Sinds Donald Trump aantrad als president van de Verenigde Staten, beloofde hij iets te doen aan de ‘volstrekt oneerlijke’ manier waarop Europa en China handel bedrijven met de VS. Dit jaar kwam hij deze belofte na en voerde zijn regering importtarieven in voor bepaalde Chinese en Europese producten. China en EU reageerden met tegenheffingen, waardoor we langzaam afgleden naar een toestand van handelsoorlogen.
Deze handelsoorlogen waren goed voor de Amerikaanse economie, verzekerde Trump zijn kiezers – en meer nog, ze waren gemakkelijk te winnen.
Of de handelsoorlog schadelijk zal zijn voor de Amerikaanse economie of niet, daar wil ik vanaf zijn. Ik ben geen econoom. (De meeste professionele economen zien vrijhandel echter als het beste voor de economie, volgens mij.)
Waar ik wel iets over kan zeggen, is de vooronderstelling dat handel een soort van oorlog tussen landen kan zijn, dat er nationale ’trade wars’ bestaan die gewonnen of verloren kunnen worden.
Dat idee is namelijk bullshit.
Het idee van een handelsoorlog is een door een door melodramatisch idee: begin en einde van de strijd zijn duidelijk herkenbaar; op het eind van het conflict is er een winnaar en een verliezer; de strijd vindt altijd plaats tussen, niet binnen partijen.
De economie werkt niet zo.
De economie is een tragi-komedie: een verhaal zonder duidelijke grenzen; zonder dat duidelijk is tussen wie de ‘strijd’ gaat; zonder duidelijke afloop.
Natuurlijk is handel een sfeer van competitie. Maar niet tussen landen, maar tussen bedrijven, investeerders en werkenden. Samsung en Apple strijden wie er mij een telefoon mag verkopen. Investeerders trachten het hoogst mogelijke rendement te halen. Ik wedijver met andere sollicitanten om een baan.
Het idee dat Nederland in competitie is met Duitsland, of de VS met de EU, is onzin.
Dat dit – door Trump verkondigde en zelden door anderen weerlegde – idee onzin is, blijkt uit de werking van Trumps tarieven.
Toen zijn regering in het begin van het jaar met een heffing op buitenlandse wasmachines kwam, juichte de Amerikaanse witgoedfabrikant Whirlpool: eindelijk zouden de apparaten van Zuid-Koreaanse concurrenten Samsung en LG duurder worden. Wat de firma vergat, was dat het door hun gebruikte staal en aluminium ook duurder zou worden, door Trumps importtarieven op buitenlands staal.
Deze week kelder het aandeel van Whirlpool met 14,5 procent, na tegenvallende kwartaalresultaten. Daarentegen werd een reeds gesloten fabriek van United Steel in Illinois heropend.
Of neem de situatie van de Amerikaanse boeren. Trump voert tarieven in tegen Chinese import. De Chinezen slaan terug met heffingen op Amerikaanse landbouwproducten. Boeren uit Trumps achterland komen in de problemen. Trump geeft hen 12 miljard dollar noodsteun, met geld dat in China geleend is.
Wie wint hier, wie verliest er? Niet landen, maar bedrijven, investeerders en werkenden. En, zoals de bovenstaande voorbeelden aantonen: winst of verlies is meestal maar tijdelijk. Whirlpool is eerst een winnaar, dan een verliezer. De Amerikaanse boeren zijn eerst verliezers, dan winnaars.
En we moeten bedenken: ook ‘de Amerikaanse boeren’ zijn niet één partij. Onder boeren zijn er winnaars en verliezers. Chinese heffingen laten sommige bedrijven het loodje leggen, waarvan andere boeren profiteren. Inkomsten vanuit Washington helpen bedrijven die het op een kracht niet redden – wat sterkere concurrenten weer schaadt.
Ik herhaal: de economie is geen melodrama, het is een tragikomedie.
Nu moet gezegd worden dat Trump niet als enige dit melodramatische frame hanteert. Voorlopers als Bill Clinton en Barack Obama hadden het altijd over het competitieve vermogen van de Amerikaanse economie in zijn geheel. In de ogen van Mark Rutte is hij de directeur van de BV Nederland. Angela Merkel beschouwt een Duits handelsoverschot als een belangrijke maatstaf van haar succes.
Allemaal bullshit.
Wie profiteert van deze onzin, als het niet de BV Nederland of Deutschland AG is?
Nationale politici.
Wat politici motiveert, is simpel: ze willen gekozen en herkozen worden. Daarvoor moeten ze hun kiezers paaien en die zijn georganiseerd op nationale basis.
Angela Merkel heeft er belang bij de Duitse keizer te verenigen onder een economische noemer, al geeft die noemer geen relevante informatie weer. Een handelsoverschot of een Bruto Nationaal Product is een optelsom van allerlei zaken die er voor een individuele kiezer eigenlijk helemaal niet toe doen.
Stel, ik ben een Duitse kiezer die werkt bij Siemens – en Siemens leidt verlies. Wat helpt het mij dan als Duitsland een handelsoverschot met Amerika heeft, omdat Mercedes en Volkswagen er zoveel auto’s verkopen? Sterker nog: wat helpt het mij als Siemens winst maakt in Amerika, maar verlies leidt in Azië? En sterker nog: wat helpt het, wanneer Siemens overal winst maakt, maar dat geld aan aandeelhouders geeft?
Feitelijk is er geen ‘Duitse’, ‘Nederlandse’ of ‘Amerikaanse’ economie – en graadmeters als nationale economische groei of stijging van de effectenbeurs als geheel zijn onzinnig. Of beter: bullshit. Want niet alleen zijn ze betekenisloos, ze zijn betekenisloos op een manier die bepaalde belangen dient.
De belangen van politici. Beursanalisten. Economische journalisten.
Dus, samengevat: handelsoorlog is een bullshit-term pure sang. Een term waar geen waarheid of leugen achter schuilt, maar het streven van sommige mensen om anderen in een melodramatisch frame mee te slepen. Het kan zelfs een self fulfulling prophecy worden, als genoeg mensen in dit melodrama gaan geloven en politici elkaar met boycots en tarieven gaan bestoken.
Maar ook dan geldt: het is niet USA versus EU, maar Harley Davidson versus Volkswagen. Of: pensioenfonds versus bank. Of: consument versus belastingbetaler – en die laatste zijn doorgaans één en dezelfde persoon.
“Handelsoorlog: niet bestaand conflict tussen irrelevante nationale verzamelingen van economische actoren. Zie ook: BNP, beursindex.”