Maar dat kan niet de hele waarheid zijn, omdat we niet vinden dat je ten koste van alles mag winnen. Sommige manieren – grof spel, de hand van God, de tand van God – zijn niet toegestaan. En deze verboden zijn het juist wat het moderne voetbal onderscheidt van zijn voorlopers als calcio en het voetbal op negentiende-eeuwse Engelse kostscholen.
Wat we nu op het WK in Brazilië zien, is het gevolg van honderden jaren evolutie, waarbij spelers en toeschouwers zich bij elke verandering hebben afgevraagd: is deze wijziging nu in de geest van het spel, of niet? En die geest van het spel, hoe vaag ook, houdt wel degelijk iets in waar wij het allemaal, als liefhebbers, over eens zijn. Namelijk dat het doel van voetbal is om een bepaalde vorm van excellentie tentoon te spreiden, een deugd of aretè (zou Aristotles zeggen).
Het gaat hierbij om een heel specifieke vorm van excellentie: om zonder gebruik van je handen een bal in het doel van de tegenstander te deponeren en die tegenstander het scoren te beletten. Deze excellentie heeft ook heel specifieke ‘deeldeugden’, die we elke dag op het WK geïllustreerd zien: een dribbel langs een tegenstander, een geplaatst afstandsschot, een kopbal in zweefduik. In de mooiste voorbeelden zien we snelheid, gratie, nauwkeurigheid, timing, coördinatie, kracht, evenwichtskunst, we zien moed en opofferingsgezindheid, we zien spelintelligentie en creativiteit.
En het leuke hiervan is: juist omdat deze deugden, deze vaardigheden, onderdeel zijn van een sport, zijn ze extra mooi. Natuurlijk zou je voetbal ook als een soort van dans kunnen zien (zo inspireerden Cruijff en Van Basten al Rudi van Dantzig):
Maar voetbal zou niet mooier zijn als pure beweging; zonder strijd, zonder duidelijk doel. Integendeel. Juist omdat Lionel Messi dribbelt om een doelpunt te maken en daarbij maximaal gehinderd wordt door zijn tegenstanders, is het zo mooi als zo’n dribbel lukt.
Vergelijk dat eens met de zouteloze dribbel van Pele in de Hollywoodfilm “Escape to Victory” (Vanaf 2.22 min.). Wat krijg je als er geen echte competitie is en een actie er alleen zo mooi mogelijk uit moet zien? Zinloos gepingel bij de middenlijn, met een tegenspeler die niet echt probeert de bal te veroveren; een voorzet waar twee verdedigers opzichtig onderdoor springen; een mandekker die gauw een stapje opzij doet zodat Pele zijn omhaal kan maken. Geen enkele liefhebber zou dit ‘mooi voetbal’ vinden:
Het is het streven naar een doelpunt (of het voorkomen daarvan), dat schoonheid schept. Het is het wedstrijdkarakter van sport, dat de excellentie vormgeeft.
Met andere woorden: winnen is het middel, mooi voetbal is het doel.