Kaïn nodigde zijn broeder Abel uit om het veld in te gaan en daar viel hij hem aan en doodde hem, zoals we allemaal weten. Maar waarom? Wat betekent die moord? Was het de rivaliteit tussen broers om de aandacht van de Vader (God, niet Adam)? Was het jaloezie om de grotere rijkdom van Abel? Was het de angst van de boer voor de herder?
Om er meer over te kunnen zeggen, moeten we eerst de gehele tekst hebben:
De mens nu had gemeenschap met Eva, zijn vrouw, en zij werd zwanger en baarde Kaïn; en zij zeide: Ik heb met des Heren hulp een man verkregen. 2Voorts baarde zij zijn broeder Abel; en Abel werd schaapherder, Kaïn landbouwer. 3Na verloop van tijd nu bracht Kaïn van de vruchten der aarde aan de Here een offer; 4ook Abel bracht er een van de eerstelingen zijner schapen, van hun vet; en de Here sloeg acht op Abel en zijn offer, 5maar op Kaïn en zijn offer sloeg Hij geen acht. Toen werd Kaïn zeer toornig en zijn gelaat betrok. 6En de Here zeide tot Kaïn: Waarom zijt gij toornig en waarom is uw gelaat betrokken? 7Moogt gij het niet opheffen, indien gij goed handelt? Doch indien gij niet goed
handelt, ligt de zonde als een belager aan de deur, wiens begeerte naar u uitgaat, doch over wie gij moet heersen. 8Maar Kaïn zeide tot zijn broeder Abel: (Laten wij het veld ingaan). Toen zij nu in het veld waren, stond Kaïn tegen zijn broeder Abel op en doodde hem. 9Toen zeide de Here tot Kaïn: Waar is uw broeder Abel? En hij zeide: Ik weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder? 10En Hij zeide: Wat hebt gij gedaan? Hoor, het bloed van uw broeder roept tot Mij van de aardbodem. 11En nu, vervloekt zijt gij, ver van de bodem, die zijn mond heeft opengesperd om het bloed van uw broeder van uw hand te ontvangen. 12Wanneer gij de aardbodem bewerken zult, zal hij u zijn volle opbrengst niet meer geven; een zwerver en een vluchteling zult gij op de aarde zijn. 13Toen zeide Kaïn tot de Here: Mijn misdaad is te groot om de straf te dragen. 14Zie, Gij verdrijft mij heden uit het land en ik zal voor uw aangezicht verborgen zijn, een zwerver en een vluchteling op de aarde; ieder, die mij aantreft, zal mij doden. 15Toen zeide de Here tot hem: Geenszins; ieder, die Kaïn doodt, zal zevenvoudig boeten. En de Here stelde een teken aan Kaïn, dat niemand, die hem zou aantreffen, hem zou verslaan. 16Toen ging Kaïn weg van het aangezicht des Heren, en ging wonen in het land Nod, ten oosten van Eden. 17En Kaïn had gemeenschap met zijn vrouw en zij werd zwanger en baarde Henoch; daarna werd hij de stichter van een stad en hij noemde deze stad naar zijn zoon Henoch.
Er staat veel in deze tekst, en nog meer niet: er staat bijvoorbeeld niet in waarom God het offer van Abel accepteerde en dat van Kaïn niet. Er zijn (Joodse en Christelijke) tradities die zeggen dat Kaïns offer op een bepaalde manier tekort schoot, dat hij er zich met een paar uien of wortels te gemakkelijk van af maakte – en dat dit te verklaren is uit Kaïns gebrek aan liefde voor God. En met die interpretatie is natuurlijk meteen ook een verklaring voor de moord gegeven, want de zonde waarvan vers 7 spreekt, was dan al in het hart van Kaïn aanwezig en lag niet als een belager aan zijn deur.
Het probleem met deze uitleg is tweeërlei: enerzijds is kan het niet uit de tekst worden gehaald (en lijkt het zelfs met vers 7 in tegenspraak), anderzijds voelt het als interpretatie gewoon te slap, als dat het juiste woord is. Kaïns offer lijkt in deze lezing een soort van afgeraffeld huiswerk en God komt eruit naar voren als een opmerkzame, maar ook wat pedante schoolmeester die Zijn leerling een sticker onthoudt.
We hebben het hier echter over een offer van de eerstgeboren mens, en hoe het negeren van dit offer leidt tot de allereerste moord. De oermoord.
Is de moord dan een uitdrukking van een historisch conflict, dat tussen boeren (akkerbouwers) en herders? Voorstanders van deze lezing wijzen op de spanning tussen beide groepen in de Bijbel, de verwantschap met Sumerische mythen die eenzelfde conflict behandelen en het ‘eeuwige’ wantrouwen tussen boeren herders dat nog duizenden jaren later, in het ‘Wilde Westen’ tot gewapende conflicten leidde.
Zeker speelt de tegenstelling tussen twee bestaanswijzen een rol in het conflict, maar het lijkt wat ver te gaan om het als hoofdmotief voor de moord aan te zien. Kaïn doodde Abel namelijk niet na een dispuut over water of nadat diens schapen zijn oogst hadden verwoest, of iets dergelijks. Zijn woede komt niet voort uit een belangenconflict tussen de landbouwer en de herder, maar heeft te maken met hun beider offers aan Jahweh – en dus met de driehoeksverhouding God-Kaïn-Abel.
