369. De kwestie flitsbezorging

Posted on 4 feb 2022 in Blog, Featured, Uncategorized

369. De kwestie flitsbezorging

Vorige week heb ik, niet voor de eerste keer, een lans gebroken voor de onderzoeksmethode van middeleeuwse universiteiten, de zogenaamde disputatio. Een disputatio bestaat eruit dat je een stelling op alle voors en tegens onderzoekt. Dat betekent echter niet dat je die in twee lijstjes tegenover elkaar zet, maar dat je bij elk voor de mogelijke tegens zoekt – en bij elk tegen de mogelijke voors (oftewel tegen-tegens).

Als je een disputatio goed uitvoert krijg je een soort boom van stellingen en tegenstellingen, argumenten en tegenargumenten, die zich in principe kan blijven vertakken. Een variant van de ‘beslisboom’ die soms wel in procedures wordt gehanteerd.
Bijvoorbeeld het schema om te beslissen of je jouw kind in het kader van corona thuis moet houden:

Beslisboom-neusverkouden-kinderen-0-6-jaar-800x600

Deze week wil ik een voorbeeld geven van een dergelijke beslisboom van een actueel onderwerp: de komst van flitsbezorgers in grote steden en de inrichting van steeds meer distributiecentra in winkelpanden – de zogenaamde dark stores. Recentelijk hebben steden als Amsterdam en Rotterdam besloten dat de komst van nieuwe dark stores (en diensten voor flitsbezorging) wordt opgeschort, tot duidelijk is wat voor maatschappelijke schade ze veroorzaken.

Kwestie
Bij een middeleeuwse disputatio stelde de leraar een quaestio (vraag of kwestie) aan de orde, in de vorm van een vraag met een hypothetisch antwoord. Vervolgens spanden studenten zich in om tegenargumenten te verzinnen bij dit voorlopige antwoord. Deze tegenwerpingen werden voorafgegaan door de formule videtur quod… (het lijkt erop dat…).
Op deze tegenwerpingen volgden weer andere tegenwerpingen, ter verdediging van het oorspronkelijke antwoord, ingeleid door sed contra… (daarentegen…).
De leraar vatte vervolgens de discussie samen (respondeo dicendum… – Ik antwoord met de woorden…). Hij koos voor het eerste antwoord of juist de ontkenning, of, wat vaak het geval was, hij gaf aan hoe de zaak eerst nog nader onderzocht moest worden door verschillende betekenissen van de kwestie te onderscheiden.

Dus.
Als we flitsbezorging en dark stores aan de orde stellen, kunnen we dat doen we een vraag

Moeten dark stores worden verboden?

en een hypothetisch antwoord, bijvoorbeeld ‘nee’.

Om dit ‘nee’ op de proef te stellen, moeten we argumenten vinden om dark stores wel te verbieden.

Videtur quod
Het lijkt erop dat dark stores verboden moeten worden, want

– ze verpesten het straatbeeld (vuilnis, afgeplakte ramen, eenvormigheid, fietsen en bezorgers hangen op stoep en fietspad)
– veroorzaken gevaar in het verkeer (extra fietsen die met hoge snelheid rondrijden, vol fietspad, onervaren of roekeloze fietsers, fietsers met koptelefoons of oortjes)
– verminderen persoonlijk contact (‘militaire’ uniformen, bezorgers die geen Nederlands spreken, wisselende klanten en bezorgers, contact zonder groet, bedankje of afscheid, boodschappen zonder buiten de deur te komen en anderen te ontmoeten)
– buiten personeel uit (betaling onder minimumloon, geen of weinig secundaire arbeidsvoorwaarden, stress, chronische rugpijn, ontmoedigen van vakbonden, verkeerde CAO)
– hanteren onmogelijk verdienmodel (externaliseren van kosten door verlies op investeerders af te wentelen, geen belasting te betalen, supermarkten en buurtwinkels weg te concurreren, te werken onder kostprijs, onderklasse te scheppen van – vaak buitenlandse – flex- en flitswerkers)
– scheppen consumenten die verslaafd zijn aan instant-bevrediging (schaarse tijd als enige maatstaf, mensen eerst laten wennen aan gemak tot ze niet meer zonder dat gemak kunnen en de overgebleven monopolist de prijzen kan verhogen).

Dit zijn de zes klassen van nadelen die ik de laatste maanden heb gevonden in verschillende publicaties.
Nu gaan we kijken of we deze tegenwerpingen kunnen weerleggen.

