Vorige week beschreef ik de treurige dominantie van schijnnieuws in onze journalistiek. Dit is een soort van nieuwsgaring die verslag doet van schijngebeurtenissen – voorvallen die niet spontaan zijn, bedoeld voor rapportage, ambigu in betekenis en self-fulfilling prophecies. Deze vorm van journalistiek bevredigt onze zucht naar nieuws zoals fastfood de behoefte aan voedsel bevredigt.
Schijnnieuws is geen uitzondering in journalistiek, je kunt zelfs stellen dat het op een bepaalde manier de culminatie is van wat verslaggeving poogt te zijn.
Schijnnieuws biedt sensatie, is gemakkelijk te begrijpen, vergt weinig of geen voorkennis, prikkelt onze nieuwsgierigheid en vertelt een afgerond verhaal. Dat maakt aan de nieuwsgierigheid ook meteen weer een einde – na consumptie kun je niks meer met een schijnnieuwtje.
Schijnnieuws is te schraal om echt te lezen. Het biedt geen ingang voor verdieping; het laat geen ruimte om mogelijkheden te verkennen, alternatieven af te wegen, zaken met elkaar te verbinden, de aandacht ergens op te richten, zaken te verduidelijken.
Je zou ook kunnen zeggen: het kan niet genoten worden, alleen gebruikt. Voor een korte nieuwskick, of als voorbeeld om een betoog te ondersteunen (“zie je wel: alle buitenlanders zijn profiteurs!). Een gebruiker van schijnnieuws wil een bericht kunnen doorvertellen aan de koffieautomaat of becommentariëren met een ironische tweet.
Paradoxalerwijs: hoewel het schijnbericht ‘nieuws’ is, kan het alleen gebruikt worden op een manier die een al aanwezige behoefte bevredigt. Schijnnieuws is een overwinning van het verleden op het heden (en de toekomst).
Schijnnieuws is er dus om gebruikt te worden – en snel, zodat je weer naar het volgende schijnnieuwtje kunt. Zodat de brenger van schijnnieuws zoveel mogelijk geld aan je kan verdienen.
Schijnnieuws, met als doel zoveel mogelijk gelezen, gehoord en bekeken te worden, is namelijk op de eerste plaats een verdienmodel.
Een alternatief
Vaak staan we, bij het lezen of beluisteren van een bericht, ‘klaar’ met onze reactie. Maar dat hoeft niet. We kunnen onze reactie ook uitstellen. We hoeven het verhaal niet als ondersteuning voor onze eigen activiteiten te gebruiken – we kunnen ook onze zintuigen en verbeelding en al onze vermogens inspannen om te kijken wat dit verhaal ons te bieden heeft.
Een dergelijke manier heeft meer te maken met de manier waarop we met literatuur, kunst of muziek omgaan dan met de wijze waarop we doorgaans nieuws consumeren.
Natuurlijk zijn we bij een nieuwsverhaal altijd enigszins bezig met het gebruiken van de ‘inhoud’ van het nieuws – om een leeg moment te vullen, een puzzel op te lossen (en wat gebeurde er toen?), onszelf in het hart van het verhaal te plaatsen (wat als dit mij zou overkomen?), onze intuïties en vooroordelen te bevestigen “die Trump spoort niet”). Maar de ‘ontvanger’ blijft niet in dit gebruik hangen, de ontvanger neemt het bericht niet als middel, maar op een bepaalde manier als doel.
Om te verduidelijken wat ik met dit ontvangen bedoel: kijk naar de masterclass van dirigent Benjamin Zander, die een jonge sopraan tot het ontvangen van Schubert’s Gretchen am Spinnrade probeert te brengen. Samen met de pianiste proberen ze te achterhalen en uit te drukken wat Schubert en Goethe (de tekst komt uit diens Faust) met dit lied willen zeggen:
Een lied van drie minuten verleidt de drie deelnemers tot een verkenning van een half uur, om het laatste onsje betekenis uit het lied te puren. Er wordt geëxperimenteerd met tempo en dynamiek, de tekst wordt aan een close reading onderworpen, inlevings- en uitdrukkingsvermogen van de interpretatoren worden tot het uiterste beproefd – allemaal niet voor henzelf, maar om ‘Gretchen’ tot haar recht te laten komen.
Iets dergelijks moeten we bij elk lied, elk schilderij, elk gedicht, elk verhaal proberen. En niet alleen met kunst, maar ook bij een verhaal dat we in de krant lezen, of wat een bekende ons vertelt.
Natuurlijk leent niet elk nieuwsverhaal zich even goed voor een dergelijke omgang – ik gaf vorige week al het voorbeeld van een standaard nieuwsbericht, “Zandpoorters huis uit na handgranaat”, dat in zijn volmaakte geslotenheid bijna onbegrijpelijk wordt en waar geen close reading – geen interpretatie – meer mogelijk is.
Om weer een analogie te gebruiken: je kunt jezelf niet voorstellen dat iemand een masterclass zou wijden aan het volgende lied:
Ik zeg niets negatiefs over het stuk als ik constateer dat het, met één tempo, nagenoeg één niveau van volume en twee regels tekst, geen lied is dat zich leent voor ‘interpretatie’. Ik zie hier geen covers van ontstaan. Intussen is de Youtube video wel meer dan 200 miljoen keer bekeken en hebben bijna 45.000 mensen commentaar gegeven! Ter vergelijking: bij Benjamin Zander zijn die cijfers respectievelijk 7000 en 8.
Net zomin als niet elk lied of elke afbeelding zich leent voor ‘ontvangen’, is dat met elk nieuwsbericht zo. Een journalist moet dat ontvangen ook aanmoedigen en belonen.
Bij een ‘ontvangsgerichte’ vorm van journalistiek denk ik bijvoorbeeld aan de in dit blog al vaak aangehaalde Joris Luyendijk, die een jaar of tien geleden begon met het experimenteren in wat hijzelf ‘nieuwe journalistiek; noemde.
Nieuwe journalistiek moet
– niet na langdurige research conclusies meedelen, maar uitnodigen tot een reis naar die conclusies.
– niet de agenda volgen van rapporten of aankondigingen (van overheid, bedrijven, instellingen), maar voortbouwen op een eigen vraag.
– de mythe van objectiviteit dus negeren, en de ik-vorm hanteren.
– doorgaan waar klassieke journalistiek stopt, en ingrijpen in de wereld die wordt beschreven.
– beginnen bij de journalist zelf, en bij zijn of haar medium/platform.
Dit is een vorm van verslaggeving die op een bepaalde manier ‘literair’ valt te noemen – maar tegelijk naar maatschappelijke relevantie streeft. Het is journalistiek die een actieve, open, kritische houding bij de lezers verlangt. Een houding die misschien nog wel het beste kan worden omschreven, niet als die van een leek en al helemaal niet die van een passieve consument, maar als die van een amateur – een liefhebber.
Eerst moeten wij van onszelf ‘nieuws-liefhebbers’ maken, geen consumenten. Wij moeten mede-reizigers van de journalist worden, geen toeristen die alleen de eindconclusie zoeken.
Wanneer we elk verhaal, elk kleinste bericht, lezen, bekijken en beluisteren alsof we ‘ontvangers’ – en ontdekkers – zijn, dan zijn we in een positie om gebruiksjournalistiek van ontvangstjournalistiek te scheiden. En dat zal hopelijk (en waarschijnlijk) betekenen dat we meer plezier beleven aan de tweede vorm, en die meer zullen zoeken.
Zo gij geen ontvangers wordt, zult ge het rijk der betekenis niet binnengaan.