Soms lees je een zin, die je aan het denken zet en doet twijfelen of bepaalde, lang gekoesterde overtuigingen, wel steek houden. Ik beleefde dit afgelopen week, toen ik iets opzocht in een boek van de Amerikaanse filosofe Susan Neiman, “Why Grow Up?”
Neimans boek gaat over het moderne idee van volwassenheid – als het opgeven van je dromen en het berusten in een grauw, voorspelbaar en zinloos leven. Ze betoogt dat filosofie ons kan helpen werkelijk ‘op te groeien’ en volwassenheid weer tot een aantrekkelijk vooruitzicht te maken.
Ik bladerde door het laatste hoofdstuk, waar Neiman een aantal voordelen van ouder worden opsomt. Ze beschrijft daarbij ook een groei van esthetisch plezier:
Als kind hoor je dat je zonsondergangen behoort te waarderen, maar je bent te druk bezig met alles te onderzoeken, om stil te zitten en te kijken. Later verwerp je de emoties die je geacht wordt te voelen, en leert ze als kitsch te zien. Als je ouder wordt, kan het je niet langer schelen of die zonsondergang op dat moment in andermans ogen kitscherig zou lijken. Je ziet het met je eigen ogen en bent gewoon dankbaar er getuige van te zijn.
Kitsch is een interessant concept, vanwege de alomtegenwoordigheid in onze samenleving. Ik heb het in dit blog vaker over kitsch gehad, in samenhang met moderne kunst of de moraal van muziek.
Wat Neiman schrijft, dat kitsch correspondeert met emoties die je geacht wordt te voelen, herinnert aan de typering van Milan Kundera, dat kitsch een bewust gedeeld gevoel is. Kitsch zegt: kijk eens wat een mooie zonsondergang – en tegelijk: kijk ons eens, zoals iedereen, genieten van die mooie zonsondergang.
Door Neimans observatie besefte ik ineens: deze gedeelde ervaring verwerpen door haar kitsch te noemen, is iets wat we leren tijdens puberteit of jonge volwassenheid. ‘Kitsch’ krijgt dan een soortgelijke negatieve betekenis als ‘bourgeois’ of ‘volwassene’ – het drukt het lidmaatschap uit van een groep, waar je niet bij wilt horen.
Wat is kitsch?
Als jongere leerde ik de ‘regel’ van hoe je het begrip kitsch moest gebruiken, aan de hand van voor de hand liggende voorbeelden:
Of:
De regel die kitsch beschrijft, zegt ongeveer dit: kitsch is wat veel mensen mooi vinden; wat sentimenteel is, van lage kwaliteit, goedkoop, gemakkelijk.
Aanvankelijk was het een aanduiding van dingen die mensen maakten en niet aan de maatstaven van ambachtelijkheid of zelfs kunst voldeden. Dit gold vooral voor massaproducten.
Uit het begrip bleek een onuitgesproken kunsttheorie die de meeste mensen sinds de Renaissance hebben aangehangen en door Immanuel Kant is uitgewerkt, maar die de laatste eeuw op steeds minder aanhang kan rekenen onder kunstenaars en critici.
In deze theorie probeert iedereen die iets schept (een ‘werk’) dit zo mooi mogelijk te maken. Waar dit streven spaak loopt, door gebrek aan smaak, zorgvuldigheid, ervaring, talent of originaliteit, krijg je kitsch: iets wat naar een bepaald esthetisch effect streeft, maar niet de middelen heeft om dit succesvol te doen. Waar het streven min of meer succesvol is, krijg je vakwerk en kunst.
Kitsch is iets wat mooi probeert te zijn, maar faalt. Kitsch is lelijk mooi. Daarmee is het iets anders dan mooi lelijk – iets wat ondanks, of misschien juist door zijn lelijkheid ontroert.
Hoe kan een zonsondergang kitsch zijn?
Bovenstaande uitleg verklaart niet hoe mensen een zonsondergang als kitscherig kunnen zien. Ten eerste is een zonsondergang geen menselijk artefact, dus kan het ook geen mislukte kunst zijn. Ten tweede is een zonsondergang helemaal niet mislukt, maar juist van een glorieuze schoonheid! Niemand bij zijn goede verstand zou dit lelijk of smakeloos noemen:
Maar bijna iedereen noemt het kitsch. Ik ook.
Is alles wat populair is, kitsch?
Als jongere wil je ergens bij horen, maar je wilt niet dat mensen zien dat je ergens bij wilt horen. Je bevindt je als tiener in de paradoxale situatie dat je alleen cool kunt zijn by association, door aansluiting bij een groepsstijl of -smaak die door anderen cool wordt gevonden – maar dat ergens bij willen horen zelf niet cool is.
Hoe los je dit op? Door tot-een-groep-behoren te definiëren als niet-bij-een-andere-groep-behoren. Door onderdeel te zijn van een tegencultuur.
De groep waar je niet toe behoort en waar je jezelf tegen afzet, kan maar het best zo groot mogelijk zijn. Hoe groter die anti-groep, hoe duidelijker dat jij zelf een onafhankelijke geest bent, iemand die zijn eigen richting bepaalt. Geen meeloper.
