De vorige keer stelde ik twee vragen aan de orde: waarom we kinderen opvoeden in het geloof aan Sinterklaas en waarom volwassenen, als ze dat geloof verloren hebben, Sinterklaas blijven vieren. We waren halverwege bij de beantwoording van deze vragen.
De uitwisseling van cadeaus tussen volwassenen behoeft op een bepaalde manier geen rechtvaardiging, het is een aloude manier om de band tussen mensen te verstevigen. En de specifieke ‘sinterklazige’ manier, met anonieme geschenken in de vorm van surprises, zal ik aan het einde verklaren.
Nu eerst mijn duiding van het Sinterklaas-geloof in onze jeugd.
Transitioneel object
Psychologen die de ontwikkeling van kleine kinderen hebben beschreven, hebben daarbij de notie van transitioneel object bedacht – een voorwerp, waarmee de overgang tussen twee ontwikkelingsfases draaglijker wordt gemaakt.
Baby’s maken nog geen verschil tussen zichzelf en de wereld. De wereld lijkt hen volledig te gehoorzamen, niet anders dan een eigen hand of been. Je huilt en er verschijnende troostende armen. Je poept en je luier wordt verschoond.
Een kind dat ouder wordt, leert langzamerhand dat de wereld niet aan hem of haar gehoorzaamt; sterker nog, het leert dat delen van wereld – mensen – een eigen wil hebben. Om deze pijnlijke ontdekking minder schrijnend te maken, creëren vele kinderen een transitioneel object, dat wel aan hen gehoorzaamt maar toch ook al een eigen bestaan heeft en dus geen onderdeel meer is van het kind.
Zo’n voorwerp kan een ding zijn – denk aan het dekentje van Linus, uit de strip Peanuts.
Maar het kan ook een denkbeeldig vriendje of vriendinnetje zijn, zoals de tijger Hobbes voor kleuter Calvin.
Misschien lijkt een dergelijk overgangsvoorwerp niet echt een aanvaarding van de werkelijkheid. Het vriendje is immers fantasie, geen realiteit.
Is de controle die we over een denkbeeldige vriend hebben niet een poging om de oorspronkelijke almacht van onze babytijd terug te krijgen?
Nee, zeggen de ontwikkelingspsychologen.
Weliswaar bepaalt een kind wat een denkbeeldig vriendje doet of zegt, maar dat betekent niet dat dat overgangsobject geen eigen identiteit heeft. Ook een denkbeeldige vriend heeft een eigen wil en een eigen perspectief – kijk maar naar Hobbes, die niet zelden met Calvin van mening verschilt.
Wat heeft dit alles te maken met het Sintgeloof? Welnu, mijn idee over Sinterklaas is dit: Sinterklaas is een soort transitioneel object voor ouders, waarmee ze de overgang van de ‘almachtige’ ontwikkelingsfase Rang naar de minder machtige fase Wederkerigheid verzachten.
In de Rang-fase zijn ouders een soort goden voor hun kinderen, die niks zonder hen kunnen en in ruil voor de oneindige reeks van goede gaven enorme aanhankelijkheid vertonen. Dat wordt in de kleutertijd echter rap minder: kinderen eisen dan meer verantwoordelijkheid op en proberen meer hun zin te krijgen. Op allerlei manieren trachten kleuters een meer gelijkwaardige positie met hun ouders te krijgen – en ouders gaan daar, zowel vrijwillig als noodgedwongen, in mee.
In die overgangsfase creëren de ouders – in nauw en subtiel samenspel met hun kinderen – de minireligie van Sinterklaas. Hierbij wordt de almacht van de ouders zelf beperkt en overgeheveld naar een denkbeeldige ‘god’, een vleesgeworden hoorn des overvloeds, een goedheilig man. En omdat de bijbehorende verhalen, rituelen en liedjes nauw op de behoeften van de kinderen worden afgestemd, krijgen deze hierin al sluipenderwijs een meer wederkerige positie.
Wij doen vaak alsof kinderen het hele verhaal van Sinterklaas voor zoete koek slikken, maar ik denk dat we miskennen hoeveel invloed kleintjes op de mythe hebben – door hun reacties, hun vragen, hun emoties.
Sinterklaas is een gezamenlijk product, een kleine religie die eendrachtig door ouders en kinderen wordt geschapen. Natuurlijk, ouders zijn de priesters van deze religie en kinderen de ‘leken’ – maar dat maakt de laatsten niet minder belangrijk.
