De afgelopen weken heb ik op deze plek geschreven over verantwoordelijkheid en verdienste, en over de manier waarop die begrippen samenhangen. Die analyse was geïnspireerd door de twee onsterfelijke tragedies van Sofokles over de ongelukkige koning van Thebe, Oedipus.
Oidipous Turannos en Oidipous epi Kolonoi tonen ons een omgang met verantwoordelijkheid die vreemd is aan onze moderne intuïties – en daarom zo verhelderend is.
Sofokles’ Oedipus leeft gedeeltelijk in een economie van verdienste en blaam, beloning en straf – een ‘spel’ waarin de regels van het aloude gevangenendilemma gelden. Dit zijn de regels van alle menselijke samenlevingen en van onze primaat-voorouders.
Mensen/apen komen elkaar (in niet al te grote groepen) regelmatig tegen en hebben dan de keuze om samen te werken of niet samen te werken (in termen van speltheorie: cooperate of defect, C of D). Mensen/apen ontwikkelen in die situaties sociale emoties die samenwerking bevorderen (aardig vinden, woede, dankbaarheid, sympathie, schuld, schaamte, vertrouwen, wantrouwen) en bouwen relaties die gebaseerd zijn op deze emoties: tussen ouder-kind, vriend(in)-vriend(in), geliefde-geliefde, bondgenoot-bondgenoot.
De strijd om status in de groep voegt aan deze emoties trots en afgunst toe, en aan de relaties die van winnaar-verliezer, meerdere-mindere, leider-volger.
Dit is de basisstructuur van primaat-groepen, onze maatschappij en ook van het oude Thebe.
In dat Thebe draait, net als bij ons, veel om verantwoordelijkheid. Iedereen wordt verantwoordelijk gesteld voor de eigen keuzes (C of D) en al naar gelang beloond voor samenwerking (en daden die samenwerking bevorderen) of bestraft voor verraad. Emoties gelden personen die deze keuzes maken – en relaties zijn, uiteraard, ook tussen verantwoordelijke individuen.
Oedipus heeft zich in deze setting opgewerkt tot koning van de polis en echtgenoot van koningin Iokaste. Hij heeft, volgens de regels van zelfverdediging, zijn vader Laios gedood en vervolgens Thebe bevrijd van de vloek van de Sfinx. Daarna heeft hij tenminste zestien jaar (zijn oudste zoon Polyneikes is vijftien) Thebe geleid op een manier die zijn onderdanen vertrouwen geeft. Daarom verzamelen ze zich aan het begin van Oidipous Turannos bij het paleis om Oedipus om hulp te smeken bij pest en hongersnood:
Met goden stellen we u wel niet gelijk,
wij, die hier zitten, ik met deze knapen,
maar alleszins als de eerste van de mannen
wordt gij geschat, bij tegenslag in ’t leven
en waar de toorn der goeden ons bezoekt.
[…]
Op, kloeke man, richt deze stad weer op,
en denk hierom: thans noemt het hele land
u redder om de hulp, die gij eens bracht.
Doch laat ons nooit met de herinnering:
hij hielp ons recht… en liet ons vallen dan.
Maar zet de stad onwankelbaar weer recht.
Blijf steeds uzelf gelijk, ook thans, gij die
door het lot begunstigd ons de redding bracht.
Want wilt gij koning zijn, – lijk gij het zijt! –
dan is het schoner mét dan zonder volk.
Oedipus heeft, kortom, het koningschap van Thebe en het vertrouwen van haar volk verdiend door zijn keuzes in het verleden. Hij was altijd uit op samenwerking, zijn strategie was Tit For Tat (Begin met C en doe daarna wat de ander doet). En ook in deze situatie doet hij zijn best om Thebe te redden: wanneer zijn zwager (en oom!) Kreon met de orakelspreuk komt dat hij de moordenaar van Laios moet vinden, gaat Oedipus onvervaard aan de slag – niet wetende dat hij zelf die moordenaar zal blijken te zijn.
Volgens de PD-logica, die over het merendeel van onze bemoeienissen heerst, heeft Oedipus niets fout gedaan. Hij heeft altijd samengewerkt waar dat mogelijk was – en verraders bestraft en afgeschrikt. Tot nu toe was zijn loon daarvoor status en roem, maar plotseling slaat de zaak om en blijken alle C’s uit zijn leven opgeteld samen een D te vormen.
Genade
Wat Sofokles (en de mythe) weergeeft is een diepe intuïtie die mensen in alle tijden en alle streken hebben gehad: dat het leven niet helemaal te reduceren is tot goed en fout, samenwerken en verraden/profiteren. Soms wordt een notoire verrader niet alleen een winnaar (dat is geheel volgens PD-regels, winnen is immers wat de profiteur tot verraden verleidt), maar zelfs een held. En soms wordt de bewonderde samenwerker niet alleen tot verliezer (weer geheel volgens PD-stramien) maar zelfs tot voorwerp van afschuw – tot zondebok.
In Oidipous Turannos wordt samenwerker Oedipus een zondebok, in Oidipous epi Kolonoi wordt deze zondebok weer een held.
