Een paar weken geleden schreef ik over het thema van ballingschap en over hoe we in de corona-wereld het gevoel kunnen krijgen een vreemdeling te zijn in onze eigen omgeving. Een maatschappij met avondklok, lege winkels, lege terrassen, lege universiteiten en hogescholen. Een wereld waarin mensen afstand houden, alleen thuis zitten, werken achter een computerscherm. Zo’n wereld lijkt ons geen huis, geen ’thuis’ meer te bieden.
Het gevoel van vreemdheid, verweesd zijn, ballingschap is geen fijn gevoel. Het geeft aan dat het tegendeel – je ergens thuis voelen – een essentieel onderdeel is van het menszijn.
Thuis, home, Heim, Heimat: het is een categorie van betekenis die in elke cultuur is ontwikkeld, zelfs in nomadische als die van der Aboriginals.
Mensen proberen zich overal hun omgeving ‘eigen’ te maken, zich ergens te ‘vestigen’. Ergens gevestigd zijn is meer dan er wonen, het betekent dat een omgeving meer is dan alleen het landschap waar je jezelf toevallig bevindt. ‘Thuis’ wil zeggen dat een omgeving op een bepaalde manier onderdeel is van jezelf.
Je kunt je ’thuis’ maken – door een woonstee een persoonlijke touch te geven, door je vertrouwd te maken met de omgeving – maar op een diepere manier is een ’thuis’ altijd al gegeven.
Een heim (en waarom zouden we dat mooie woord niet in het Nederlands gebruiken, we hebben immers ook ‘heimwee’ en gebruiken verwante woorden als ‘inheems’ en ‘ontheemd’) is iets wat er voor jou was en waarin je terecht bent gekomen.
Thuis is, met andere woorden, iets dat piëteit oproept.
Piëteit komt van het Latijnse pietas, dat betekende eerbied voor de belangrijkste zaken in het leven – bij de Romeinen: de voorouders, de staat en de goden.
Piëteit mag een oud begrip zijn en zelden meer gebruikt worden, het corresponderende gevoel is niet uit de wereld verdwenen.
Piëteit is het gevoel dat datgene wat ons is gegeven, eerbiedwaardig is, simpelweg omdat het een gegeven is – omdat het de achtergrond vormt voor ons optreden. Onze wereld, onze staat, onze taal, onze cultuur, onze stad en de familie waarin wij geboren worden zijn niet van onze makelij – wij krijgen dat alles cadeau en we moeten zorgvuldig met dat cadeau omgaan.
De wereld met een thuis is een andere wereld dan een wereld zonder thuis. Met een heim heeft de wereld een centrum en is het geheel centripetaal geworden.
Een glimp van wat dat betekent zien we bijvoorbeeld in de gedichten van Friedrich Hölderlin. Een aanzienlijk deel van diens poëzie gaat over zijn Heimat, de Duitse streek Schwaben, die wordt bezongen in werken als Heidelberg, Der Neckar, Die Heimat, Rückkehr in die Heimat, Stuttgart en Heimkunft (en minder expliciet in talloze andere).
In dat laatste gedicht beschrijft Hölderlin hoe hij van een reis huiswaarts keert en de Alpen ziet. En hoewel zelf niet zijn geboortegrond, wekt het gebergte toch gevoelens van vertrouwdheid, hoop, verfrissing en vreugde – omdat de dichter weet: daar achter die bergen ligt de Heimat.
Waarachtig wel! het geboorteland is het, de bodem van de Heimat,
Wat je zocht, het is nabij, ontmoet je al.
Het emotionele kompas wijst immer naar ‘Thuis’, het is dit centrum wat alles zijn betekenis geeft, wat de bergen tot een ‘voorland’ maakt, een wijzer, een symbool.
Thuis te komen, waar bloeiende wegen mij bekend zijn,
Daar het land en de mooie dalen van de Neckar te bezoeken,
En de bossen, het groen van heilige bomen, waar graag
De eik zich voegt bij stille berken en beuken,
En in bergen een plaats me vriendelijk gevangen neemt.
Hart
Thuis is een centrum dat we steeds verlaten en waarnaar we steeds terug keren. We dragen het mee als we weggaan, als een slakkenhuis dat we niet af kunnen schudden.
Thuis is waar we geworden zijn wie we zijn, sterker nog: zonder heim worden we onszelf helemaal niet.
Wat we leren over de twee polen van het menselijk leven, liefde en vrijheid, dat leren we thuis, door de verbindingen met degenen die het eerst voor ons zorgen, en met de plek waar dat het eerst gebeurt. Thuis is waar we beschermd opgroeien en waar we veilig onze eerste stappen naar buiten kunnen zetten, om te oefenen met het opnemen van onze eigen vrijheid.