OIP.7pocq2OLWPUKUG7xKQuryAHaEK

Sed contra
Daarentegen (tegen bovenstaande argumenten) spreekt het volgende:

1. De verpesting van het straatbeeld. Tegen vuilnis is een simpele oplossing: de rommel opruimen. Ook rondhangende bezorgers hoeven geen probleem te zijn, wanneer de bezorgers binnen wachten en hun fietsen uit het zicht gestald zijn. De afgeplakte ramen van dark stores kunnen misschien plaatsmaken voor open ramen, waarbij het publiek kan zien wat er binnen gebeurt. En wat de eenvormigheid betreft: de centra komen in plaats van lege winkelpanden, die de leefbaarheid en de uitstraling van de straat ook niet bepaald verhogen.
2. Verkeersveiligheid. Onervaren en roekeloze fietsers (pubers, buitenlanders die pas recent hebben leren fietsen) kunnen bij de bezorgingsdiensten trainingen krijgen om veiliger te fietsen. De elektrische fietsen gaan weliswaar hard, maar niet zo hard als scooters of bestelbusjes (en veroorzaken geen uitlaatgassen of lawaai). Dat het Nederlandse fietspad een jungle is moet door de overheid worden opgelost, niet door de verkeersdeelnemers. En het luisteren naar muziek onder het rijden zou je kunnen verbieden.
3. Vermindering persoonlijk contact. De onderdelen van dit argument vallen moeilijk te weerleggen: flitsbezorging vermindert inderdaad persoonlijke contacten. Zelfs als bezorgers geen uniformen dragen en wel een praatje aanknopen met hun klanten. Maar je zou kunnen argumenteren dat de door flitsbezorging groeiende anonimiteit iets is wat klanten willen en, althans in hun ogen, helemaal geen slechte zaak is. Misschien is voor een generatie die op telefoons en sociale media is opgegroeid een face to face contact met een vreemde helemaal geen ‘plus’ meer, maar een nadeel.
4. Uitbuiting personeel. Er zijn flitsbezorgers (Gorillas bijvoorbeeld) die met vaste contracten werken – ten opzichte van veel werkgevers in de platform-economie is dat een stap vooruit. En er zou een maximum aan gewicht gesteld kunnen worden aan de bestellingen (die hoe dan ook vaak niet zo groot zijn, maar op drukke momenten vaak gecombineerd worden). De stress van de tijdige bezorging kan misschien worden verminderd door de tien-minuten-belofte wat minder absoluut te maken of fietsafstanden te verkleinen (door een fijnmaziger netwerk van distributiecentra of het verkleinen van het afzetgebied). En het hanteren van de Inretail-CAO is misschien ongunstiger dan van die van de Beroepsgoederenvervoer, maar beter dan helemaal geen CAO te volgen, zoals bij Uber of Thuisbezorgd.nl . En hogere arbeidslasten – die al het leeuwendeel van de kosten vormen – zouden betekenen dat er minder centra en minder banen zouden overblijven: winst voor de huidige werknemers maar verlies voor potentiële bezorgers die nu werkloos zijn of een bijbaan goed kunnen gebruiken.
5. Externaliseren van de kosten. Van een bedrijf dat al zijn opbrengsten meteen weer investeert (en dus verlies draait) kan niet verwacht worden dat het ook nog belasting betaalt – dat zou ten koste gaan van de investeringen. Natuurlijk, de rekening voor die investeringen wordt nu (en soms jarenlang) door de beleggers betaald, maar die doen dat vrijwillig, omdat ze in de toekomst op een hoge return on investment hopen. Dat maakt het dus ook mogelijk onder de kostprijs te werken – geen vorm van oneerlijke concurrentie, maar een legitieme strategie om een groter marktaandeel te krijgen. En als daarmee het bestaan van oude supermarkten en kleine buurtwinkels wordt bedreigd: dat is nu eenmaal de vrije markt, waarin klanten hun keuzes maken en ondernemers moeten innoveren om aan de wensen van consumenten te kunnen voldoen. Tenslotte: dat hierdoor een onderklasse van slecht betaalde arbeiders ontstaat wier inkomen door de belastingbetaler moet worden aangevuld – dat zijn maatschappelijke ontwikkelingen die niet alleen door de flitsbezorgers worden veroorzaakt en waartegen de overheid maar wetten moet uitvaardigen als ze dat wil. Als een individuele flitsbezorger een ander verdienmodel zou kiezen, zou dat betekenen dat hij snel failliet zou gaan – en dat verandert niks aan de arbeidsmarkt.
6. Het bevredigen van een behoefte die daarvoor niet bestond is niet ‘het zoeken van een oplossing naar een probleem’, zoals wel eens gesteld wordt, maar het scheppen van een nieuwe economische niche. De economie en de maatschappij worden daar rijker van, niet armer. En zelfs als uiteindelijk één aanbieder een monopolie op de flitsmarkt zou verwerven en de prijzen naar believen zu kunnen verhogen, zou de consument nog steeds de vrijheid hebben om terug te gaan naar een fysieke winkel, of bij een ‘langzame’ bezorgdienst te shoppen – die zullen door de flitsbezorgers nooit helemaal weggeconcurreerd worden.

Respondeo dicendum
Na deze twee fases van de disputatio zou normaliter een eind- of tenminste tussenstand bekend worden gemaakt, waarbij de schrijver of docent een samenvatting zou geven en een oordeel zou uitspreken. In het gunstigste geval gaat de disputatio echter door, met tegenargumenten tegen de tegenargumenten – en daar weer tegenwerpingen op. Omdat er in de zes hoofdtakken van onze argumentatieboom nog heel veel te onderzoeken valt.

Volgende week gaat deze kwestie daarom verder, met het beproeven van de (tegen)argumenten onder 1 t/m 6!