In eerdere verkenningen van oude heldenverhalen probeerde ik te achterhalen wat we kunnen leren van de helden die erin bezongen worden en de schrijvers die hun heldendaden boekstaafden. Bij de Ilias zagen we dat Homeros de oerheld van onze beschaving schiep, Achilles, en dat hij tegelijkertijd het epos een objectief verhaal maakte, niet een subjectieve weergave van een bepaald standpunt maar een verzameling van perspectieven; de Aeneis van Vergilius toonde een weliswaar feilbare held, maar eentje die vooruit en achteruit wees naar iets dat groter was dan alleen hemzelf: het Romeinse volk.
Het is niet mijn bedoeling een overzicht van alle heldenverhalen uit de wereldliteratuur te geven, laat staan een chronologische geschiedenis. Ik wil enkel onderzoeken wat epos-dichters van elkaar hebben geleerd, welke problemen ze hebben aangepakt en hoe – en wat wij, op onze beurt, daarvan weer kunnen leren.
Vergilius zag zichzelf ongetwijfeld als leerling – en meester – van Homeros. En net zo inspireerde Vergilius, weer anderen, nog eeuwen later, die weer probeerden de Romeinse dichter te evenaren en zo mogelijk te overtreffen.
Het beste voorbeeld van zo’n Vergilius-adept (en een Aeneis-vervolg) is Os Lusiadas van Luiz Vaz de Camoes (ca. 1524-1580).
Camoes schreef zijn werk, dat als het nationale epos van Portugal geldt, in ballingschap. De dichter verbleef zo’n zeventien jaar overzee en publiceerde het boek toen hij drie jaar terug was, in 1572. De Lusiaden heeft als thema de Portugese ontdekkingsreizen en veroveringen van de vijftiende en zestiende eeuw. De centrale held is Vasca da Gama, degene die als eerste Portugees India bereikte.
Een moderne Aeneis
Wie zowel de Aeneis als de Lusiaden leest, ziet bij Camoes allerlei navolgingen van Vergilius. De manier waarop de Portugees in het midden van de actie begint, wanneer Vasco da Gama net Kaap de Goede Hoop heeft gerond. De strijd tussen pro- en anti-Portugese goden (vooral tussen Venus als kampioen van het westen en Bacchus als verdediger van het oosten). De uitbreiding van het verhaal in tijd (door historische kronieken en toekomstvoorspellingen) en ruimte (door het teruggrijpen op andere ontdekkingsreizen, maar vooral in het tiende boek door de beschrijving van de ‘machine van de wereld’, de Maquina do Mundo, een spektakel dat de Ptolemeische weergave van de aarde en het universum toont).
Camoes’ openingsregel bevat een bewuste verwijzing naar de Aeneis:
Van de wapens en de helden…
als echo van
De strijd en de man bezing ik
maakt duidelijk waar Camoes zijn voorganger in wenst te ‘verbeteren’: hij zal het in zijn nationale epos niet over een enkele held hebben, maar over een geslacht van helden, de Portugezen – oftewel de zonen van Lusus (metgezel van de god Bacchus en naamgever van het gedicht).
Is dit meteen dan al een les van de Lusiades, dat een epos over meer dan een held kan gaan, dat een heldenverhaal meerdere protagonisten kan hebben, ja zelfs de vertelling van een natie kan zijn?
Mmmm.
Zeker, De Lusiaden gaan explicieter en uitvoeriger over verschillende Portugese helden dan de Aeneis over andere Romeinse strijders. Maar die laatsten komen op meerdere plaatsen zeker wel aan bod, en de hele bedoeling van de Vergilius was een Romeins nationaal epos te scheppen waarin Aeneas voor alle Romeinen stond. Dus ik ben geneigd te zeggen dat Camoes hier Vergilius niet ‘verbetert’ of aanvult, maar alleen wat toespitst.
Wat is dan nieuw in De Lusiaden?
Ik zou zeggen: twee dingen.
1. Aan het eind van boek (canto) IX geeft Camoes een soort moraal van zijn gehele werk. Hij heeft zijn held en diens bemanning zojuist beloond door hen af te leveren op een door Venus geschapen en door nimfen bevolkt eiland in de Indische Oceaan. Het magische eiland en de verlokkingen van haar bewoonsters zijn echter een allegorie, zegt Camoes, van de wereldse beloningen voor grootse daden.
Die nimfen van de oceaan, zo bekoorlijk,
Thetis en haar engelachtig geschilderde eiland,
Zijn niets anders dan de verrukkelijke
Eerbetuigingen die het leven subliem maken.
Die voorname glorie,
De triomfen, het voorhoofd gekroond
Met palmtak en laurier, de glorie en het wonderbaarlijke,
Dat zijn de geneugten van dit eiland.
Zoals onsterfelijkheid verleende
De oudheid, die de Illusteren beminde,
Daar op de sterrenrijke Olympus, waar ze verbleven
Opgestegen op de vleugels van Faam
Wat Camoes hier eigenlijk zegt is: je kunt ook nu, in onze tijd, de glorie verwerven van de klassieke helden – ja zelfs van de antieke goden! Het eiland van Venus ligt klaar voor iedereen die zich op roemrijke daden richt en zijn natie groot en machtig wil maken. “Ontwaak uit de sluimer van onwaardige lethargie, die de vrije geest tot slavernij reduceert.”
