Op zondag 2 juni ramde een cruiseschip, de MSC Opera, een toeristenboot en een aanlegsteiger in Venetië. Op de toeristenboot zaten ongeveer 130 mensen. Vier van hen raakten gewond. Na het incident ontbrandde er een discussie over de doorvaart van kolossale cruiseschepen (de Opera is 275 meter lang!) en het bezoek van tientallen miljoenen dagjesmensen aan de stad van 52.000 inwoners.
Afgelopen zaterdag betoogden drieduizend mensen op het San Marcoplein tegen cruiseschepen in het kanaal van Giudecca. De demonstratie is onderdeel van een grotere discussie over het toerisme in Venetië. Het grootste deel van het debat gaat over de economische belangen rondom die dagjesmensen en over de impact op de stad – interessante kwesties, waarover ik het de volgende keer wil hebben. Deze keer wil ik echter focussen op de vraag: wat heeft de cruiseganger eraan om een stop van enkele uren in Venetië te maken?
Een passagier van een cruiseschip stapt uit bij de aanlegplaats, Marittima, aan de westkant van de stad en neemt dan een vaporetto naar de grote bezienswaardigheden rondom het San Marcoplein. Daar ziet het zwart van de mensen.
Voor cruisegangers en voor de meeste dagjesmensen beperkt een bezoek aan Venetië zich tot het San Marcoplein, de gelijknamige basiliek, het Dogenpaleis en de Brug der Zuchten. Een enkeling waagt zich nog tot de Rialtobrug en de tussenliggende straatjes met winkels voor souvenirs en merkartikelen. En dan gaat het weer terug naar de boot of het station, of wacht op parkeerhaven Tronchetto de eigen auto.
Wat neemt een bezoeker van zo’n bezichtiging mee?
Niet veel, denk ik.
Ikzelf heb op dergelijke wijze een paar parels van Europese beschaving bezocht. Toledo. Siena. Granada. En ik moet eerlijk zeggen dat ik me van die bezoeken weinig tot niets kan herinneren, met uitzondering van het Alhambra, maar dat komt wellicht meer door de input van tv en boeken – ervoor en sinds – dan door de daadwerkelijke bezichtiging.
Ter vergelijking: in steden als Londen, Praag, München, Stockholm, Berlijn, Kopenhagen, Edinburgh en Barcelona heb ik tussen zes en tien dagen rondgelopen en die plaatsen hebben wel een blijvende indruk achtergelaten – ze zijn in die tijd een beetje een deel van mijzelf geworden, vooral omdat ik er veelal zonder plan heb rondgezworven en niet heb geprobeerd een lokale bucket list af te werken.
Dat geldt ook voor Venetië, dat ik twee keer, voor in totaal twaalf dagen, heb bezocht. Het is waarschijnlijk mijn favoriete stad en dat komt omdat ik de tijd heb gehad er een persoonlijke band mee aan te gaan. Om ’s avonds rondjes door het verlaten Cannareggio te lopen. Om een paar uur in San Sebastiano te kunnen zitten en naar mijn favoriete fresco’s van Veronese te kijken. Om in de ochtendmist over bruggetjes te lopen die een ideale plaats zijn voor een assassinio (liefst met een vergiftigde dolk).
Er is een uitspraak van de Franse socioloog Alexis de Tocqueville, in zijn Democratie in Amerika, waarin hij stelt dat mensen die plezier zoeken, snel ontmoedigd worden wanneer dit plezier uitblijft.
Want omdat plezier hun ultieme doel is, moet het middel daartoe snel en gemakkelijk zijn, want anders zou de moeite om het plezier te verwerven groter zijn dan het plezier zelf, wanneer eenmaal gewonnen.
De Tocqueville’s werk staat vol met dergelijke, achteloos tussendoor geworpen juweeltjes, waarover je uren kunt nadenken.
Op een bepaalde manier heeft de Fransman, denk ik, zowel gelijk als ongelijk.
