113. Noem me Don Quichot

Posted on 23 aug 2016 in Blog, Featured, Uncategorized

113. Noem me Don Quichot

Wanneer wij iemand kenschetsen als een Don Quichot, hebben we daar meestal het beeld bij van iemand die met windmolens vecht. We zien voor ons een sjofel geharnaste ridder op een uitgemergeld paard, die met geheven lans op de draaiende wieken van een molen af stormt.

Het beeld komt uit het achtste hoofdstuk van het eerste deel van “De Vernuftige Ridder Don Quichot Van La Mancha” van Miguel de Cervantes Saavedra, uit 1605:

Hij had het nauwelijks gezegd, of hij gaf het paard Rocinante de sporen, zonder zich te bekommeren om het geroep van zijn schildknaap, dat het geen reuzen waren, maar windmolens, waar hij op lostrok. Want hij had het zo vast in zijn hoofd, dat het reuzen waren, dat hij het schreeuwen van Sancho niet eens hoorde, en ook niet zag, wat het wel waren, ook niet toen hij er vlak bij was; integendeel, hij riep luid: “Vlucht niet, laffe en verachtelijke creaturen, het is slechts een enkele ridder die u aanvalt!”
Op dat moment stak de wind op, de grote molenwieken begonnen te bewegen, en zodra Don Quichot dit zag, riep hij: “Al hebt u meer armen dan de reus Briareus, ik zal u wel krijgen!”
Dit gezegd hebbende, vertrouwde hij zich van ganser harte toe aan zijn aanbeden Dulcinea, haar smekend hem in dit grote gevaar bij te staan. En welbeschermd door zijn geheven schild en lans, met Rocinante in volle galop, opende hij de aanval op de eerste de beste molen die voor hem stond. Maar toen hij deze met een lanssteek in de wiek trof, deed de wind deze zo heftig bewegen, dat de lans aan stukken vloog. En achter de stukken van de lans aan rolden paard en ruiter deerlijk gehavend over de grond.

Deze onvergetelijke passage heeft ertoe geleid dat wij na ruim vierhonderd jaar nog de uitdrukking gebruiken ’tegen windmolens vechten’. We bedoelen daarmee:

– een denkbeeldig gevaar bestrijden
– proberen te veranderen wat niet te veranderen valt

Een Don Quichot is voor ons iemand die een hopeloze strijd levert of nutteloze doelen nastreeft.

Een andere Don
Ik weet niet precies hoe de symbolische Don Quichot de hopeloze idealist is geworden die we nu in ons spraakgebruik willen karakteriseren.
Een ‘Don Quichot’ had ook iets heel anders kunnen betekenen: bijvoorbeeld een oude gek, of een verdediger van oude waarden, of een romanticus.
En nog een andere betekenis komt uit de lezing van Don Quichot door Jorge Luis Borges.
In een korte overweging uit 1955, “Parabel van Cervantes en Quichot” noemt Borges als kernthema van het werk: de tegenstelling van de irreële wereld van de ridderromans en de reële, alledaagse wereld van de zeventiende eeuw. En hij bedenkt dat die tegenstelling, in ons perspectief, verdwenen is, omdat het Spanje van Cervantes voor ons even werkelijk of onwerkelijk is als “de immense landschappen van Ariosto” – de fantastische wereld waarin Don Quichot leeft.
En Borges besluit met de volgende moraal:

Want aan het begin van de literatuur staat de mythe, en evenzeer aan haar einde.

Lezen wij het boek van Cervantes door de bril van Borges, dan zien we Don Quichot niet op de eerste plaats als een strijder tegen windmolens, maar als iemand die een oppositie creëert tussen twee werkelijkheden. In de ogen van zijn tijdgenoten, die alleen de algemene, alledaagse realiteit serieus nemen, is Don Quichot gek. In de ogen van latere generaties zijn beide vormen van werkelijkheid even irreëel geworden en is het onderscheid tussen Don Quichot en Sancho Panza verdwenen.
In dit perspectief zou ‘een Don Quichot’ dan niet iemand zijn die tegen de bierkaai vecht, maar eerder iemand die door zijn tijdgenoten als gek wordt beschouwd, maar achteraf niet vreemder lijkt dan zij. ‘Don Quichot’ zou dan meer gaan lijken op ‘Geus’ – een scheldwoord dat in zijn tegendeel verkeert: een geuzennaam! (We zouden misschien ook spreken van een quichotnaam.) En als iemand voor ‘Don Quichot’ wordt uitgemaakt, zou dat zoveel willen zeggen als: hij lijkt wel gek, maar de anderen zijn net zo gek als hij.

Je kunt me voor gek verslijten, maar ik denk dat een dergelijk spraakgebruik echt iets zou toevoegen.