Nederland is een land van vele meningen. Aan de borreltafel natuurlijk, en vooral in de media. Journaals illustreren belangrijke gebeurtenissen met straatinterviews. Elke meningspeiling is aanleiding voor een krant of een actualiteitenrubriek om er aandacht aan te besteden. En internet-artikelen groeien steeds meer uit tot meningsijsbergen: een enkele mening in het stuk zelf en honderden of duizenden in de commentaarkolom daaronder.
Meningen horen we veel, in Nederland. Maar argumenten?
Argumenten zijn schaars, in onze publieke discussies. Typerend voor deze tijd is een radioprogramma als Stand.nl: elke dag een nieuwe stelling en reacties van luisteraars daarop. Eens, oneens. Zoveel voor, zoveel tegen. Volgende stelling.
Stand.nl doet nauwelijks zijn best om de voorgeschotelde stellingen en meningen met een sausje van argumenten te overgieten. Er wordt weliswaar dagelijks een ‘deskundige’ geïnterviewd, maar die wordt ook geprest eens/oneens te kiezen en om sub-stellingen met ja/nee te beantwoorden. Verder gaan de interviews doorgaans voor een groot deel over de volksmening zelf – hoe die verklaard kan worden, hoe die zich ontwikkelt, met welke andere discussie het actuele thema verwantschap vertoont. Vervolgens kunnen mensen inbellen. Zij geven hun mening, meestal zonder een argument voor of tegen de stelling. De presentator beperkt zich er toe om de mening van de beller helder te krijgen (wat soms al moeilijk genoeg is), maar hij doet geen poging om de sprekers hun mening te laten staven.
Goed, dat is een radioprogramma. En tv-debatten dan, in de roemruchte traditie van Rondom 10 en het Lager Huis? Laten we even kijken naar een representatief fragment van de laatste serie:
Amusant, zeker. Maar leerzaam? Verhelderend?
Hoe het bij verkiezingsdebatten gaat, hebben we vorige maand weer kunnen zien, ter gelegenheid van de Provinciale Staten verkiezingen. Politici kregen twintig seconden om te reageren op provocerende stellingen en daagden elkaar uit voor een twistgesprek van drie minuten:
https://www.youtube.com/watch?v=fN1ku5XjuU4
En intussen werd voortdurend via Twitter gepeild wat de mening van de kijker was.
Paul Witteman vat de gang van zaken bij verkiezingsdebatten goed samen, in zijn column in de VARA-gids:
De kijker ziet een tot in de details voorbereid toneelstuk, met gespeelde emotie. Soms erg leuk, soms voorspelbaar, soms niks. (…) Vanaf het begin is duidelijk dat geen van de deelnemers zich zal laten beïnvloeden door de mening van tegenstander. Het libretto bestaat uit het eindeloos herhalen van een standpunt. De interviewer van dienst pookt het vuurtje op. Na afloop wordt het debat beoordeeld. Niet op de inhoud (…) maar op de vorm. Wie is aan de bal gebleven zonder zich het woord te laten ontnemen? Een dag later wordt het aantal kijkers vergeleken met dat van de debatten bij andere omroepen. Die winnaar mag rekenen op de terugkeer van de kemphanen bij de volgende verkiezingen en dat is in de regel vrij snel.
Overigens zegt Witteman ook een groot liefhebber van dergelijke debatten te zijn, hij houdt gewoon van het theater.
Ik houd ook van theater, maar ik heb andere verwachtingen van een debat, politiek of anderszins. Ik hoop van een debat dat ik er wijzer van word, dat het debat een gemeenschappelijke zoektocht naar waarheid is, naar verdieping, naar meer begrip.
Maar hoe moet het dan?
De bovenstaande kritiek is niet nieuw, sterker nog, hij is zo oud dat we mijn mening onmogelijk als een verrijking van het debat kunnen zien.
Maar ik wil ook iets nieuws toevoegen: ik wil suggereren hoe we beter met elkaar kunnen discussiëren.
Voor een fundamenteel andere, onmoderne debatvorm moeten we te rade gaan bij middeleeuwse universiteiten. Op die plaatsen werd namelijk een groot deel van het onderwijs gegeven in de vorm van een disputatio.
Bij een disputatio stelde de leraar een kwestie aan de orde, in de vorm van een vraag met een hypothetisch antwoord. Vervolgens spanden studenten zich in om tegenargumenten te verzinnen bij dit voorlopige antwoord. Deze tegenwerpingen werden voorafgegaan door de formule videtur quod… (het lijkt erop dat…).
Op deze tegenwerpingen volgden weer andere tegenwerpingen, ter verdediging van het oorspronkelijke antwoord, ingeleid door sed contra… (daarentegen…).
De leraar vatte vervolgens de discussie samen (respondeo dicendum… – Ik antwoord met de woorden…). Hij koos voor het eerste antwoord of juist de ontkenning, of, wat vaak het geval was, hij gaf aan hoe de zaak eerst nog nader onderzocht moest worden door verschillende betekenissen van de kwestie te onderscheiden.
Bij elke stap ging het erom de sterkst mogelijke argumenten te berde te brengen. Dit werd onder andere nagestreefd door bij elke tegenwerping eerst het argument te formuleren, waartegen het gericht was. Pas als de eerdere spreker ermee instemde dat zijn woorden juist waren weergegeven, kon verder worden gegaan met de weerlegging.
Dus geen stroman-argument opbouwen en bestrijden, geen persoonlijke aanvallen, geen weglatingen, geen vertekeningen, geen halve waarheden.
Stel je voor dat een moderne discussie zo open gevoerd zou worden.
Of beter nog: kom zo discussiëren! Op 15 april gaan we in de nieuwe Thiemefoyer in de Leemptstraat in Nijmegen een poging doen een disputatio te voeren rondom het thema vluchten. Dit als onderdeel van een grotere thema-avond met muziek, verhalen, levenskunst en filosofie.
Als het experiment slaagt, kunnen we proberen de disputatio-vorm vaker te gebruiken in een poging om van een debat weer, net als vroeger, een echt gesprek te maken. En een publieke methode van onderzoek. Geen wedstrijd in hard schreeuwen en jezelf doof houden voor de argumenten van de ander (hoewel dat doof houden handig kan zijn als er erg hard geschreeuwd wordt).
De avond “Overlevenskunsten: vluchten” begint om 20.30 en duurt ongeveer tot 22 uur. Het is een initiatief van de Wijsmakerij, muziekduo Vollop, atelier de Clou en Impuls Coaching.