144. Leve de allegorie

Posted on 18 apr 2017 in Blog, Featured, Uncategorized

144. Leve de allegorie

De vorige keer bepleitte ik de comeback van de allegorie. Enerzijds zou dat helpen om mooie oude literatuur te kunnen waarderen, meesterwerken als de Roman de la Rose of de Pilgrim’s Progress, die ons vanwege hun allegorische methode nu als ‘vreemd’ voorkomen. En anderzijds zouden we meer fascinerende nieuwe scheppingen als Inside Out kunnen verwelkomen, de allegorie in animatievorm van Pixar uit 2015.

Behalve plezier in oude en nieuwe creaties zou een herleving van de allegorie volgens mij nog twee belangrijke voordelen hebben, waaraan ik deze keer aandacht wil besteden:

1. Allegorie als denktraining
2. Allegorie als perspectief op de menselijke persoon

Denktraining
Het idee dat allegorie een oefening in denken is, is gebaseerd op een notie die vorig jaar heb verdedigd: dat denken een zaak is van analogieën maken.
Analogieën zijn, in de woorden van Douglas Hofstadter en Emmanuel Sander (Surfaces and Essences, 2013), ‘de brandstof en het vuur’ van het denken. Beter denken betekent vaak: betere analogieën maken (en analogieën tussen analogieën).
Nu is een allegorie eigenlijk niet meer dan een uitgewerkte analogie. Een analogie die niet stopt bij het maken van een vergelijking (‘een liefde is als een reis’, ‘een debat is als een gevecht’) maar deze vergelijking uitwerkt. een allegorie vraagt zich af: als een liefdesrelatie op een reis lijkt, wat voor soort reis is het dan? Waar begint die reis, waar eindigt hij? Is het een volledig gedeelde reis of een pad dat tijdelijk parallel loopt?
Enzovoort.

Allegorieën laten ons beter nadenken over onze analogieën. Ze voorkomen dat we na het maken van een originele metafoor tevreden achterover leunen; ze zorgen ervoor dat we ons erom bekommeren of onze vergelijking wel treffend is. Of er een die structurele verwantschap tussen de twee vergeleken objecten bestaat, of dat die verwantschap maar oppervlakkig is.
Want goed denken is het aantonen van diepe, uitgebreide overeenkomsten.

Neem de overeenkomst tussen het bevriezen van water (in ijs) en het ‘bevriezen’ van verkeer in een file. Hoe diep gaat die analogie?
De fysica van de zogenaamde fase-veranderingen (zoals tussen vloeistof en vaste stof) is een heel nauwkeurige wetenschap, die tot in details kan omschrijven onder welke condities en hoe (bijvoorbeeld) water bevriest. Eén van de bevindingen in die wetenschap is dat gassen, vloeistoffen en vaste stoffen zich in een zogenaamde meta-stabiele staat kunnen bevinden, dat wil zeggen in een toestand waarin een andere staat eigenlijk stabieler is. Zo kan een vloeistof bijvoorbeeld onder zijn vriespunt nog vloeibaar blijven – we noemen het dan supergekoeld.
Wie de analogie van verkeer met vloeistof maakt, zou ook moeten kijken naar dit soort subtiele eigenschappen, om te kijken of de analogie een vruchtbare is. (En wat blijkt: er zijn inderdaad meta-stabiele toestanden van verkeer, waarbij het nog vlot doorrijdt, terwijl de drukte een bepaalde grens heeft bereikt die normaliter in een file zou resulteren!)
Wetenschap is het onderzoeken en testen van analogieën.

Maar ook buiten wetenschap kan analogisch denken getraind worden, en dat doen volgens mij allegorieën.
Dat een goede allegorie dit soort denken aanmoedigt blijkt uit het succes van Inside Out. Binnen de kortste keren waren er zowel parodieën, die de allegorische vorm van denken gebruikten, zoals dit voorbeeld

als analyses die nagingen of de analogieën van Inside Out wel correct waren

Beide zijn mooie illustraties van mijn stelling dat allegorieën een soort denkschool vormen, of beter: een vak op onze denkschool (andere vakken zijn bijvoorbeeld eerbied voor feiten en logisch nadenken). Ze tonen welke onmisbare rol verbeelding speelt in ons denken.

Personen als analogieën
Een tweede voordeel van allegorieën is, volgens mij, dat ze een uniek en helder licht werpen op wat een persoon is.
Een persoon kan denk ik namelijk het beste worden omschreven als een begrip – niet als een concreet ding.
Wie is Toine? Als baby was hij X1, als kleuter X2, als basisschoolleerling X3, enzovoort. Als zoon is hij Y1, als broer Y2, als geliefde Y3, enzovoort. Vanochtend was hij Z1, vanmiddag Z2, vanavond Z3.
Toine is niet één concreet en onveranderlijk ding, hij is een verzameling van instanties van Toine-heid, die geen onderliggende eenheid bezitten, maar onderling wel verwantschap vertonen. Ludwig Wittgenstein heeft deze eigenschap beschreven als ‘familie-gelijkenis’ en gezegd dat begrippen als ‘spel’ deze eigenschap bezitten.
En personen ook, volgens mij – waardoor het ook gerechtvaardigd en passend is, personen op een bepaalde manier als begrippen te zien. Begrippen die simpel beginnen en allengs aan rijkdom en complexiteit winnen. Die groeien zoals begrippen dat doen – door analogieën te maken.

Ik heb hier niet de ruimte deze gedachte uitgebreid toe te lichten; ik wil alleen zeggen dat personen zich in essentie volgens mij gedragen zoals begrippen.
In een nieuwe situatie handel ik, als Toine Z, analoog naar wat Toine Y in een eendere situatie heeft gedaan – die weer handelde zoals Toine X handelde in een eerdere situatie die dáár op leek.
Zo ontwikkel ik mij en bouw ik een bepaalde ‘historische’ persoonlijkheid op.

Wat heeft dit te maken met allegorieën?
Wel: niet alleen ben ik als persoon een begrip, ik ben ook een Begrip dat de hoofdrol speelt in een verhaal, namelijk mijn levensverhaal.
Ik ben, in essentie de Hoofdrolspeler in mijn biografie. Ik ben een begrip dat avonturen beleeft, dat op reis gaat, dat zich verhoudt tot andere begrippen – die weer de hoofdrol spelen in hun eigen biografie.
Ik ben, ten diepste, een Personificatie. En mijn levensverhaal is een allegorie. Daarom draag ik, in de woorden van Billy Collins, mijn naam als een kentekenplaat.

Ik ben een begrip in kostuum, een motto te paard.
Ik ben een product van de verbeelding.