105. Management: leiderschap als schijngebeurtenis

Posted on 22 jun 2016 in Blog, Featured

105. Management: leiderschap als schijngebeurtenis

Na een korte onderbreking voor wat bespiegelingen over filosofie, wil ik de komende weken verdergaan met een analyse van onze ‘bullshit maatschappij’. Ik wil trachten te verklaren waarom iemand als Donald Trump het kan schoppen tot presidentskandidaat van een grote politieke partij.

Eerder heb ik de essentiële begrippen van schijngebeurtenis en bullshit uitgewerkt, die samen de hoofdmoot van moderne politiek en zeker van moderne politieke campagnes vormen.
Kort gezegd:
Een schijngebeurtenis is een gebeurtenis die louter wordt opgevoerd om (door media) verspreid te worden, in de hoop om zichzelf te vertakken in meer schijngebeurtenissen. Schijngebeurtenissen worden opgevoerd omdat de gewone werkelijkheid onze behoefte aan prikkeling niet kan bevredigen. Ze bevredigen de behoefte aan spektakel en creëren tegelijkertijd de behoefte aan méér spektakel.
En bullshit is de poging om iemands zaak te bevorderen door het spuien van ‘bull’, gelul, dat als enige rechtvaardiging heeft dat het in iemands kraam te pas komt. Bullshit bestaat niet uit leugens en wordt niet verspreid om de waarheid te verbergen. Het kan uit van alles bestaan: fantasie, overdrijving, roddels, persoonlijke aanvallen, uitvluchten, jargon… Het dient om te verbergen dat het de bulshitter alleen om het eigenbelang gaat en de waarheid of onwaarheid van het gezegde er niet toe doet.

Schijngebeurtenis en bullshit kunnen niet zonder elkaar. Een schijngebeurtenis is een vorm die inhoud, ‘content’, behoeft – en er is geen betere inhoud voor een schijngebeurtenis dan bullshit. Bullshit kan namelijk geheel en al in dienst van de schijngebeurtenis en diens verspreiding worden gesteld.
Aan de andere kant is het doel van bullshit eigenlijk altijd al om te verbergen dat iets ten dienste van de bullshitter is geënsceneerd – en dus dat er sprake is van een schijngebeurtenis. Bullshit vult en verhult de schijngebeurtenis.

Een maatschappij vol bullshit
Het begrip ‘schijngebeurtenis’ komt van de Amerikaanse geschiedkundige Daniel Boorstin. In zijn boek “The Image” beschrijft hij al vele vormen van schijngebeurtenissen en – hoewel hij het woord niet gebruikt – bullshit.
Beroemdheid – dat is heldendom als schijngebeurtenis. Toerisme: reizen als schijngebeurtenis. Adverteren. Politiek.
Wat Boorstin niet heeft beschreven, omdat het in zijn tijd nog niet aanwezig was – of nog niet alomtegenwoordig – is de overheersing van het bullshit-schijn complex in management, sport en internet. Zeker waren er in de organisaties van zijn tijd voorbeelden van schijngebeurtenissen in organisaties. En Amerikaanse sport was zich al aan het ontwikkelingen tot een tak van entertainment die meer om schijn dan werkelijkheid draait. Maar dit alles drong zich nog niet zo op als in de huidige tijd, nu management en sport doordesemd zijn van bullshit. En internet was er in 1960 natuurlijk ook nog niet, dus Boorstin kon niet voorzien dat de rol van de moderne media als verspreiders van bullshit en scheppers van schijngebeurtenissen door het internet een enorme slinger zou krijgen.

Sport en internet wil ik de komende weken behandelen, vandaag richt ik me op de bullshit-schijn in organisaties, de ontwikkeling van management als schijngebeurtenis.

Management: leiderschap als schijngebeurtenis
Iedereen kent wel het spelletje bullshit bingo, waarbij je tijdens een vergadering een reeks onzin-termen uit het managementjargon afstreept. Elke keer als je manager het heeft over dingen als ‘early adopters’, ‘benchmarking’ of ‘kerndoelen’ zet je een kruisje. Wie het eerst zijn bingo-kaart vol heeft, wint.

Er is een simpele reden waarom managers zoveel bullshit spuien: ze verhullen ermee dat ze niet echt leiding geven, maar iets doen wat op leidinggeven lijkt – managen.
Management is leidinggeven als schijngebeurtenis. Een manager leidt doorgaans niet – hakt geen knopen door, zet niks in gang, geeft niet het goede voorbeeld – en doet niets dat wij van oudsher met leidinggeven associëren. Wat een manager wel doet: organisatiemodellen toepassen, gecreëerd door de verschillende stromingen (of modes, of ideologieën) in management studies.
Een manager zegt niet hoe iets moet gebeuren, maar zet een bewustwordingsprogramma op. Een manager voert geen verandering door, maar zet een veranderingstraject in gang. Een manager verbetert de kwaliteit niet, maar voert een vorm van kwaliteitszorg in.
Een manager schrijft een plan van aanpak als manier om wat aan te pakken.