Bij dat streven om een ’tegenloper’ te zijn, ontwikkelen de meeste pubers dit idee: dat alles wat door een groep mooi wordt gevonden, kitsch is. Populair betekent in hun ogen hetzelfde als kitscherig. Daarom streven jongeren in hun zoektocht naar het non-kitscherige vaak een snobisme na, dat ouderen vreemd is. Als jongere denk je dat iets wel minderwaardig moet zijn, als veel mensen het mooi vinden. Als oudere realiseer je je, dat het populaire niet lelijk hoeft te zijn.
Fifty million Elvis fans can’t be wrong, luidde de titel van een Elvis-compilatie in 1959.
Fifty million fans must be wrong, denkt de uiterst kitsch-bewuste jongere.
Fifty million fans can be right, denkt de minder kitsch-bewuste oudere.
Kitsch en moderne kunst
Net als jongeren, zijn ook veel moderne kunstenaars bevangen door de vrees voor kitsch. Kitsch, in hun ogen, is alles wat het grote publiek ‘mooi’ vindt.
Veel moderne kunst wordt daarom gekenmerkt door teen angst, door de angst om niet ‘cool’ te zijn. Dus probeert men iets te maken wat bewust ‘niet mooi’ is, maar eerder lelijk. Of men kiest voor de ironische uitweg uit dit dilemma: de niche van bewust kitscherige kunst – zie Jeff Koons of Paul McCarthy.
De omhelzing van mooi
Ieder normaal mens vindt een zonsondergang mooi en iedereen houdt in wanneer hij plotseling met een uitzicht als dit wordt geconfronteerd:
Wie bewust doorrijdt, of niet bij een zonsondergang kan stilstaan zonder deze kitsch te noemen, verraadt zichzelf als een mens bevangen door puberangst. De angst om bij de grote groep te horen. Om niet cool te zijn.
Zoals Neiman beschrijft, heeft ouder worden een groot voordeel: je bent niet langer bang om wel of niet bij een groep te horen. En wat ze niet vermeldt: als het goed is, heeft jouw ervaring je geleerd dat er wel degelijk een groot verschil is tussen mooi en kitsch. In weerwil van wat veel moderne kunstenaars en critici ons willen wijsmaken.
Wat dat verschil is? Het heeft te maken met wat Neiman ook noemt: dankbaarheid. Als ze beschrijft hoe ze zich dankbaar voelt om getuige te zijn van een mooie zonsondergang, heeft ze een kenmerkend onderdeel van ‘mooi’ te pakken.
‘Mooi’ is, wat ons dankbaar maakt om in leven te zijn. Wat ons het leven laat ervaren als een geschenk.
‘Mooi’ is iets wat we niet zelf ‘verdiend’ hebben, maar wat ons desondanks wordt gegeven. Het is een geschenk van de goden, zelfs als het tot stand is gekomen in de vorm van een menselijk maaksel. Schoonheid is nooit een menselijke prestatie, het is een ‘extra’ dat zelfs voor de kunstenaar als een verrassing komt en waar nooit bewust naar gestreefd kan worden. Schoonheid is iets dat ontstaat terwijl je iets anders probeert te maken, zoals geluk iets is dat ontstaat wanneer je bezig bent iets anders na te streven.
(En dat is ook de – beperkte – waarheid in de gelijkschakeling van schoonheid en kitsch: dat bewust beoogde schoonheid altijd in kitsch uitmondt).
Het karakter van ‘gegeven’ zijn, linkt schoonheid aan bepaalde verplichtingen jegens wereld, samenleving, familie, die ook niet bewust zijn aangegaan, maar waarmee we geboren worden.
Omdat de wereld lang voor ons bestond, dienen we haar ongeschonden door te geven. Omdat we afhankelijk zijn van de samenleving, dienen we haar te versterken. Omdat we een kind zijn van onze ouders (en zij niet van ons), zijn we hen respect verschuldigd.
De ontvankelijkheid voor deze verplichtingen, de eerbied, de huiver jegens datgene wat aan ons gegeven is, noemen we piëteit of vroomheid.
Waarschijnlijk is vroomheid een soort voorstadium van, en voorwaarde voor, het ervaren van schoonheid – en de dankbaarheid die wij een ervaring van schoonheid noemen, valt te zien als een verdieping van vroomheid.
Vroomheid zegt: ik aanvaard deze wereld omdat het moet, omdat ik geen andere keus heb. Dankbaarheid zegt: ik aanvaard deze wereld met vreugde, omdat ik hem mooi vind.
Kinderen hebben deze vroomheid vanzelf, denk ik, maar vaak raken we dit gevoel kwijt in de reformatie van de puberteit. Kinderen hebben, zoals Neiman al zegt, nog geen gevoel van schoonheid.
Misschien kunnen we hierin wel het doel van opgroeien en volwassenheid vinden: het herwinnen van de vroomheid jegens het gegevens – en vervolgens het verdiepen van die vroomheid tot dankbaarheid; om via eerbied naar schoonheid te gaan.
Kinderen zijn nog niet dankbaar. Pubers zijn vaak ondankbaar. Laten we dankbare volwassenen worden!