Wij zijn de homo faber, de mens die dingen maakt. Dingen die ook onafhankelijk van ons voortleven. Dingen waarin we onze kracht en creativiteit uitdrukken.
Wij maken dingen – en dingen maken ons. Instrumenten geven ons extra kracht, of reikwijdte, of precisie. Door machines worden we, in de woorden van het Olympische motto, citius, altius, fortius – sneller, hoger, sterker. Cultuur geeft ons onze betekenis.
Maken is een vorm van menselijke activiteit. Als we het schema van Hannah Arendt’s The Human Condition volgen, is maken één van de drie activiteits-dimensies, die Arendt ‘arbeiden’, ‘werken’ en ‘handelen’ noemt. Een vrij ongelukkige woordkeuze, omdat in elke taal arbeid en werk synoniemen zijn, en omdat ‘handelen’ niet uitdrukt wat Arendt wil – dat het om activiteit tussen mensen gaat.
Om de inhoud van Arendts indeling duidelijker te maken, wil ik haar termen daarom vervangen door sloven, maken en interactie.
Sloven
Sloven is arbeid die gebeurt in een oneindige kringloop van werken en rusten, werken en rusten, met geen oog voor iets anders dan de dag van vandaag. Het is produceren om te consumeren en consumeren om te produceren. Zonder een gedachte voor morgen of een herinnering aan gisteren. Het is een activiteit die geen planning vraagt, alleen doorzettingsvermogen. Geen creativiteit, alleen kracht. Geen vindingrijkheid, alleen verzamelwoede.
In sloven komen de behoeftes van onze lichamen – en onze aangeboren, menselijke-soort-eigen-schappen naar voren.
Wanneer we helemaal in sloven opgaan, zijn we weer de jager die een hele dag achter een prooidier aanrent, of een verzamelaar die van zonsopgang tot zonsondergang eetbare planten zoekt. We zijn een wezen dat zijn eigen lichamelijke ritme volgt, dat wil dus zeggen: het ritme van de natuur, van het samenspel van zon en aarde. We voelen dat ritme door onze ervaring van licht en donker, warm en koud. Wakker en slaperig. Na gedane arbeid is het zoet rusten, luidt het gezegde. Dat gaat over sloven.
Aan sloven ontbreekt iets wat mensen heel moeilijk kunnen missen, wat werk letterlijk ‘de moeite waard’ maakt: een zichtbaar eindresultaat. Of in elk geval, een blijvend resultaat. Sloven is een rotsblok een berg opduwen en het even later weer naar beneden zien rollen, nog voordat je kunt zeggen: dat rotsblok heb ik nou eens even mooi naar boven geduwd. Het is een vloer spik en span dweilen en er vijf kinderen met vieze schoenen overheen zien rennen, nog voordat je kunt zeggen: dat ziet er weer netjes uit.
Huishoudelijk werk is sloofwerk bij uitstek, misschien nog meer dan landarbeid, of werken aan de lopende band. Het houdt nooit op. Het is saai. Tegelijk zwaar en gemakkelijk. En nauwelijks zichtbaar. Sterker nog: hoe beter het huishoudelijke werk gedaan wordt, hoe onzichtbaarder het wordt. Als een badkamer altijd glimt, de was altijd fris gestreken in de kast ligt en het eten elke avond om zes uur op tafel staat, valt het hoogstens op als dat eens niet het geval is.
Of sloven tot bevrediging of tot frustratie leidt, hangt af van de omgeving waarin het plaatsvindt. Sloven is goed wanneer het gebeurt volgens de eigen behoeften en ritmen van de slover. Het is slecht wanneer het in een setting gebeurt waar alles is voorgeschreven en het sloven volgens een door anderen bedacht patroon geschiedt. Dan is de slover zelf namelijk ook niet meer in het werk aanwezig – of maar voor een heel klein gedeelte, het gedeelte wat nodig is om het routineuze werk in gang te houden.