Met deze transformaties zegt de Griekse mythe eigenlijk: soms volgt het universum niet de morele logica (samenwerking wordt beloond, verraad bestraft), niet eens de logica van verraders zijn verafschuwde winnaars en samenwerkers zijn verliezers die medelijden verdienen. Ook die invalshoek is nog diep menselijk, van verafschuwde winnaars verhalen wij voortdurend in het melodrama van protest en van zielige verliezers in het melodrama van verlies.
Wat de oude Grieken ons echter tonen is iets heel anders. Zij verhalen van verafschuwde samenwerkers en bewonderde verraders. Hun perspectief is niet melodramatisch, maar tragisch.
Het tragische perspectief kan het beste worden getoond door vijf vragen te stellen over onze omgang met lijden (verlies);
De vragen zijn:
1. Is lijden redelijk en begrijpelijk of niet?
2. Is lijden altijd vermijdbaar?
3. Voert lijden op de lange duur – in een groter verband – tot iets goeds?
4. Is er een kans dat ons leven op de lange duur, in een groter verband, gelukkig zal zijn?
5. Hoe moet we omgaan met lijden?
Tragedie antwoordt op de eerste vier vragen ‘Nee’ en op de vijfde vraag ‘met nobel verzet’.
(Komedie, nog zo’n oud Grieks genre, antwoordt ook op de eerste vier ‘Nee’ en op de vijfde ‘door te lachen’.)
Tragedie draait (net als komedie trouwens) om een gevoel van dubbelheid, van ongerijmdheid, van eindigheid, van feilbaarheid. Tragedie stelt dat er in het leven geen definitieve triomf is en geen definitieve nederlaag, alleen nederlaag-in-triomf en triomf-in-nederlaag. Agamemnon wint de Trojaanse oorlog, maar wordt vermoordt bij thuiskomst. Oedipus verbant zichzelf uit Thebe, maar wordt een soort schutsheilige in Kolonos.
Er is geen ‘en ze leefden nog lang en gelukkig’; ook geen ‘lang en ongelukkig’, trouwens.
Er is geen ‘happy end’ – er is überhaupt geen einde. Of beter: elk einde is willekeurig. Net als elk begin.
Onze traditie heeft tragedie en komedie altijd tegenover elkaar geplaatst, alsof ze twee tegenpolen vormden, maar ik dat er eigenlijk sprake is van één genre, tragikomedie (of ‘kometragedie’). En dit is niet alleen een literair genre maar dus ook een bepaald perspectief, een bepaalde visie – een bepaalde manier van in-de-wereld-staan.
Tragedie en komedie begrijpen iets over de wereld dat voor melodrama ‘ongrijpbaar’ is: dat de uitkomsten van een bepaald proces soms niet redelijk zijn, dat de staartdeling met een ‘rest’ kan eindigen, dat er meer is dan gerechtigheid. Waarom? Omdat het universum zo werkt. Omdat de goden wispelturig zijn. Omdat God ondoorgrondelijk is.
Wat Sofokles en co. onderscheidt van ons, is dat zij geen moeite hadden met deze onbegrijpelijkheid – met de onvermijdelijkheid van lijden en de willekeur van geluk. Wij, die in een melodramatische cultuur leven, hebben daar meer moeite mee.
Voor ons is er niets buiten de morele, wederkerige economie van samenwerken en profiteren, verraad en straf, schuld en verontschuldiging. Zo zijn we nu eenmaal gebouwd. Als iemand van ons profiteert, worden we boos en straffen we hem – door niet meer samen te werken en ook anderen samenwerking af te raden/te verbieden. Als de verrader vervolgens schuld bekent en weer samenwerkt, vergeven we hem en starten we de samenwerking weer op.
In die logica moet een dader altijd schuld bekennen en zijn schuld en schaamte de gevoelens die bij verraden/profiteren passen.
Tegelijk weten we dat de wereld niet altijd zo simpel in elkaar steekt. Bijvoorbeeld: schuld en schaamte kunnen ook degene ‘overmensen’ die niets fout heeft gedaan, maar door anderen is uitgebuit. Of degene die een lagere rang in de groep heeft gekregen. Eigenlijk zouden morele gevoelens als schuld en schaamte daar niets mee te maken mogen hebben, maar zo eenvoudig zitten we helaas niet in elkaar.
En omgekeerd kunnen we zelf soms niet de neiging onderdrukken om een ander diens verraad te vergeven, ook al erkent die geen schuld, vraagt hij niet om vergeving en verandert hij zijn gedrag niet. We laten dan soms toch genade voor recht gelden – bijvoorbeeld wanneer het een geliefde is, of een kind.
En. Hoewel wij in een melodramatische traditie leven, waarin misdaad gestraft hoort te worden en een goede daad beloond: toch bestaat er ook een rode draag van genade in onze cultuur, die in tegenspraak is met de ijzeren regel van wederkerigheid. Een rode draad die anders omgaat met verantwoordelijkheid. Meer zoals Sofokles (en Apollo!).
Volgende keer meer hierover!