En dit is les een, denk ik: helden zijn van alle tijden, elk tijdperk verlangt nieuwe en het is niet voldoende alleen de oude voorbeelden te vereren.
Acht niets onmogelijk,
Hij die wilde kon altijd: en genummerd
zul je zijn onder de befaamde helden
En ontvangen op dit eiland van Venus.
Dit dunkt me ook een goede aansporing voor ons, met de uitdagingen van onze tijd.
2. Maar roem is de niet de enige beloning waar een held naar kan streven, zegt Camoes. En hier komt het tweede doel van zijn werk, en eigenlijk het mede-doel van alle Portugese veroveringen naar voren: naast rijkdom en faam gaat het erom het ware geloof, het Christendom, over de aarde te verspreiden. En dat betekent ook Christelijke waarden en deugden bevorderen.
Oogmerk van de held moet zijn om de vrede in zijn eigen land te bewaren en het volgens rechtvaardige en betrouwbare wetten te besturen, zodat “ze de groten niet geven wat aan de armen toebehoort”.
Camoes was bijzonder kritisch op zijn generatie, die volgens hem niet meer the right stuff had om de grote daden van hun voorvaderen te evenaren. Eigenlijk is De Lusiaden een bezwering van de ondergang, een oproep aan zijn tijdgenoten de geesteshouding te bewaren die het Portugese Rijk mogelijk had gemaakt.
(Maar helaas. Nadat Portugal al enkele overzeese gebiedsdelen had moeten opgeven, verloor het in het jaar van Camoes’ dood zelfs zijn onafhankelijkheid.)
Voor grote daden is een groots karakter nodig, daarvan was Camoes overtuigd. Grote moed, groot doorzettingsvermogen, grote zelfbeheersing. Een held moet zijn vijanden, de omstandigheden en zichzelf overwinnen.
En leg een zware band om afgunst,
En dergelijke ambities, die onwaardig
je duizend maal grijpen; net als op de duistere
tirannie, infaam en dringend.
Het zijn niets als lege beloningen, onrein goud,
Beter ze te verdienen en niet te krijgen
Dan ze te bezitten zonder ze te verdienen.
Les twee: om vijanden te verslaan en moeilijkheden te overwinnen, moet een held allereerst zegevieren over de slechte begeerten in zichzelf.
Camoes blijft het onvermoeibaar herhalen: heldendaden op het slagveld zijn belangrijk, maar de ware triomf is die op je eigen zonden:
Hij zal niet alleen de Malabren verslaan,
Panane en Coulete verwoestend,
Zich werpend op kanonnen, in weerwil van
Hun straffende hagel;
Maar met deugden, vast, uitzonderlijk,
Overwint hij de zeven vijanden van de ziel;
triomfeert over begeerte en onmatigheid,
Voor iemand op zulke leeftijd de kroon van voortreffelijkheid.
(Over de jonggestorven onderkoning Henrique de Meneses.)
Subjectief
Dat De Lusiaden een meesterwerk vormt, en ook voor niet-Portugese lezers de ene traktatie na de andere biedt – zoveel is duidelijk. De schildering van Venus’ eiland is verrukkelijk, de veldslagen worden getekend met grote intensiteit, liefde wordt meeslepend bezongen en individuele passages (de verpersoonlijking van Kaap de Goede Hoop als reus Adamastor, de Machine van de Wereld, de waarschuwing van een oude man bij Da Gama’s vertrek) zijn onvergetelijk. Camoes is een geweldige schrijver die de aandacht moeiteloos 11.000 regels weet vast te houden.
De lessen van het boek, zoals ik die boven heb getrokken, zijn echter moeilijk te vinden voor een argeloze lezer, omdat ze worden begraven onder de subjectiviteit van Camoes’ epos. Waar Homeros de objectiviteit tot een centrale deugd van het heldenverhaal maakte, verslaat Camoes de gebeurtenissen weer helemaal vanuit Portugees en Christelijk perspectief. De Portugezen zijn zonder uitzondering nobel, eerlijk, betrouwbaar en heldhaftig. Hun tegenstanders, merendeels moslims, zijn allemaal laffe, leugenachtige bedriegers die in open strijd geen kans maken en daarom hun toevlucht nemen tot list en bedrog. Natuurlijk worden die tegenstanders met God’s zegen allemaal verpletterd door de Portugezen, al zijn deze nog zo in de minderheid. (En als een Portugese held dan toch een keer het onderspit delft, zoals de eerste onderkoning van India, Francisco de Almeida, dan verzucht Camoes hoe de oordelen van God het menselijk bevattingsvermogen te boven gaan.)
Het is allemaal van een onversneden subjectiviteit die ons nu niet anders dan racistisch kan voorkomen. De beschrijving van Portugese veroveringen in canto X doen me denken aan een vechtscene in de beroemde film Birth of a Nation (1915), waar een blanke held een half dozijn zwarte tegenstanders met de blote handen overwint, waarna een laffe verliezer dan maar een pistool grijpt en de held neerschiet (in het fragment vanaf minuut 11.00):
Ik stel dit aan de orde omdat ik nog een derde les uit De Lusiaden wil trekken: namelijk dat we de lessen uit andere epen niet mogen vergeten.
Homeros leerde ons zowel Trojanen als Grieken te beschouwen als helden – en mensen. Vergilius nam die aanpak over. Camoes doet een stap terug en omhelst weer de partijdigheid.
Dat voorbeeld zouden we niet moeten volgen.