Het is een schrijnend moment in de BBC-documentaire The Death of Yugoslavia: beelden van een verwoest Srebrenica, gemaakt in augustus 1995, een maand na de val van de Moslimenclave. Honden lopen door de verlaten straten. De stem van UN-bevelhebber generaal Morillon klinkt: “You are now under the protection of the UN forces.” De generaal deed die belofte in april 1993 bij zijn bezoek aan Srebrenica, dat toen in handen van de Bosnische Serviërs dreigde te vallen.
De camera toont louter kapotte gebouwen.
Wie een documentaire over Srebrenica bekijkt of er over leest, wordt voortdurend geconfronteerd met dit soort schrijnende, ironische momenten, waarbij je niet weet of je moet huilen of lachen.
Srebrenica (her)denken
Gisteren was het precies 22 jaar geleden dat Bosnische Serviërs Srebrenica veroverden. In 2009 riep de EU deze dag uit tot officiele herdenkingsdag. Sindsdien herdenken vele mensen over de hele wereld de massaslachting – en denken ze na over wat Srebrenica betekent.
In Nederland is Srebrenica, vanwege de betrokkenheid van Dutchbat, weinig minder dan een nationale trauma. Elk jaar staan de kranten vol met achtergrondartikelen en vooral opiniestukken, waarin mensen proberen hun visie op de gebeurtenissen te verspreiden.
Dit jaar was er extra aandacht voor de herdenking door twee recente gebeurtenissen: op 9 februari opende in het voormalige kamp van Dutchbat een Srebrenica-tentoonstelling, ingericht door een curator van kamp Westerbork, en op 27 juni bepaalde het Gerechtshof in Den Haag dat de Nederlandse staat deels verantwoordelijk is voor de moord op 350 Moslimmannen die op 13 juli 1995 aan de Serviërs werden uitgeleverd.
Bij beide gebeurtenissen zijn er weer momenten waarbij je niet weet of je moet huilen of moet lachen.
Bijvoorbeeld.
Nederlanders hebben bij de tentoonstelling aanvankelijk het idee dat ze de stem van de Bosnische Serviërs in het verhaal kunnen verwerken: hun principe is multiple narrative approach , immers. Al rap blijkt dat drie bruggen te ver, zelfs de stemmen van Bosniaks en Dutchbatters blijken al heel moeilijk samen te brengen. Uiteindelijk worden de Dutchbat herinneringen naar de eerste verdieping verbannen, naar een paar aparte kamers. In die kamers vind je ook graffiti uit de Nederlandse tijd. Maar alleen de vrouwonvriendelijke en anti-moslim uitingen; die zijn met stift overgetrokken zodat ze duidelijk te lezen zijn, de andere zijn overgeschilderd.
Uiteindelijk blijven de Bosnische Serviërs weg bij de tentoonstelling (ook de burgemeester, die Serviër is en genocide-ontkenner). Zoals ze ook bij de herdenking van gisteren ontbraken.
Bij het proces valt wel het meest op dat de Nederlandse staat voor dertig procent verantwoordelijk wordt geacht voor de dood van 350 mannen. Zij werden door Dutchbat van het terrein verwijderd en aan de Serviërs overgeleverd. De rechter denkt dat de Bosniaks nog steeds zeventig procent kans hadden gehad omgebracht te worden, ook als ze op de Nederlandse compound hadden kunnen blijven. Alleen voor de resterende dertig procent is Nederland dus verantwoordelijk, en dus ook voor dat deel van de ‘geleden schade’.
Voor de achtduizend andere doden is Nederland helemaal niet aansprakelijk, aldus het hof.
Ieder zijn eigen verhaal
De reacties op tentoonstelling en proces maken duidelijk dat elk een strijd om een bepaalde wijze van herdenken, van vertellen is. “Iedereen denkt dat zijn verhaal het ware verhaal is”, zingt een Bosnische zangers bij de opening van het museum. (Een documentaire over de totstandkoming heet niet voor niks ‘De strijd om het Srebrenica Museum’)
En bij het proces is dat nog erger: daar probeert iedereen zichzelf vrij te pleiten en een ander schuldig te laten verklaren.
Wij konden onszelf niet verdedigen, dat had Dutchbat moeten doen, zeggen de Bosniaks.
Wij konden de moslims niet verdedigen, de regering had ons beter moeten ondersteunen, zegt Dutchbat.
Wij konden Dutchbat niet steunen, dat had de NATO met luchtaanvallen moeten doen, zegt Nederland.
Wij konden geen luchtaanvallen uitvoeren, dat had de VN moeten aanvragen, zegt de NATO.
Wij konden geen luchtaanvallen aanvragen, dat zou levens van UNPROFOR hebben gekost, zegt de UN.
Bij elke invalshoek is duidelijk dat mensen proberen van Srebrenica een eigen verhaal te maken – en het hangt van hun invalshoek af waar ze dat verhaal laten beginnen en eindigen.
De Nederlandse staat wil met de bouw van het museum en het organiseren van de tentoonstelling na 22 jaar een streep onder de geschiedenis zetten. Het museum is het sluitstuk van 22 jaar Wiedergutmachung voor Bosnië, tegen een bedrag van 600 miljoen euro. In Den Haag vindt men het wel welletjes zo.