Management beantwoordt precies aan wat Boorstin over schijngebeurtenissen te melden heeft. Allereerst ‘bevredigt’ management de behoefte aan leiderschap door een simulatie ervan te scheppen, waar geen echte leiderschap bestaat. En deze schijnleiderschap genereert zelf weer meer schijnleiderschap. Elke regel moet op haar naleving worden gecheckt. Elke doelstelling leidt tot metingen, of ze wel gehaald wordt. Elke vergadering leidt tot nieuwe vergaderingen.
Bureaucratie leidt tot meer bureaucratie, management tot meer management.
Daarmee creëert en bevredigt management haar eigen behoefte.

Natuurlijk doen managers soms iets wat echt met leidinggeven te maken heeft – ze hakken bijvoorbeeld een knoop door als de professionals het niet eens kunnen worden. Doorgaans kunnen die professionals het echter heel wel af zonder hun leidinggevende. Ze weten immers zelf het beste wat nodig is voor de uitoefening van hun vak, en als ze het niet weten, lopen ze naar een senior collega.
Een manager kan al die tijd natuurlijk niet op zijn of haar handen zitten, wachtend tot er een crisis is, dus die manager gaat de tijd vullen met iets dat op leidinggeven lijkt, maar het niet is. Een strategische analyse maken. Een beleidsnota schrijven. Een training volgen. Een budget korten. En vergaderen. Heel veel vergaderen.

Dat management – als instituut, ideologie en wetenschap – geen leidinggeven is en niet ‘werkt’, is volgens mij duidelijk aangetoond door critici als Ben Kuiken (“De laatste manager”), Jos Verveen (“Bullshit management”), Chris van der Heijden (“Het zand in de machine”) en Matthew Stewart (“De management mythe”).
Waarom het in de laatste honderd jaar dan toch zo’n vlucht heeft genomen?
Tja.
Voor een dergelijk complex fenomeen zijn waarschijnlijk vele verschillende redenen en het zou een boek vergen ze enigszins uiteen te rafelen. Ik kan in deze beperkte ruimte alleen een paar plausibele verklaringen aanvoeren, zonder ze uitgebreid toe te lichten.
1. Het toenemende belang van ‘winnen’ in onze samenleving. Ik heb eerder beschreven hoe mensen zichzelf hebben wijsgemaakt dat winnen het enige is dat ertoe doet. Onvermijdelijk is dan dat er beroepen ontstaan die helemaal in dienst staan van winnen (bedrijfsadviseurs, spindoctors) en dat de beoefenaren ervan doordringen in alle sectoren van de maatschappij – industrie, overheid, gezondheidszorg, onderwijs, cultuur…
Deze ontwikkeling valt grotendeels samen met de verspreiding en intensivering van het kapitalisme als economisch model. In hoeverre hij ervan verschilt of volledig mee samenvalt is een interessante, nog niet beantwoorde vraag.
2. De verminderde behoefte aan mensen die iets maken. Omdat onze maatschappij voor een groot gedeelte gemechaniseerd en gedigitaliseerd is, bestaat er niet meer zo’n grote behoefte aan mensen die iets maken – dat doen machines voor ons. Om mensen werk te verschaffen, moeten er dus banen worden gecreëerd waarbij je niets hoeft te maken, maar alleen mensen hoeft te overtuigen dat je iets maakt.
Vandaar (onder andere) de opkomst van de managers. En de communicatiedeskundigen; en de woordvoerders; en de adviseurs; en de trainers; en de therapeuten; en de coaches.
Wat deze mensen pretenderen te ‘maken’ is winnende organisaties of winnende mensen. Ze beloven ‘succes’ – gedefinieerd als het voldoen aan een één-dimensionaal criterium, doorgaans een kwantitatieve maatstaf, doorgaans geld.

Ik heb ook al eerder beschreven hoe deze tendensen elk van ons tot slaaf maken, slaaf van ‘succes’.
Met mijn aanklacht tegen management, als bullshit-schijn product, wil ik dan ook niet zeggen dat management, laat staan managers, onze maatschappij verzieken. Het is eerder andersom: onze maatschappij heeft leiderschap verziekt door het tot management om te vormen.

Op eendere wijze vormt onze maatschappij ook andere zaken om tot schijn-gebeurtenissen. Reizen tot toerisme. Politiek tot populariteitspoll. Kunst tot evenement.
En sport tot spektakel. Daarover volgende keer meer!