Gelijk. Iemand die in een paar uur de ‘hoogtepunten’ van Venetië wil genieten, moet daarvoor per trein, bus of boot op de drempel worden afgezet en op de weg erheen geen ontberingen hebben geleden. Als jij jezelf drie maanden te voet, over de Alpen, naar Venetië had moeten slepen en je zou dan alleen een rondje San Marco doen, zou je ook niet gauw zeggen dat het allemaal de moeite waard was geweest. Middel en doel zouden dan in een scheve verhouding hebben gestaan.
Hetzelfde geldt voor een heleboel pleziertjes die je kunt consumeren. Voor een pretpark-attractie wil je best even in de rij staan, maar niet de hele dag. Voor een gezellig terrasje wil je best een stukje omlopen, maar niet tien kilometer.
Essentieel in De Toqueville’s analyse is denk ik dat hij het over het plezier van consumeren heeft. In zijn oorspronkelijke lezing heeft hij het louter over lichamelijk plezier, maar ik denk dat hij nu een bepaalde ervaring (zoals die van bucket lists) ook daarbij zou rekenen. Op het San Marcoplein zitten of daar bij Florian’s een espresso drinken, dat is een en hetzelfde. Het is iets wat je koopt, geniet en dan weer vergeet (zelfs als het op Instagram is vastgelegd…).
Een dergelijke omgang met iets, of het nu een een voorwerp of een ervaring is, maakt van de genoten zaak een goed, eine Ware in de zin van Marx. En het genieten van een goed kan alleen plezier in de betekenis van fun opleveren – iets vluchtigs, van bescheiden duur en intensiteit.
Goederen – ook in de vorm van ervaringen – hebben geen levensveranderende eigenschappen.
Fun versus joy
Daarmee zij niets tegen plezier gezegd. Maar plezier komt in verschillende vormen.
Er is aan de ene kant fun, lol, – instant behoeftebevrediging – en aan de andere kant joy, de vreugde van moeizaam verworven voldoening.
Wanneer de hersenen de wereld exploreren, op zoek naar evolutionair voordeel, is het geen gegeven dat dit doel bereikt wordt en dat de zoektocht eindigt in een plezier-’shot’. De wereld heeft z’n eigen doelen; waar wij denken vervulling of veiligheid, een orgasme of zelfbevestiging te ontvangen, kunnen we ook heel wel bedrogen uitkomen.
Die zelfstandigheid van de wereld en van de personen om ons heen, kan ons gestelde doel onbereikbaar maken – en dat zorgt er weer voor dat we ons niet blindstaren op dat doel. We zijn dan niet allereerst op onszelf en ons eigen plezier gericht, maar op het Andere en de Ander – wat vervolgens diepe vreugde kan opleveren, maar niet op de manier die we vooraf bedacht hadden.
Lol-activiteiten zijn die, waar we de omweg via het Andere, het onbeheersbare en onvoorspelbare, niet nemen, maar de kortste weg naar plezier inslaan. De weg die gegarandeerd naar het doel leidt. De weg die is gespeend van verrassingen, risico’s, offers. Die vrij is van avontuur.
Avontuur was oorspronkelijk een omschrijving van datgene wat je niet kon verwachten, wat je op je af moest laten komen. Adventura: datgene wat toevallig gebeurt.
In onze consumerende, lolgerichte maatschappij is avontuur echter veranderd in de berekenende ‘kick’ van toerisme, de gevaarloze spanning van pretparken, de plaatsvervangende belevenissen van computergames.
Avontuurlijke liefde is vervangen door ongevaarlijke, want betekenisloze sex. En sex weer door voorspelbare, betrouwbare porno.
Het doel bereiken is het enige wat nog telt en alle omwegen daartoe zijn afgesneden, gestroomlijnd, rechtgetrokken. Steeds sneller gaan we richting een doel dat steeds minder het bereiken waard is.