De Nederlandse rechter besluit een half jaar later echter dat het niet genoeg is, dat het boek nog niet kan worden gesloten – Nederland moet zijn verantwoordelijkheid nog eens afkopen met een schadevergoeding.
Voor de nabestaanden van de slachtoffers is het ook op 27 juni 2017 niet klaar: zij gaan in cassatie, zo nodig tot bij het Europese Hof van Justitie.
En voor velen in Srebrenica zal het ook met een uitspraak van dat hof niet gedaan zijn. In hun ogen kan de schuld van Srebrenica nooit gedelgd worden.
Op hun eigen manier verweren overigens ook Dutchbatters zich tegen een afsluiting: 206 van hen hebben een proces aangespannen om genoegdoening te krijgen van de Nederlandse staat.
En waar het einde nog niet in het vizier is, wordt het begin van het verhaal ook steeds verder teruggedrongen.
Op een bepaalde manier is Srebrenica het verhaal van een week, Srebrenica Memorial Week, waarin verovering van de enclave en massamoord zich grotendeels hebben afgespeeld. Maar voor Dutchbatters begint het verhaal maanden eerder, met hun stationering in de stad. En die was weer een stap in de totale VN-inzet, beginnend met de boven vermelde woorden van generaal Morillon in april 1993.
Maar 1993 was natuurlijk niet het begin van de vijandelijkheden in Srebrenica, of Bosnië, of oud-Joegoslavië. Daarvoor moeten we terug naar 1990, toen Kroatische Serviërs hun autonome gebied Krajina inrichtten. Of naar 1987, toen de Servische politicus Milosevic de spreekbuis werd van nationalistische Serviërs in Kosovo. Of naar de dood van maarschalk Tito, die tussen 1945 en 1980 nationalistische geschillen onder de duim had gehouden. Of naar de gevechten tussen Chetniks en Partizanen en de massamoorden van de Kroatische Ustase in de Tweede Wereldoorlog. Of…
Elk begin is een keuze – zoveel is duidelijk.
Bovendien kunnen we Srebrenica niet begrijpen zonder de geschiedenis van het communisme, binnen en buiten Joegoslavië, erbij te betrekken. En de geschiedenis van de NATO. En de VN. En de val van de muur. En de Nederlandse militaire cultuur. En onze politieke geschiedenis, met name van de jaren zestig tot de jaren negentig.
En dan hebben we de focus nog niet eens op kleinere zaken gericht. De rol van de Moslim-enclaves in de oorlog. De guerrilla van de Bosnische milities. De strijd binnen de Bosnische regering en tussen de regering en de milities. De verhoudingen tussen Bosnische Serviers en de republiek Servie van Milosevic. De rol van Milosevic persoonlijk. Van Karadzic. Van Mladic.
Tragedie versus melodrama
Wat we in de herdenking van Srebrenica vooral zien, is hoe een tragische (tragikomische) blik verschilt van het melodramatische perspectief.
Elke betrokkene probeert van Srebrenica een eigen verhaal te maken, maar vooral: een eigen melodrama – met zichzelf als onschuldige protagonist en anderen als de bad guys. Met een duidelijk begin en een duidelijk einde.
Ook de rechter gaat daar noodgedwongen in mee: de vorm van een rechtszaak is immers in essentie melodramatisch.
De makers van de tentoonstelling willen zich, door hun multiple narrative approach, aan het melodramatische perspectief onttrekken – maar ze worden daarmee ongewild zelf onderdeel van een groter geheel, een strijd van melodrama versus melodrama. Waardoor ze eigenlijk zelf tragi-komische helden worden.
Wat zegt dit allemaal nu over ons, en over hoe mensen verhalen vertellen?
Waarschijnlijk is het gewoon zo dat we allemaal, in onze behoefte aan zelfrechtvaardiging, geneigd zijn onze belevenissen in melodramatische vorm te gieten. Dat geeft duidelijkheid en emotionele voldoening.
Pas van een wat grotere afstand kunnen we iets met een tragi-komische blik bekijken.
Ik kan, 22 jaar na dato, Srebrenica als tragedie met komische kanten zien. De moeders van Srebrenica kunnen dat nog niet. De Dutchbatters ook niet. En de Bosnische Serviërs al helemáál niet.
Maar ik denk: alleen een tragikomische kijk op de zaken kan echt verzoenen. Alleen met een tragikomische kijk kun je echt denken en herdenken, in plaats van je met een deel van het geheel te identificeren.
Kijk naar de Dutchbatters, die zichzelf nu, 22 jaar na de borrel van Karremans met Mladic en de danspartij in Zagreb, als slachtoffer van Srebrenica zien. Die van hun vermeende medeplichtigheid aan genocide willen worden ontslagen, officieel, door de rechter en de Nederlandse overheid.
In tal van opzichten is dat tragisch – en komisch. Dat ze naast de overweldigende ellende van de Bosniaks hun snippertje ongenoegen zo serieus nemen. Dat ze er een melodrama van maken, na al die tijd.
In de oude Griekse en Romeinse koelies had je de cliché figuur van de opschepperige soldaat, de miles gloriosus. Een moderne komedieschrijver zou die kunnen vervangen door de zeurderige soldaat.
(Nogmaals: vanuit hun perspectief is het begrijpelijk wat de Dutchbatters doen – ik zou misschien precies hetzelfde handelen. Vanuit een breder perspectief zijn ze desalniettemin tragikomische figuren.)