In de intieme kring van het gezin functioneert de Sint dus, volgens mij, als overgangsobject om de transitie van Rang naar Wederkerigheid gemakkelijker te maken.
Ook op het niveau van de samenleving heeft het Sinterklaas geloof volgens mij een dergelijke functie – het is geen toeval, denk ik, dat de moderne invulling van Sinterklaas is ontstaan in het midden van de negentiende eeuw, toen onze samenleving de overgang van Wederkerigheid naar Markt doormaakte. Sinterklaas maakte die overgang gemakkelijker door terug te grijpen op een eerdere overgang, die van Rang naar Wederkerigheid en door rondom de patroonheilige van het vrije, asymmetrische geven – Sint Nicolaas – een minireligie te scheppen.
Sinterklaas is het embleem van de goede rangorde, de hiërarchie waarin mensen zich moeiteloos schikken omdat ze zich, zoals kinderen bij hun ouders, veilig en bemind voelen.
De viering van het geschenk
En dan nog dit.
De reden dat het Sinterklaasgeloof zo populair is (ook in de Santa Claus variant), behoeft volgens mij niet alleen een psychologische en sociologische, maar ook een religieuze of metafysische verklaring.
Dat de Sint als ultieme gever zo’n grote rol speelt – en het waarschijnlijk belangrijkste feest van onze samenleving domineert – moet iets zeggen over hoe mensen in elkaar zitten, over wat mensen zijn en wat menselijk leven is.
En wat het Sintgeloof zegt is volgens mij dit: dat het menselijke leven het meest ‘klopt’, that it makes the most sense, wanneer we het in termen van schenken zien.
In elk geval, zo heeft Roger Scruton betoogd, geldt dit voor de voornaamste momenten van elk mensenleven.
Elke geboorte wordt door ouders en familie nadrukkelijk als een geschenk ervaren. Door elke geboorte wordt de gemeenschap van liefhebbende uitgebreid – maar niet omdat de baby verdiend is, of gekocht, of afgedwongen. De baby is een geschenk.
De overgang van jeugd/adolescentie naar volwassenheid is nog zo’n moment waar we iets heel belangrijks cadeau krijgen (al trachten we het tot op zekere hoogte te verdienen in rites de passage als de eerste baan of het rijbewijs). De oudere generatie doet een stapje terug en maakt ruimte voor de nieuwe (al gebeurt dat in onze samenleving vaak onwillig en schoorvoetend en schrikken ook jongeren vaak terug voor volwassenheid). Op een bepaalde manier is volwassenheid een geschenk.
Bij een liefdesrelatie geven twee mensen zichzelf aan de ander. Opnieuw: we kunnen dit alleen ervaren als geschenk – liefde kan niet worden gekocht, geruild, afgesmeekt of afgedwongen.
En tenslotte interpreteren we bij iemands overlijden diens gehele leven als een geschenk – dat de overledene nu heeft doorgegeven aan de nabestaanden.
De centrale positie van het geschenk als notie die ons leven betekenis geeft: dat is volgens mij de achtergrond waarom een religie van het schenken – Sinterklaas – groot kon worden.
Post scriptum
En dan kunnen we nu tenslotte ook de surprise verklaren.
Dat volwassenen cadeaus uitwisselen is niet raar, dat is ter versteviging van hun onderlinge band. Maar waarom doen ze het anoniem, met grappige surprises en gedichten?
Ik denken dat volwassenen dit doen om in het onderlinge geven extra dimensies, extra relatiemodellen uit te drukken. cadeaus uitwisselen is wederkerig en dat is leuk – maar dat doen we ook al met verjaardagen.
In persoonlijke gedichten en surprises vormen we het geschenk van een simpel, in de winkel gekocht cadeautje, om tot een blijk van aandacht en liefde (Gemeenschap). En door de anonimiteit halen we het wederkerige uit het cadeau en doen we net of het geschenk uit de lucht komt vallen – alsof het een gift is van een god, of een goedheiligman (Rang).
Op deze manier combineren we het beste van Gemeenschap, rang en Wederkerigheid. En we houden ons verre van het liefdeloze van de Markt. Want het gaat bij surprises nadrukkelijk niet om ruil- en gebruikswaarde. Cadeaubonen en geld zijn in dit kader taboe, niemand zou een envelopje met geld als een echte surprise zien.