In de afgelopen weken heeft de #MeToo-campagne veel losgemaakt. Te verwachten en te hopen valt dat zij nog veel meer los zal maken. Niemand kan bestrijden dat grootscheepse aandacht voor seksueel geweld een goede zaak is, omdat het ook veel en veel te vaak voor komt.
Waar de campagne heen zal leiden kan niemand voorspellen. Tot een gehele seksuele revolutie, misschien (waarvan overigens niemand kan zeggen dat een een onverdeeld goede zaak zou zijn, zo werken revoluties niet).
In elk geval zou het fijn zijn als we door deze campagne een beter zicht krijgen op hoe seks nu eigenlijk functioneert en dat we daarmee een goede basis krijgen om verder te gaan.
Voor die goede basis is het dan wel nodig dat mensen seks in alle complexiteit en tegenstrijdigheid accepteren. En dat lijkt niet altijd het geval – waardoor ik over die revolutie een stuk minder optimistisch word dan ik al was.
Een element in de huidige discussie is immers het – analytisch – verwijderen van geweld uit seks zelf en het projecteren van die dimensie op een ‘vreemd’, extern element dat zogenaamd niet in seks zou thuishoren, namelijk macht.
Er kan dan een veilige tweedeling worden gesuggereerd, waarbij je aan de ene kant ‘goede’, machts-vrije seks hebt en aan de andere kant foute seks, waarbij een asymmetrische machtsverhouding bijna onvermijdelijk tot geweld voert.
Deze voorstelling lijkt me niet correct.
Seksueel geweld draait om macht
Dat seks en macht vaak ‘bedfellows’ zijn, zal niet ontkennen. Je kunt hun verhouding echter ook vertekenen door te suggereren dat het bij seksueel geweld helemaal niet om seks draait, maar om macht.
In een Volkskrant-column verwoordde Elma Drayer dit standpunt zo:
Nieuw is volgens mij dat voor het eerst de boodschap lijkt te landen die mijn feministische zusters al in de jaren zeventig verkondigden: seksueel wangedrag heeft altijd te maken met macht. Seks is het middel, niet het doel. Tot mijn vreugde hoor ik deze simpele wijsheid ineens overal aan de praattafels opduiken. Als een verklaring waaraan niemand twijfelt.
De ontkoppeling van verkrachting en seks is een verzinsel van feministische denkers in de jaren zeventig van de vorige eeuw en het is verbijsterend deze riedel in 2017 nog eens te horen.
Zeggen dat verkrachting niet om seks draait is als zeggen dat beroving niet om geld draait.
Natuurlijk gaat verkrachting om seks. Het is geweld gebruiken om te krijgen wat je wilt – in dit geval seks.
Een paar veel zeggende feiten:
Verkrachting komt in het dierenrijk voor en in alle menselijke samenlevingen.
Dat het bij verkrachting om seks gaat, blijkt uit het ‘minimale’ geweld dat erbij wordt gebruikt: meestal precies zoveel als nodig is om de seks af te dwingen. Slachtoffers van seks zijn vooral jonge vrouwen, personen met wie de meerderheid van daders – jonge mannen – graag seks wil.
Om verkrachting te kunnen bestrijden, moeten we allereerst begrijpen wat het is.
Op de eerste plaats is het een opportunistische tactiek om seks te krijgen, wanneer andere tactieken – verleiding, het hof maken, ‘verkering’ – niet werken of normale verkrachtingspreventie is uitgeschakeld, zoals in oorlogssituaties of bij psychopaten.
Hieruit kunnen we leren dat seks altijd het gevaar van verkrachting met zich meedraagt, zelfs binnen de kaders van een relatie.
Verkrachting kan overal voorkomen waar mannen seks willen en vrouwen hun recht uitoefenen om een man af te wijzen.
Dit betekent zoveel als: overal waar mannen en vrouwen elkaar tegenkomen.
Dat mannen vaker seks willen dan vrouwen en dat vrouwen degenen zijn die kiezen daar al dan niet aan toe te geven, mag aan de biologie van beide geslachten liggen of aan onze opvoeding en culturele invloeden. Het resulterende verschil is echter een feit, geen ‘mythe’. We moeten dus seksuele scripts verzinnen die rekening houden met dit verschil en met de dubbele moraal die er meestal mee gepaard gaat.
