266. Patiënten, geen producten

Posted on 22 nov 2019 in Blog, Featured, Uncategorized

266. Patiënten, geen producten

De vorige keer besprak ik de logica van het moderne (land)bouwen en hoe dit proces het karakter van maken heeft verloren. Bouwen of boeren is niet langer een ambachtelijke activiteit – het is sloven geworden, het draaien van radertjes in een industriële vorm van productie. Om te onderzoeken wat hieraan gedaan kan worden, wil ik het vandaag hebben over die twee andere beroepsgroepen die luidkeels protesteren tegen de huidige gang van zaken: onderwijzers en verpleegkundigen.

Waarvoor of waartegen betogen deze groepen? Natuurlijk, ze vragen om een loonsverhoging, maar de belangrijkste reden van de demonstraties is de ervaren werkdruk.
Met te weinig mensen te veel moeten doen. Niet je eigen werk in kunnen delen. Overmatige verslaglegging. Extra taken. De lijst is voor alle professionals (ook die van de politie, bijvoorbeeld) dezelfde.

Wat moderne professionals, wat modern werken kenmerkt, is dat fundamenteel fout tegen menselijke activiteiten wordt aangekeken.

Menselijk werken bestaat, in verschillende verhoudingen, uit interactie, maken en sloven (ruwweg wat Hannah Arendt in zeer ongelukkige bewoordingen arbeiden, werken en handelen heeft genoemd).

Sloven is werken puur als gedachteloze bezigheid: natuurlijk handelen mensen nooit helemaal zonder aandacht en reflectie, maar activiteiten als druiven plukken, schoonmaken, of verschillende vormen van lopende band-werk, komen er dicht bij.
Wanneer sloven op passende wijze gebeurt, brengt het zijn eigen bevrediging met zich mee. In al het harde werk van tuinieren bijvoorbeeld – het schoffelen en graven, het mesten en harken – schuilt ook veel voldoening, de voldoening om mee te draaien in de kringloop van de natuur. Zwoegend en rustend, producerend en consumerend. Er is de voldoening van het gebruik van spieren en energie. Er is de voldoening van ‘lekker moe zijn’, iets wat de meeste mensen tegenwoordig slechts ervaren na een paar uur sporten of een dagje klussen.

Maken is het inzetten van middelen voor een doel, of dat doel nu een dienst of een product is.
Maken is in oorsprong creëren. Creëren heeft zijn eigen vorm van productiviteit, die niet kwantitatief is, maar kwalitatief. Een productiviteit die open is, creatief, verrassend en vernieuwend. Die best winstgevend kan en wil zijn, maar als eerste doel heeft bevredigend te zijn.
Echt maken draait niet om winst of verlies, maar om de blijdschap en trots als je iets goeds hebt voortgebracht (en dat kan net zo goed een dienst zijn als een ding). Het draait erom of het voortgebrachte de moeite waard was – en niet of dit het geld waard was.

Menselijke interactie is handelen tussen personen. En personen zijn vrij. Dat betekent dat ze dingen kunnen doen die we niet verwachten en niet willen. En die we ook niet meer ongedaan kunnen maken.
Bij echte interactie start iemand iets – zegt iets, doet iets – dat wordt opgenomen in het grote web van menselijke handelingen en verhoudingen. En daar verandert het in iets dat door niemand, laat staan de starter, kon worden voorzien. Het lijkt op de vleugelslag van de vlinder die een storm veroorzaakt aan de andere kant van de oceaan.
Alle interactie is onvoorspelbaar. Ik start iets, maar ik schrijf niet voor wat jij met mijn actie doet. Ja, eigenlijk weet ik pas wat ik ben begonnen, als ik zie hoe jij, en vervolgens anderen, ermee aan de slag gaan. Eerder is mijn actie maar een slag in het luchtledige geweest. Pas als ik zie hoe jij mij begrepen heb, weet ik zelf wat ik bedoeld heb.
Interactie is het gezamenlijk scheppen van betekenis.

Devaluatie
Wat nu alle klachten van moderne professionals gemeen hebben, is dat hun werk is gedevalueerd: van interactie tot maken, van maken tot sloven. Van sloven dat tenminste nog produceren is, tot sloven dat alleen nog maar consumeren inhoudt.

Een voorbeeld.
Wanneer een onderwijzeres een kind leert schrijven, gaat ze een creatieve dialoog aan met die leerling om samen een leerproces door te maken.
Het doel daarbij is niet, dat de leerling precies zo leert schrijven als de onderwijzeres. En dat geldt al vanaf de allereerste stappen: het gaat er niet om dat de leerling het handschrift van de docent kopieert, dat hij precies dezelfde letters, met dezelfde bogen en lussen, vormt. Het gaat erom dat hij met zijn eigen coördinatie zijn eigen typische letters maakt, die binnen de kaders van een leesbaar handschrift vallen.
Een handschrift is iets individueels en persoonlijks, het is geen programma, zoals een lettertype als Times New Roman of Comic Sans. En voor een schrijfstijl geldt dat nog sterker: een leerling moet (in zijn latere school-loopbaan) een eigen manier van formuleren vinden die hem eigen is en geen kopie van een voorbeeld, ook niet van de docent.

