Uit onderzoeken als die van Kilian Wawoe (“Bonus”) en Ian Robertson (“The Winner Effect”) is gebleken dat het werken in banken verslavend is en dat de alles overheersende competitiedrang daar leidt tot veranderingen in de mensen die er werken – en vooral in de winnaars. Succes, zo is aangetoond, maakt iemand meer egocentrisch en minder empathisch. Meer hebzuchtig naar geld, seks en goederen, minder gevoelig voor risico. Winnen maakt iemand verslaafd aan winnen.
Dit winnen gaat gepaard met grote beloningen – in de vorm van geld, macht en status, drie dingen die in onze maatschappij langzamerhand onderling uitwisselbaar zijn geworden. En met grote opofferingen. Want zoals Joris Luyendijk ooit in een Tegenlicht-uitzending opmerkte: bankiers hebben een verschrikkelijk leven, in een verschrikkelijke omgeving. Ze zijn net als wij verliezers, alleen zijn ze de best betaalde verliezers.
Luyendijks advies was de bankiers te knuffelen. In mijn ogen is dat een betere suggestie dan een heksenjacht waarbij mensen aan de schandpaal van de moderne media worden genageld. Beide aanpakken hebben echter nadelen, vooral wanneer ze, zoals vaak, tegelijk worden toegepast. Dan bereiken ze net zoveel als een opvoeding waarin kinderen steeds op hun fouten worden gewezen maar nooit voor de gevolgen hoeven op te draaien. Elke ‘nanny’ zal je vertellen dat dit zinloos is.
Bankiers moeten inderdaad als verliezers worden gezien, maar ze zijn natuurlijk niet alleen slachtoffers. Ze zijn verslaafd, maar ze zijn verslaafd aan datgene wat ze zelf verkopen. Ze zijn junkie en drugsdealer tegelijk.
Waar bankiers tegenwoordig in handelen – en zelf afhankelijk van zijn geworden – is ‘goedkoop’ of zelfs ‘gratis’ geld. Geld in de vorm van ingewikkelde financiële producten die alleen maar winnaars lijken te hebben. Die op mysterieuze wijze geld scheppen waar eerst alleen risico was. Gezond verstand zegt dat aan goedkoop geld een nadeel moet kleven. En dat doet het ook. Maar net als bij alcohol, cocaïne of crack, worden onze bedenkingen bij een financiële drug overstemd door de roes. De roes van pensioenen zonder sparen, investeringen zonder belastingen, leningen zonder onderpand. Van prijsstijging zonder waardevermeerdering.
In de ‘nieuwe’ financiële economie hoeft een bankier niet meer slim te investeren om geld te verdienen. Je huurt gewoon wat wiskundigen om ‘het product’ te creëren (niet voor niets dezelfde eufemistische term als drugsdealers voor hun koopwaar gebruiken), dat je vervolgens aan niets wetende, aan geld verslaafde consumenten slijt.
Deze zeepbeleconomie houdt ons allemaal in zijn greep en daarom is het ook tijd dat we de aandacht van bankiers naar onszelf verleggen. Zeker, zij verkopen de drugs, en soms zeer schadelijke. Beleggingsproducten waarbij een klein waardevol basis-ingrediënt – een hypotheek – wordt vermengd met allerlei rommel, zoals cocaïne die wordt vermengd met zeeppoeder. Maar wie koopt deze dingen? Wij, of onze vertegenwoordigers in woningcorporaties, pensioenfondsen en gemeenten. Om onze huren en belastingen laag te houden, onze pensioenen en rentes hoog.
Wij zijn dus de verslaafden en het is aan ons om aan deze ellende iets te doen. Hoe? Allereerst door het probleem te herkennen als een verslavingsprobleem – een probleem met verschillende aspecten: psychologisch, medisch, moreel, juridisch, maatschappelijk. Een probleem dat waarschijnlijk nooit helemaal kan worden opgelost, maar waarvan de schade wel kan worden ingedamd.
Voor die indamming zijn al door vele deskundigen suggesties gedaan: experimenten met nieuwe financiële producten om de veiligheid te bewijzen, het afschaffen van bonussen, een belasting op financiële transacties.
Welke concrete maatregelen we ook kiezen, we moeten onthouden dat alleen een meervoudige aanpak een kans van (beperkt) slagen heeft. We moeten én de bankiers aanpakken (juridisch), én inspelen op de biologie op de werkvloer (medisch), én mensen tegen de verleiding van krediet wapenen (psychologisch), én de maatschappelijke effecten dempen (bestuurlijk), én de cultuur in de financiële wereld veranderen (moreel).
Niets doen is geen optie. Maar alleen kwaad worden helpt ook niet. Elke keer als we ons, in onze boosheid, louter op het morele richten, maken we onszelf machteloos – en dat is alleen maar het recept voor nog meer boosheid.