Dat dit niet gemakkelijk zal zijn, volgt uit de tweede karakteristiek van verkrachting: dat het een perversie is van het verlangen dat tot seks voert – en zonder welk verlangen er helemaal geen seks zou zijn.
Dit verlangen zegt: ik wil jou als persoon en als dit lichaam. Ik wil je niet als onlichamelijk persoon en niet als onpersoonlijk lichaam, maar als een combinatie van beide, als een vleesgeworden persoon, een incarnatie.
In dit verlangen schakelen we voortdurend heen en weer tussen beide dimensies en dit heen en weer geeft seks haar spanning. In het complexe wederzijdse spel dat elke verleiding is, is het echter gemakkelijk de draad kwijt te raken en op een bepaald ogenblik te beslissen: ik ben niet meer geïnteresseerd in jouw verlangens, ik beschouw je nu even alleen maar als een middel om de mijne te bevredigen.
Vaak worden de verlangens van de ander alleen – stilzwijgend – genegeerd. Maar soms worden ze nadrukkelijk overstemd en wordt aan het legitieme verlangen om geen seks te hebben of met seks te stoppen, geen gehoor gegeven. Dan hebben we een verkrachting.
Macht en geweld liggen altijd op de loer wanneer we de ander tot object maken. Die objectificatie is echter onvermijdelijk, hij zit al in seksueel verlangen ingebakken. Wanneer we naar iemand verlangen, verlangen we naar hem of haar als subject-object. Niet alleen als subject.
Mensen die denken dat seks en geweld te scheiden vallen, missen het punt dat seks een heen en weer schakelen is tussen de ander als subject en als object behandelen, en dat je dan gemakkelijk kunt ‘doorschieten’ in louter objectificatie – en vervolgens in geweld.
Seks zonder objectificatie is niet mogelijk
Maar zou het niet beter zijn als seks iets was tussen twee personen die zichzelf voortdurend als subjecten ervaren? Die constant laten blijken: ik zie jou niet als lichaam, maar als persoon?
Het klinkt aantrekkelijk, maar een dergelijke beleving zou seks van zijn belangrijkste dimensie beroven. Seks is namelijk, onder andere, het voor een moment opgeven van je eigen identiteit en je normale sociale rol. Het is voor even opgaan in een groter, primitiever zelf. In de natuur.
Kern van de zaak is dat we – tot op zekere hoogte – ons subject-zijn moeten loslaten in seks, om er in op te kunnen gaan en er alles uit te halen wat er in zit.
Een totale afwijzing van objectificatie is niet alleen onwenselijk, het is ook onmogelijk.
Als je naar iemand verlangt, verlang je tegelijkertijd ook naar haar borsten of zijn billen. En als iemand naar jou verlangt, dan wil je dat dit verlangen ook, op een bepaalde manier, aan jou als persoon voorbijgaat en sec om je lichaam draait. Wie zou willen horen: ik vind je borsten niet mooi, maar ik verlang naar je omdat je zo’n goed mens bent?
We willen begeerd worden om onze ogen, onze lippen, onze halzen, onze borsten, onze buiken, onze billen, onze benen, onze geslachten. We willen dat begeerte iets onbedwingbaars is – iets dat niet bewust gewild wordt, maar buiten de persoon, buiten de wil van de ander omgaat.
En op een bepaalde manier zien we dat objectificerende, geobjectificeerde verlangen toch als een verlangen naar ons – naar het geheel, naar ons totale geïncarneerde zelf. Naar onze lichamelijke persoon en ons persoonlijk lichaam.
En terecht.
Voor een intiem contact tussen twee personen is het namelijk essentieel dat dit contact eerlijk en authentiek is, en niet gespeeld. Niet fake.
Paradoxaal genoeg hebben we voor die eerlijke communicatie signalen nodig die niet gefaket kunnen worden, die aan de bewuste wil van de betreffende persoon ontsnappen. Zoals blozen, of kippenvel. Of een stijve penis, een natte vagina.
In seks communiceren wij niet zozeer zelf als dat we gecommuniceerd worden door onze lichamen. En juist daardoor voelen wij onszelf begeerd.
Natuurlijk, dat schakelen tussen persoon en lichaam, subject en object, kan mislopen. De persoon kan geheel achter het lichaam verdwijnen – en na de verdwijning van de ander als subject kan het resterende object louter nog als middel worden gezien.
