366. De spiraal van ressentiment

Posted on 15 jan 2022 in Featured, Uncategorized

366. De spiraal van ressentiment

In de afgelopen weken heb ik uitgebreid stilgestaan bij het samenspel van slechte analogieën, melodrama, bullshit, schijngebeurtenissen en ressentiment in een volmaakte storm van maatschappelijke onrust die allerlei breuklijnen in onze samenleving verdiept. Tot slot van deze overpeinzingen wil ik het hebben over een spiraal van ressentiment die ook zonder corona zou bestaan, maar in deze tijd veel dominanter is geworden.

Twee jaar leden heb ik een kleine theorie van emoties en ressentiment gegeven, en geschetst hoe de verschuiving van emoties in ressentiment onze sociale gevoelens kan verstoren. Afgebogen van hun primaire doelen en verwijderd uit hun oorspronkelijke contexten, kunnen die gevoelens (aardig vinden, woede, dankbaarheid, sympathie, schuld, schaamte, vertrouwen en wantrouwen) volledig ontsporen.

Omdat ressentiment ontstaat uit statusangst is een situatie zoals in de pandemie extra gevaarlijk.

Ressentiment ontstaat uit het gevoel dat je afglijdt op de maatschappelijke ladder (of niet zo hoog komt als je eigenlijk zou mogen verwachten). Alain de Botton heeft de oorzaken van statusangst gedefinieerd als liefdeloosheid, snobisme, irreële verwachtingen, meritocratie en ontkenning van afhankelijkheid.
We zien al deze zaken (versterkt) optreden in de pandemie.
Wie komt er in deze tijd niet aandacht en liefde tekort? (Om nog maar te zwijgen over de wijze waarop niet-gevaccineerden en gevaccineerden over elkaar spreken.) Is iemands ‘corona-status’ (gevaccineerd, genezen, getest) niet grotendeels bepalend voor het meedraaien in de maatschappij? (Plus dat verschillende vormen van ongelijkheid, zoals bijvoorbeeld op de woningmarkt, de laatste jaren de pan uit rijzen.) Hebben we ons niet allemaal overgegeven aan irreële verwachtingen, dat de volgende coronagolf langer uit zou blijven of misschien wel helemaal niet meer zou komen? (Dat vaccins een einde zouden maken aan corona – of ons eigen immuunsysteem ons onkwetsbaar maakt.)
Doen we niet net alsof iemands gezondheid louter afhankelijk is van de eigen handelingen (gezond leven, afstand houden, vaccineren), alsof iemand gezondheid of ziekte ‘verdient’? En ontkennen we niet vaak de afhankelijkheid van anderen, bijvoorbeeld om in drukke situaties veilig te zijn? (De slogan is weliswaar ‘alleen samen krijgen we corona onder controle’, maar het lijkt in de praktijk vaak ‘samen voor ons eigen’, de oude slogan van de Tegenpartij.)

Bij elk van de vijf oorzaken kan iemand door statusangst gegrepen worden en in woede, en vervolgens in ressentiment vervallen. En wat dan gebeurt kunnen we het beste als een cyclus van ressentiment omschrijven.

Cyclus
Woede is een emotie die zijn oorsprong vindt in het persoonlijke contact tussen mensen. Ik sluit, bijvoorbeeld, een deal met jou dat we elkaars rug krabben (I’ll scratch your back, you’ll scratch mine). Ik kom de afspraak na, maar als het jouw beurt is ga je er vandoor. Dan word ik kwaad en misschien wel agressief, als straf voor jouw ‘verraad en als afschrikking voor jou en anderen die mij zouden willen belazeren.

Deze uitwisseling kan eindigen door een besef van schuld en spijt aan de kant van de dader, plus een welgemeende verontschuldiging, gevolgd door vergeving van de kant van de gekrenkte. Het spijt me – zand erover.
De uitwisseling kan echter ook gemakkelijk ontaarden in een spiraal van wederzijdse woede en verongelijktheid. Dat gebeurt wanneer de ‘dader’ niet het eigen verraad tot uitgangspunt neemt, maar een eerdere aanleiding door het ‘slachtoffer’. Ja, ik verbrak mijn belofte om jou te krabben, maar dat deed ik omdat jij mij laatst niet steunde in een ruzie met X.

In het algemeen zijn mensen geneigd om zichzelf en hun gedrag te rechtvaardigen – weinigen kunnen ronduit toegeven dat ze iets fout hebben gedaan en daarvoor vergiffenis vragen. Liever vergoelijken we onze misstappen: ja, ik heb iets fout gedaan, maar

Psychologen hebben deze neiging tot zelfrechtvaardiging verklaard door het fenomeen van cognitieve dissonantie – het onvermogen van mensen om twee tegenstrijdige ideeën in hun hoofd te verdragen. Zoals het idee dat je een goed mens bent en het idee dat je iets kwalijks hebt gedaan.