Wat ons naar de volgende uitleg brengt: Kaïn doodt Abel uit broederlijke rivaliteit.
Deze uitleg lijkt me in de goede richting te wijzen, maar niet meer dan dat. Okee, strijd tussen broeders is iets van alle tijden en leidt niet zelden tot moord en doodslag (Romulus en Remus, Eteokles en Polyneikes) Maar niet alle broers vechten een strijd op leven en dood uit – waarom sommige wel en andere niet?
Volgens de meeste psychologen en antropologen – en ik denk dat onze eigen anekdotische voorbeelden dat bevestigen – heeft broedertwist vooral te maken met de gelijkenis tussen broers. Want een algemene regel luidt: mensen die veel op elkaar lijken vergelijken zich met elkaar. En vergelijking leidt tot na- en wedijver.
Mensen moeten in gelijke gevallen gelijk behandeld worden – zo luidt het hoogste gebod van onze samenleving. Dat dit niet tot een eenvormige, ‘entropische’ samenleving leidt komt omdat mensen nu eenmaal van elkaar verschillen en daarom vaak niet gelijk behandeld kunnen worden. Iedereen mag stemmen, maar niet iedereen kan premier worden. Iedereen mag tegen een bal trappen, maar niet iedereen komt in het Nederlands elftal.
Maar bij broers of zussen ligt het anders: die verschillen niet of nauwelijks van elkaar, of in elk geval niet in een relevant punt: in hun afstand tot de ouder waarbij ze erkenning zoeken. Als je vader jouw cadeautje afwijst en dat van jouw broer dankbaar aanvaardt, voelt dat als oneerlijk.
In zoverre kunnen we Kaïn goed begrijpen.
En er komt nog iets bij: Kaïn is de eerstgeborene – wat in de meeste samenlevingen een speciale status geeft, gecreëerd om fatale wedijver binnen een familie te beperken. Dus als God al de voorkeur voor een offer zou hebben mogen uitspreken, dan had dat ten gunste van de oudere zoon, Kaïn, moeten zijn. Niet in het voordeel van de jongere, Abel.
Voor Kaïn moet een dergelijk omkering voelen als een groot, bedreigend verlies, sterker nog: als een Umwertung aller Werte.
Dat Kaïn boos wordt, heeft volgens mij dus tenminste een dubbele reden. Ten eerste voelt hij zich ten onrechte achtergesteld ten opzichte van Abel: zijn ze, als broers, niet elkanders gelijken, waardoor je zou mogen verwachten dat hun offers gelijk worden behandeld? En ten tweede is die achterstelling extra schrijnend, omdat het een ontkenning is van zijn rechten als oudste broer.
En ik zie ook nog een derde punt, dat mogelijk Kaïns onbegrip en verontwaardiging voedt.
Kaïn redeneert volgens de normen van wederkerigheid, een van de vier relationele modellen van antropoloog Alan Fiske. Dit model gaat uit van ‘gelijk oversteken’, ‘de ene hand wast de andere’ en ‘oog om oog, tand om tand’. Goederen en inspanningen worden gelijk verdeeld, het draait allemaal om fairness.
In dit model is doorslaggevend dat Kaïn net zoveel moeite heeft gedaan voor zijn offer als Abel en daarom dezelfde beloning verdient. Gelijke monniken, gelijke kappen.
God blijkt echter, tot Kaïns verbijstering, het model van de markt te hanteren. In deze wereld draait het niet om waarden, maar om prijzen. Om uniciteit en vervangbaarheid. Om beschikbaarheid en schaarste. Om risico. Om verwacht rendement.
De vruchten van Abels arbeid blijken in deze optiek gewoon meer waard te zijn dan die van Kaïn, vlees en vet zijn ‘duurder’ dan groenten en fruit. Dat beide broers een gelijke inspanning hebben geleverd is irrelevant, het ene product is op de markt nu eenmaal meer waard dan het andere.
Mensen halen de normen van wederkerigheid en markt wel vaker door elkaar, of beter: ze kunnen er vaak slecht mee omgaan als beide modellen samenkomen – als er geen duidelijke scheiding is tussen de morele wereld van wederkerigheid en de amorele wereld van de markt. In het algemeen hebben we er geen moeite mee als een ondernemer een hoog inkomen verwerft, of een uniek talent vorstelijk wordt beloond. Maar wat als de onderneming door de staat is gered? Wat als het unieke talent voor een publieke omroep werkt? Dan liggen de zaken anders, omdat we moeite hebben met de vermenging van markt en moraal.
En net zo werkt het met Kaïn. Die dacht dat Abel en hij een spel binnen de regels van wederkerigheid speelden, met Jahweh als scheidsrechter. En plotseling bleken ze zich op een markt te bevinden, met God als klant.
Het doel van de woede
Maar waarom richt Kaïns woede zich dan tegen Abel en niet rechtsreeks tegen God? Abel heeft hem immers niks misdaan – die heeft gewoon uit zijn beschikbare middelen een offer gebracht. We kunnen uit de tekst niet eens afleiden dat Abel op de een of andere manier probeerde Kaïn de loef af te steken, dat hij op een bepaalde manier de strijd ‘begonnen’ is door bij God een wit voetje trachten te halen.
Hoe komt het dat Kaïn de teleurstelling van Gods afwijzing – en de krenking van diens reprimande -verwerkt door Abel te doden?
Daarover de volgende keer!