En nog een valkuil: in seks kan iemand zich volledig verliezen in een deel van een lichaam, zonder langer oog te hebben voor het geheel.
Stel, iemand liefkoost je voeten: dat is een tijdje lang lekker, maar het zou vervelend en zelfs ietwat creepy worden als hij of zij een uur lang bij je voeten bleef hangen en de rest van je lichaam zou negeren. En ook niets zou zeggen en niet meer zou reageren op jouw eigen woorden, maar zich met maniakale concentratie aan je voeten zou wijden.
Dat zou een perversie zijn van een normaal verlangen, een ‘radicalisering’ van fetisjisme waarbij de fetisj niet meer als deel voor het geheel, pars pro toto, zou staan, maar zelf het geheel van iemands begeerte zou uitmaken.
Zo’n handelwijze zou al op de rand van verkrachting zitten, zou al een soort verkrachting van je voeten zijn.
Seks als tragikomedie
Te denken dat seks iets kan zijn tussen twee pure subjecten is een vorm van melodramatisch denken dat de ambiguïteit van fenomenen ontkent. Wie denkt geweld en macht volledig buiten seks te kunnen plaatsen, miskent de tragische kant van seks. En wie objectificatie uit seks wil bannen, miskent de komische kant.
Een melodramatische kijk op seksueel geweld ziet mannen als pure daders en vrouwen als pure slachtoffers, in een situatie die overzichtelijk is als deze:
De werkelijkheid van seks is veel ingewikkelder. In seks spelen niet alleen mannen en vrouwen een rol, maar Man en Vrouw. Lichaam en geest, subject en object. Natuur en cultuur.
Feministen hebben gelijk: elke seksuele situatie is óók een sociale constructie en de seksuele partners spelen rollen die in hun samenleving worden gesanctioneerd (of niet). Maar sociale rollen zijn niet de enige invloeden: in elke seksuele ontmoeting spelen ook psychologische, biologische en religieuze factoren mee. Deze invloeden ontkennen en seks reduceren tot een simpele sociale vergelijking kan niet tot verbetering leiden.
Macht is niet alleen een sociale constructie, macht zit ook in onze natuur.
Seks, dat moet ons uitgangspunt zijn, is nooit simpel. Het is altijd ambigu. Het is tragisch en komisch, verschrikkelijk en absurd.
Goede seks flirt altijd met geweld, net zoals het met humor flirt. Het kan zich daaraan niet overgeven, dat zou het verlangen teniet doen. Maar seks mag ook niet te serieus worden – seks moet speels blijven.
En op een speelse manier moet seks ook met macht en geweld omgaan. Die speelsheid bevorderen, daarin schuilt volgens mij de hoop op vooruitgang, niet op het uitzuiveren van geweld en macht. Wanneer we die namelijk taboe verklaren, verliezen we datgene wat seks tot seks maakt, meer dan louter voortplanting of recreatie.
Seks beleven als tragikomisch spel is een manier om met de inherente paradoxen van seks om te gaan. Maar het is niet voldoende om het opportunisme van seksueel geweld te bestrijden.
Daarvoor is het nodig dat, aan de ene kant, vrouwen zich veel minder naïef gedragen dan ze nu doen en vooral waakzamer zijn voor de combinatie van drank en testosteron. Tegen een meisje dat zich lazarus zuipt op een studentenfeest en dan verkracht wordt mogen we niet zeggen ‘dat ze het zelf heeft uitgelokt’ – dat zou de dader(s) te gemakkelijk vrijpleiten. Maar we mogen tegen haar wel zeggen wat we ook zeggen tegen iemand die zijn auto met de sleutel erin in een achterbuurt parkeert: wat bezielde je in hemelsnaam?
En aan de andere kant moeten mannen weer opgevoed worden om ‘moeite’ te willen doen voor sex, om weer te denken in termen van tijdrovende, subtiele, alle middelen eisende verleiding. Mannen zouden neer moeten zien op een seksuele sluipweg, op een erotische ‘hack’ die verdere inspanning en verbeelding overbodig maakt. Ze zouden zich niet blind moeten staren op het resultaat, maar meer aandacht moeten hebben voor de weg erheen.
Vrouwen moeten die inspanning en verbeelding verwachten – nee, eisen – en mannen moeten erom ijveren aan die verwachting te voldoen. Dan kan seksueel geweld misschien enigszins ingedamd worden. Want dat geweld helemaal beëindigen – dat is een utopie.