Een dagtrip naar Venetië biedt alleen nog de doelgerichte lol – van een plezier dat precies aan zijn verwachting voldoet. Niet meer de verrassende vreugde die je kan overvallen wanneer je een avontuur beleeft.
Geen moderne toerist zal nog Venetië ervaren zoals de eerste Engelse ’toerist’, Thomas Coryate, die als dertigjarige in 1608 van Londen naar de Adriatische lagune liep. Drie jaar later publiceerde hij een boek, Coryate’s Crudities (wat zoveel wil zeggen als vluchtige verslagen) dat grotendeels over Venetië ging.
Coryate vertelt in het boek dat Venetië zoveel indruk op hem heeft gemaakt, dat hij de kennismaking met De Verheven Republiek zou verkiezen boven het geschenk van de vier grootste landhuizen in Somerset, het graafschap waar hij geboren was,
hoewel die landhuizen me beslist meer goed zouden hebben gedaan met betrekking tot mijn levensonderhoud in de wereld dan de aanblik van Venetië: desalniettemin zal ik zolang ik leef zeggen dat de aanblik van Venetië en haar stralende schoonheid, oudheden, en monumenten, me veel meer tevreden hebben gesteld en meer begeerten hebben vervuld dan het bezit van die landgoederen had kunnen doen.
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Coryate’s oordeel veel te maken heeft met het feit dat hij zoveel moeite moest om zijn bestemming überhaupt te bereiken. In zijn reisverslag beschrijft hij een paar etappes per koets en hij legde per privé gondel het laatste stukje af, maar hij schijnt het grootste deel zelf te hebben gelopen – op een enkel paar schoenen. Heen en terug waren dat zo’n tweeduizend kilometer.
Ongetwijfeld wist hij ook maar vaag wat hij zou kunnen verwachten, misschien uit wat verhalen van Engelse handelaren aan het Engelse Hof, waar Coryate vaak rondhing. In elk geval was de reis een openbaring voor hem: zo maakte hij voor het eerst kennis met het gebruik van een vork (en het Engelse publiek leerde hiervan voor het eerst via zijn boek, net als van de legende van Willem Tell). En het hele verschijnsel van Venetiaanse courtisanes was, hoewel hij er als predikantenzoon niets van moest hebben, een bron van eindeloze fascinatie.
Ook de muziek van de Venetiaanse school trof Coryate diep – en zijn beschrijvingen van muzikale festiviteiten in de Scuola de San Rocco zijn van groot historisch belang.
Ik herhaal me soms in deze artikelen – feitelijk draait ook dit stuk weer om de tegenoverstelling van toerisme en reizen, het verschil tussen iets gebruiken en iets ontvangen.
In weerwil van wat De Tocqueville zegt, hangt het plezier van een ervaring namelijk niet af van een batig saldo (plezier-moeite>0). Naarmate we meer moeite doen, krijgen we ook meer plezier. Of tenminste, niet meer lol, maar wel meer vreugde.
En daar gaat het om.
Dagjesmensen ‘gebruiken’ Venetië en ‘ontvangen’ daarom weinig tot niets dat de moeite waard is. Een reiziger als Thomas Coryate stelt zich open en ontvangt alles dat je maar van een stad zou willen – meer waard dan alle land en geld van Somerset. Het kostte hem heel veel moeite en tijd om naar Venetië te komen, maar de beloning was navenant. Cruisegangers investeren (ondanks de prijs van een cruise) er veel minder in en ontvangen daarom ook niets. Hoogstens wat lol als ze een selfie bij de San Marco maken – maar niet de diepe vreugde van een onverwachte openbaring.
Dagjesmensen hebben dus volgens mij niets aan een Venetiaans bezoek – en ze zouden zelfs als het gratis was er nauwelijks iets ‘uit halen’.
Wat dat betreft kunnen de bezoeken van cruiseschepen best kunnen worden afgeblazen – toeristen hebben er niets aan.
Maar Venetië? Wordt dat beter van al die dagjesmensen?
Daarover volgende keer!