Cognitieve dissonantie – de kloof tussen twee zaken die allebei waardevol zijn – leidt vaker wel dan niet tot ontkenning en zelfrechtvaardiging. Die weer leidt tot een spiraal van wederzijds slachtofferschap (ik ben het slachtoffer – nee ik ben het slachtoffer!).

We zien de cognitieve kloof in alle oorzaken van statusangst:

– liefdeloosheid: dat mensen mij niet liefhebben moet kwade wil van hun kant zijn, natuurlijk ben ik de liefde waard
– snobisme: ik word niet beoordeeld op grond van mijn ‘echte’ waarde, maar alleen op grond van mijn oppervlakkige status
– irreële verwachtingen: de kloof tussen wat ik van mijzelf en voor mijn leven verwacht en hoe het in werkelijkheid uitpakt
– meritocratie: ik weet zeker dat ik geluk en succes verdien (ook als ik het niet heb)
– ontkenning van afhankelijkheid: mijn succes is onafhankelijk van anderen, mijn falen ligt natuurlijk aan anderen.

Alles in deze oorzaken zegt: als het slecht gaat met mij ligt dat aan mijzelf – een analyse die ik, met mijn afkeer van cognitieve dissonantie, niet kan accepteren. Dus construeer ik een een verhaal waarbij ik slachtoffer ben van anderen, van elites, van immigranten, van ongevaccineerden. Ik zie mijzelf in een melodrama van protest: een krachtmeting waarbij ik het onderspit delf maar waarbij de andere partij niet met faire middelen heeft gestreden.

Het gevoel wat dit melodrama opwekt is dat van ressentiment.

En er is nog een andere manier waarop een conflict of machtsstrijd ressentiment kan opwekken:

Stel, ik voel me door een ander belazerd (terecht of niet).
In de toekomst zal ik die ander niet meer (zo snel) vertrouwen – sterker nog, misschien zal ik dat wantrouwen ook op anderen projecteren. Ik zal, in het algemeen, minder ‘goed van vertrouwen’ zijn.
Dit wantrouwen zal er in de toekomst bovendien toe leiden dat ik eerder geneigd ben om ‘verraad’ te verwachten en te ‘lezen’ in gedrag dat misschien neutraal of onopzettelijk is (‘micro-agressie’). Ik word eerder kwaad en zie in meer situaties een reden om verontwaardigd te worden. Een welwillende interpretatie van andermans gedrag sluit ik voortaan uit, ik neem automatisch het ergste aan.

Sociaal-psychologisch onderzoek heeft aangetoond dat wantrouwen niet alleen onze oordelen, maar zelfs onze ervaringen sterk kan kleuren. We kunnen dus iets bij voorbaat al als iets onaangenaams ervaren, wanneer we met een wantrouwende houding de situatie ingaan. Bovendien maakt wantrouwen partijdig: we plaatsen zelfs vraagtekens bij de meest vanzelfsprekende oordelen (‘de zon is geel’, ‘een kameel is groter dan een hond’) wanneer we weten dat dit statement is gemaakt door een bedrijf of politieke partij. Dan wantrouwen we we zelfs de meest evidente zaken: ‘maar de zon heeft rode vlekken en geeft soms wit licht’; ‘wat als het een baby-kameel is en een Mastiff-mannetje?’

Schaarste
We zien dus dat wanneer we, gedreven door statusangst, onszelf als verliezer of slachtoffer zien, het heel erg moeilijk wordt uit de spiraal van ressentiment – van woede, gekrenktheid en wantrouwen – te komen. Pijnlijke cognitieve dissonantie drijft ons ertoe de Ander per definitie als dader te beschouwen en onszelf als slachtoffer.

In eerdere analyses heb ik er ook op gewezen dat een egalitaire, op schaarste en macht drijvende samenleving zoals de onze, waarin iedereen zich voortdurend meet aan iedereen, noodzakelijkerwijs veel statusangst veroorzaakt en veel ressentiment. Geen wonder dat die samenleving de laatste jaren vol diepe breuklijnen zat: jong vs oud, hoog- vs laagopgeleid, huizenbezitters vs huurders, provincie tegenover randstad, boeren tegenover milieu-activisten, wit tegenover zwart.
En in een pandemie, waarin Hobbes’ bellum omnium contra omnes nog versterkt wordt (horeca tegen middenstand, cultuur tegen sport, kappers tegen fysiotherapeuten en iedereen tegen de regering), worden schaarste, statusangst en ressentiment tot een maximum opgedreven. Tot het niveau waarop revoluties uitbreken.

Hoewel velen een dergelijke revolutie zouden toejuichen, heb ik op deze plek eerder betoogd dat revoluties niets oplossen. Omwentelingen verdelen de macht alleen anders, ze verminderen macht echter niet en daarmee ook niet de schaarste die statusangst en al haar vruchten mogelijk maakt.

Wat we nodig hebben is een cyclus van vermindering van macht en schaarste – van liefde, acceptatie, reële verwachtingen, gedeeld leed/triomf en erkenning van onze afhankelijkheid.
We hebben een cyclus van anti-ressentiment nodig.