Die contouren van onze eerste relaties dragen we de rest van ons leven met ons mee. Een bekende wandtegelspreuk luidt Home is where the heart is, wat zoveel betekent als waar je liefhebt (je geliefden zijn), daar ben je thuis. We zouden die spreuk echter ook om kunnen draaien en stellen Heart is where the home is, omdat het de structuur van home is die liefde mogelijk maakt.
Heilig
Als centrum van je wereld is het heim heilig. En heilig wil zeggen speciaal, eenmalig, uniek, niet te verwisselen met een andere plek.
Het heiligen van je heim doe je door het te koesteren en tegen schending te verdedigen. Die schending is, overal en altijd, een taboe geweest. En het zorgvuldig koesteren, beschermen, herstellen, verfraaien van je heim is een neiging die alle mensen gegeven is.
Waardoor wordt de heiligheid van het heim – en dus het heim zelf, en dus wijzelf – bedreigd? Per definitie: door het niet meer als uniek, maar als uitwisselbaar te behandelen.
Ik denk dat er een fundamenteel verschil bestaat tussen een samenleving waar een huis allereerst een vestigingsplaats is, een heim, een plek om met elkaar te wonen, iets dat voor zijn bewoners als centrum van de wereld fungeert, en een maatschappij waar een huis een ding is om te kopen en verkopen. Waar de koop van een huis er allereerst op gericht is op de property ladder te komen, waar mensen automatisch praten in termen van ‘je eerste huis’ kopen, alsof het vanzelfsprekend is dat daar nog andere huizen op zullen volgen.
Een huis als koopgoed, als Ware (in de zin van Marx) – dat is denk ik nu de grootste bedreiging van het huis als heiligdom, als bron van betekenis. Groter dan een mogelijke schending van het heim door vreemden of de overheid. Door oorlog, honger of ziekte.
Als dit overdreven lijkt: denk dan aan de wijdere betekenis van huis – aan de omgeving die voor jou onverbrekelijk bij je Heimat hoort. De straat waarin je woont, de vaste routes naar werk of winkels, het groen waar je hart en je ogen uitrusten. Hoeveel van die elementen zijn de laatste jaren veranderd of helemaal verdwenen? Hoeveel aangetast door financiële belangen? Belangen die van die winkel een appartement hebben gemaakt, het park een parkeerplaats, de kerk een flatgebouw?
Een tweede bedreiging van ons heim is denk ik technologische verandering. Net zoals de betekenis van ‘kantoor’ verandert wanneer collega’s elkaar voornamelijk op Zoom treffen, verandert de betekenis van thuis wanneer gezinsleden elk achter een eigen scherm zitten, misschien wel in aparte ruimtes. Ruimtes die toegankelijk zijn geworden door ze apart te verwarmen en te verlichten. Zodat een huis steeds meer een aaneenschakeling van losse kamers is worden, waarin niet meer samen maar naast elkaar wordt geleefd.
Hoe kan het heilige, het ‘heemse’ karakter van het huis worden beschermd? Ik denk door de zaken die vroeger ook de ruimte van tempels en kerken ‘heiligden’: schoonheid en rituelen.
Verering uit je in rituelen en vier je in schoonheid.
In rituelen toon je eerbied voor wat er vooraf is gegaan. Je herdenkt eerdere handelingen en niet alleen denk je eraan – je herneemt deze handelingen. Je herhaalt ze, niet per ongeluk of onbewust, maar in de volle wetenschap dat ze herhalingen zijn van eerdere handelingen.
Zo is elk ritueel een actief herdenken, een herhalen van handelingen met het doel uit de her betekenis te halen.
Een huis vereer je in rituelen als een gedeelde maaltijd of een (familie)feest – een verjaardag of kerstfeest. Je denkt zorgvuldig de tafel, je neemt tegelijkertijd plaats, je richt de aandacht voor enige tijd op samenzijn. Je versiert de kamer, je hangt slingers en lichtjes op.
Dat versieren is niet alleen een ritueel, het is ook een poging je heim mooi te maken, omdat schoonheid van zichzelf al een wijze is om betekenis te scheppen en te vergroten.
Schoonheid is, onder andere, een poging een tijdelijke verblijfplaats (en uiteindelijk is elke aardse verblijfplaats tijdelijk) de schijn van permanentie te geven.
Schoonheid zegt: wij zijn thuis in de wereld, ons leven heeft betekenis. Er is verschil tussen mooi en lelijk, goed en slecht, heilig en profaan, thuis en elders.
Schoonheid en rituelen roepen de ‘engelen’ des huizes aan, die in Heimkunft het heilige brengen:
Engelen des huizes, komt! dat het hemelse zich dele,
Alle vreugde gevend, in alle aderen van het leven!
Veredel! Verjong! Zodat geen mensengoed, zodat geen
Uur van de dag zonder de vreugdevollen en ook
Zulke vreugde, zoals nu, wanneer geliefden zich weer vinden,
Zoals het voor hen behoort, betamelijk geheiligd zij.