158. Weg met de cadeaubon

Posted on 27 jul 2017 in Blog, Featured, Uncategorized

158. Weg met de cadeaubon

Mensen gaan met elkaar om volgens verschillende codes. In een familie, of tussen vrienden of geliefden, geldt de code van de gemeenschap. Tussen collega’s, bekenden en buren zijn het de regels van de wederkerigheid. Tussen kopers en verkopers, werkgevers en werknemers, of kiezers en gekozenen spelen vooral de regels van de markt. En tussen baas en personeel, docent en leerlingen, koning en volk, bestaat een relatie gebaseerd op rang.

Bovenstaande indeling komt van antropoloog Alan Fiske. Als wij ons tot andere mensen verhouden, doen we dat volgens hem altijd binnen één van deze modellen. We nemen daarbij een bepaalde sociale rol aan (echtgenoot, ouder, werknemer, leerling, klant, bekende, vreemdeling) en houden rekening met de context (thuis, op straat, op het werk, op school) en het object van ons contact (geld, voedsel, liefde, sex, aandacht, werk, tijd).

Hoe beter we context, rol, object en model in balans brengen, hoe beter het contact verloopt. Problemen ontstaan waar ze niet in overeenstemming zijn.

Sociale miskleunen
Af en toe gebeurt het breken van sociale regels opzettelijk – als belediging, protest of misdrijf. In deze situatie zijn we ons wel bewust van de code maar kiezen ervoor deze te negeren.
De meeste voorbeelden van het breken van sociale regels zijn echte de onopzettelijke miskleunen, waarbij we een regel uit het ene model (bijvoorbeeld gemeenschap) uit onwetendheid toepassen op een object, rol of context die in een cultuur geassocieerd wordt met een ander model (bijvoorbeeld rang).
Stel, je zou op kantoor komen en je baas als begroeting een knuffel geven. Dat zou wat vreemd zijn, in onze cultuur. Lichamelijke affectie bewaren wij voor familieleden, vrienden en geliefden. Op kantoor past het alleen binnen bepaalde contexten, bijvoorbeeld een verjaardag of een afscheid. Kantoor is voor ons een plaats waar vooral rang en wederkerigheid heerst, en in mindere mate markt of gemeenschap. Je kunt rang of wederkerigheid in die setting trouwens ook overdrijven: wij zouden het raar vinden als je jouw baas begroet door een diepe buiging, of wanneer je tegen jouw collega zou zeggen: “Ik ga alleen koffie voor jou halen als jij zo meteen iets voor mij uitprint.”

Nu zul je zeggen: zoiets zou ik nooit doen op kantoor. En dat is natuurlijk ook de clou, dat een dergelijke faux pas ondenkbaar is voor iemand die in een bepaalde cultuur is ingevoerd.
Maar wat als je een nieuweling bent – afkomstig uit een andere cultuur, waar andere regels gelden?

Elke context is, tot op zekere hoogte, een mix van relatiemodellen, maar in een bepaalde situatie overheerst altijd een model.
Wanneer we dit model negeren en tegen de regels verstoten, heeft dat relationele consequenties. Die gevolgen hangen vooral af van de omstandigheid of we de regelbreuk als opzettelijk zien (misdrijf, protest, belediging) of onopzettelijk (een blunder). We vergeven het tweede veel eerder dan het eerste. Het doet er echter ook toe welke regels geschonden worden en door welke ze worden vervangen.

In de modellen van autoriteit en gemeenschap zijn bepaalde waarden vaak ‘heilig’, wat betekent dat hun veronachtzaming grote opschudding veroorzaakt. In je voetbalteam heeft het geen grote gevolgen als je jouw aanvoerder schertsend als een koning behandelt. Maar stel je voor dat je bij een koninklijke audiëntie de vorst als een vriend aanspreekt: dat zou algemene ontsteltenis veroorzaken.
Net zo staat het jou vrij om (misschien zelfs in een kleine vriendenkring) Pride and Prejudice of Harry Potter als heilige boeken te behandelen – maar het is iets heel anders om in een moskee de Koran als een werk van fictie te bestempelen.