Dit is de dagelijkse werkelijkheid voor de meesten van ons en de reden waarom weinig mensen blij worden van hun werk. We zijn onszelf niet, we maken niks waar we achteraf trots op kunnen zijn en we krijgen geen erkenning (anders dan in de vorm van loon, of van een nep-prijs als ‘werknemer van de maand’). We sloven alleen maar. We maken onze tijd en onze energie op volgens het ritme van een ander – het ritme van een organisatie, dat we niet zelf gekozen hebben, om behoeften te bevredigen die niet de onze zijn.
Dit is niet eens meer sloven, het is (bijna) alleen nog maar consumeren.
Maken
Maken is in oorsprong scheppen. Maken is een activiteit die open is, creatief, verrassend en vernieuwend. Die als eerste doel heeft bevredigend te zijn.
Echt maken draait om de blijdschap en trots als je iets goeds hebt voortgebracht (en dat kan net zo goed een dienst zijn als een ding). Het draait erom of het voortgebrachte de moeite waard was – en niet het geld.
Een maker kan helemaal opgaan in het maken zelf, in de gestelde taak, die de gedachten bundelt en op één punt richt. En tegelijkertijd gaat de maker flexibel om met de mogelijkheden van het materiaal en is voortdurend creatief bezig om de kloof tussen materiaal en eindproduct op zo elegant mogelijke wijze te dichten. Want dat is maken: je hebt een begintoestand, een hoeveelheid materiaal, een invoer – en van daar probeer je naar de voorgestelde eindtoestand, het eindproduct, de uitvoer, te komen.
Bij echte makers zijn hoofd en handen, denken en doen, niet gescheiden, maar werken ze eendrachtig samen.
Maken als scheppen is altijd gericht op schoonheid (ook als het nut nastreeft): op een elegante economie van middelen en een aangenaam, zinnenstrelend eindproduct. In elk scheppen geldt: mooier is beter.
Scheppen wordt gereduceerd tot na-maken als je ontwerp scheidt van uitvoering, hoofdwerk van handwerk. En zeker als je het hoofdwerk laat doen door één persoon en het handwerk door een ander.
Het idee van die scheiding tussen planning en uitvoering is tenminste 2500 jaar oud. Een moderne uitbreiding is het idee dat je het handwerk, dat in zijn geheel is aangeleerd, geoefend en eigen gemaakt, zelf ook weer kunt opsplitsen in delen die elk voor zich geen – of weinig – training vergen. In het ‘beste’ geval – waar een vaardigheid geheel kan worden teruggebracht tot een regel – kunnen deze onderdelen door machines worden overgenomen; en anders door ongeschoolde arbeiders die je de noodzakelijke vaardigheden snel tijdens het inwerken bijbrengt.
Maken is in onze maatschappij een gesloten bezigheid, een activiteit binnen nauwe kaders. Het is in management-taal ‘SMART’: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden. Dat betekent ook dat er geen ruimte voor verrassing, voor datgene wat de maker zelf niet had voorzien, maar wat in de creativiteit van het maakproces ‘spontaan’ ontstaat; kortom voor datgene wat menselijk maken en werken de moeite waard maakt.
Zonder deze zaken is maken echter geen scheppen meer. Het is meedraaien als een radertje in een machine, eentje die door anderen is ontworpen, gebouwd en in werking gesteld.
Het is alleen nog maar sloven.
Interactie
Menselijke interactie is handelen tussen personen. En personen zijn vrij. Dat betekent dat ze dingen kunnen doen die we niet verwachten en niet willen. En die we ook niet meer ongedaan kunnen maken.
Van personen moeten we altijd het onverwachte verwachten. Ze kunnen altijd iets nieuws beginnen, een initiatief nemen, iets starten dat niet voorzien was – niet door anderen en niet door henzelf. Want geen mens kent zichzelf goed genoeg om uit te kunnen sluiten dat hij of zij het volgende moment iets zal beginnen. En we weten al helemaal niet wát dat nieuwe zal zijn.