De docent geeft de traditie van een vakgebied door, die levend moet worden in de leerling. Dit gebeurt in de ontmoeting van meester en leerling, van iemand die het vak beheerst en iemand die het wil beheersen. Hier komen natuurlijk nog allerlei zaken bij kijken – openheid, interesse, aandacht, zorg – maar ik denk dat we de kern hebben aangeduid.
Waar gaat het echter in moderne scholen om? Diploma’s, toetsen, rapportcijfers, verzuim, leerlingaantallen, minimum aantal lesuren. Productiviteit. Leerlingen voelen echter feilloos aan dat ze hierdoor worden afgescheept met iets dat geen echt onderwijs is. Dat ze het slechtste van twee werelden hebben: de doelgerichte saaiheid van volwassen werk en de vrijblijvende onechtheid van onvolwassen spel. Een scholier die door docenten wordt ‘klaargestoomd’ om een examen te halen, voelt heel goed dat hem of haar geen vak wordt geleerd, maar dat hij of zij getraind wordt om door hoepels te springen, als een hondje.
Echte educatie is echter geen training. Het is niet toewerken naar een vooraf bekend doel, het is niet kijken vanuit dat doel of de leerling het al gehaald heeft. Echte educatie is de groei van de leerling begeleiden door zelf te groeien. Echt onderwijzen is zelf leren, dat zal elke echte docent bevestigen. Het is open staan voor een verrassende toekomst, niet het doorgeven van een afgesloten verleden.

Wanneer in een school interactie van leraar met leerling wordt vervangen door het maken van een leerling door een docent, wordt onderwijs op fatale wijze gedevalueerd. En die devaluatie, daar ben ik van overtuigd, is de hoofdoorzaak van werkdruk en burn out.

Hetzelfde in de zorg. Wanneer artsen en verpleegkundigen niet meer de logica van de zorg kunnen volgen, maar hun patiënten als consumenten gaan zien, wier gezondheid een product is, dan gaat het mis.
Hoogleraar Annemarie Mol van de UvA beschrijft het in haar Logic of Care als volgt:

Zorgen is geen transactie waarbij er op een zeker moment iets oversteekt (een product tegen een prijs) maar een interactie waarbij de actie heen en weer gaat en (zolang dat maar nodig is) heen en weer blijft gaan.

Bij zorgen gaat het volgens Mol om “een gezamenlijk gedragen, open, resultaatgericht proces”, waarbij patiënten geen doelgroep vormen, maar blijvende deelnemers in een proces zijn. En gezondheid is geen product en niet iets dat de patiënt beloofd wordt, maar iets waar de patiënt ondersteund door de hulpverlener naar streeft.

Deze beschrijving van zorg-logica kan een-op-een worden overgeplaatst op de logica van het onderwijs.

Herwaardering
Wat in elke moderne professie dus nodig is, is herwaardering van de eigen, oorspronkelijke logica van het beroep.
Zorg en educatie moeten weer gaan draaien om interactie. Boeren (als werkwoord) en bouwen moeten weer gaan draaien om maken als scheppen. Niet in de eerste plaats om effectiviteit en efficiëntie, waarbij we ons blindstaren op de verhouding tussen doel en middelen en daarbij volledig aan het doel voorbij gaan.

Voor een duurzame ontwikkeling moeten maken en interactie in ere worden hersteld (en zelfs de productieve variant van sloven). En de drie P’s, People, Planet, Profit moeten volgens mij zo worden gelezen:
Eerst moeten mensen onderling interacties aangaan die mensen in hun waarde laten, die open staan voor creativiteit en verrassing. Door die interactie komt het scheppend vermogen van mensen tot zijn recht, waardoor de planeet op passende, duurzame wijze veranderd kan worden. En dat levert zaken op die weer in de cyclus van interactie en maken gestopt kunnen worden om die voort te zetten.

We kunnen onze manier van werken en daarmee onze samenleving veranderen – niet om een volmaakte manier van werken en daarmee een ideale samenleving te scheppen, want wie weet hoe die er uit zou moeten zien? Maar wel om werken een andere doel te geven dan geld, dan macht, dan productiviteit. Productiviteit die de slover slaafs maakt, de maker een nabootser en de acteur… een toneelspeler.

We kunnen werken een andere richting geven, door van interactie meer meedoen te maken en minder wedijveren. Door winst en verlies – en alle activiteiten die erdoor gedreven worden – te zien voor wat ze zijn: vluchtige, voorbijgaande momenten in een oneindig web van gebeurtenissen. Dauwdruppels die langs een spinnenweb glijden en éven glinsteren in de zon. Zenuwcellen die opflakkeren door een stroomstootje en daarna weer uitdoven. Zeker, gedurende dat ene moment is het prachtig. Op het moment van winnen/verliezen smaakt de zege zoet en het verlies bitter. Het volgende moment is het allebei verleden tijd. En bedenk: het is het meedoen wat winnen betekenis geeft, niet andersom.
Meedoen heeft zijn eigen beloningen: de voldoening van de slover, de trots van de maker en de verwondering van de acteur. Die beloningen zijn voor iedereen haalbaar – en voor iedereen tegelijk.

Dit is het doel, of beter: de richting van meedoen als interactie. Een betere richting dan die van nieuwer, sneller, goedkoper – de richting van de maker. Of die van meer, meer meer – de richting van de slover.
Mensen zijn geen één- of twee-, maar driedimensionale wezens. Ons werken zou ook 3D moeten zijn.