Ambiguïteit
Problemen ontstaan dus waar mensen codes en contexten verwisselen – en dat gebeurt vooral als er onduidelijkheid bestaat over wat de context is.
Ik heb vorig jaar vaker al geschreven over hoe de cultuur van schijn en bullshit grenzen tussen contexten uitwist. Tussen politiek en entertainment. Tussen sport en commercie.

Een moderne scheidslijn die steeds meer wordt uitgewist is die tussen werk en privé, we zouden beter kunnen zeggen: tussen gemeenschap en wederkerigheid/markt op de arbeidsvloer.
Managers zijn zich minder als bazen en meer als ouder of vriend gaan gedragen. Collega’s worden geacht samen een familie te vormen.
Je bedrijf is tegenwoordig niet een plek waar je jouw geld verdient, maar een organisatie waaraan je trouw bent. Waarvoor je jezelf opoffert.
Deze vermenging van verschillende codes op de werkvloer zorgt voor allerlei problemen, omdat een bedrijf wel een gemeenschap kan proberen te zijn, maar tegelijk niet minder marktgericht is. Een baas kan je als vriend, dochter of leerling behandelen, maar ze zal je alleen een loonsverhoging geven als ze dat rendabel acht, niet omdat jullie zo close zijn. En eigenlijk zou je dat ook niet willen.

Waar personeel aan de ene kant als deel van de familie wordt benaderd, maar aan de andere kant bij tegenvallende bedrijfsresultaten aan de kant wordt gezet, ontstaan grote frustraties. Want familie ontsla je niet.

Ik zou dan ook van harte willen aanbevelen dat mensen relationele sferen zoveel mogelijk uit elkaar houden. Een werknemer is geen vriend en je geliefde is geen zakenpartner.
Stel dat je alleen marktnormen gebruikt om zaken te regelen: grote kans dat allerlei relaties hier onder lijden. Maar hetzelfde gebeurt als je een bedrijf of een samenleving als een grote familie of stam wilt zien.
Dat heet namelijk fascisme.

We moeten volgens mij voorzichtig zijn om sferen te vermengen. Een geliefde geef je dingen, met een bekende ruil je zaken, een vreemde betaal je. Dat je handeling past in het betreffende relationele model, context, rol en object is belangrijker dan, bijvoorbeeld, het nut of de gebruikswaarde dat die handeling oplevert.
Het volgende filmpje slaat dus op amusante manier de plank volledig mis:

Uit economisch oogpunt heeft de professor natuurlijk helemaal gelijk: als je iemand een cadeau van 50 dollar geeft dat voor de ander maar 15 waard zou zijn, heb je 35 dollar verspild – voor een econoom: vernietigd. En als je iets voor 50 dollar koopt wat voor jou 100 dollar waard is, heb je op een bepaalde manier 50 dollar aan waarde gecreëerd.
De moraal van dit verhaal zou echter niet moeten zijn: geef je echtgenote geen geschenk, maar geld of een cadeaubon. Want een dergelijk gebaar hoort niet thuis is het gemeenschapsmodel, waarbinnen wij huwelijk en liefde situeren. Geld of bon hebben teveel van betaling, te weinig van geschenk. Net zomin als we willen dat onze baas ons het salaris cadeau doet, willen we dat onze geliefde een prijs hecht aan haar genegenheid voor ons. Een waardeloos geschenk is binnen een gemeenschapsrelatie ‘meer waard’ dan een geldbedrag.

Ik zou dan ook willen voorstellen dat mensen ophouden met het suggereren van geld als geschenk (het discrete envelopje). Ik zeg: óf je geeft een geschenk, óf je betaalt iemand.
Geld is geen cadeau, geld maakt iets tot honorarium. En daarom zou ik er ook voor willen pleiten dat het fenomeen ‘cadeaubon’ wordt afgeschaft. Zo’n bon is een rare vermenging van geld en geschenk die eigenlijk in geen enkele context passend is. Het is niet voor niks dat een cadeaubon altijd op aarzelende, excuserende manier wordt overhandigd. Dat komt omdat een cadeaubon eigenlijk zegt: ik weet niet precies wat voor relatie wij hebben, wat voor rol ik ten opzichte van jou moet spelen en hoe ik de context moet inschatten. Maar toch gefeliciteerd.

Anderzijds: van deze ongemakkelijkheid is de cadeaubon dan wel weer de perfecte uitdrukking. Dus misschien moeten we hem toch handhaven.