In die nieuwe, spontane actie toont zich de handelende persoon – en wordt die geopenbaard als een uniek en onderscheiden mens. Omdat de persoon niet weet wát er gaat gebeuren, voordat de actie begint, weet hij of zij ook niet wélke persoon er precies in die actie getoond zal worden. Daarom zit er aan een spontane daad ook altijd een risico.
Het is natuurlijk mogelijk dat een actie niet spontaan is, maar een afgewogen zet om een bepaald doel te bereiken. Dan blijft de persoon achter de daad verborgen, zoals achter de meeste producten de maker ook verborgen blijft. Die overeenkomst is niet toevallig: in een dergelijke situatie probeert de agent, net als een maker, een vooraf bepaald doel te bereiken, waarvan al een beeld bestond in zijn of haar hoofd. Omdat in deze setting ook andere mensen als middelen worden gebruikt, of als toeschouwers, is er niet echt sprake van interactie. Er is geen verrassing, geen vernieuwing. Misschien is er verwondering en verbazing bij de toeschouwers of medespelers, maar niet bij de agent-maker zelf. Die heeft vooraf een plan uitgestippeld en voert dat nu slechts uit.
Echte interactie is iets heel anders en daarom gaapt er ook een kloof tussen agent en maker, groter dan die tussen maker en slover.
Bij echte interactie start iemand iets – zegt iets, doet iets – dat wordt opgenomen in het grote web van menselijke handelingen en verhoudingen. En daar verandert het in iets dat door niemand, laat staan de starter, kon worden voorzien. Het lijkt op de vleugelslag van de vlinder die een storm veroorzaakt aan de andere kant van de oceaan.
Alle interactie is onvoorspelbaar. Ik start iets, maar ik schrijf niet voor wat jij met mijn actie doet. Ja, eigenlijk weet ik pas wat ik ben begonnen, als ik zie hoe jij, en vervolgens anderen, ermee aan de slag gaan. Eerder is mijn actie maar een slag in het luchtledige geweest. Pas als ik zie hoe jij mij begrepen heb, weet ik zelf wat ik bedoeld heb.
Interactie is het gezamenlijk scheppen van betekenis.
In isolement is er geen actie, met andere woorden: alle actie is interactie. De notie dat ik iets in de wereld kan brengen dat niet door anderen wordt opgepakt en veranderd, is een illusie.
Activiteit die het opnemen van een actie door anderen onmogelijk probeert te maken; die de toekomst probeert vast te leggen en te reduceren tot datgene wat al bedacht is, het verleden – dat is geen ware interactie, geen echt handelen tussen personen.
Dat is maken.
Het paradoxale echter is dat maken zonder interactie, maken zonder dat mensen er samen betekenis mee creëren, zelf ook geen echt maken – scheppen – meer is. Als ik iets maak zonder mijzelf en anderen ermee te verrassen heb ik niets gemaakt, maar heb ik me alleen uitgesloofd.
Dergelijk maken is alleen nog sloven.
En daarom is dit de moraal: menselijk sloven moet altijd al maken zijn, wil het echt menselijk sloven zijn – zowel productie als consumptie. En maken moet een bijdrage aan interactie zijn, wil het echt scheppen zijn.
De ene dimensie kan niet zonder de andere twee. Zonder de creatieve productiviteit van maken en de betekenisvolheid van interactie is sloven alleen nog consumeren – het opmaken van tijd en energie.
Zonder de menselijke behoeftes en ritmes van sloven is maken niet bevredigend, en zonder interactie met mensen betekent het niets.
En interactie moet gebaseerd zijn op onze lichamelijke, natuurlijke behoeften en ritmes en op datgene wat we aan gemaakte dingen inbrengen in de handeling – anders is elke interactie leeg en dus ook betekenisloos.
De mens is – in Arendts woorden – de homo faber, de maker-mens, en de animal laborans, het werkende (ik zou zeggen: slovende) dier. Maar dat dier werkt alleen als een mens wanneer het een scheppende maker en een handelende persoon is. Wanneer het niet in één of twee, maar in drie dimensies tegelijk werkt.
Deze overweging werd geschreven voor de thema-avond Overlevenskunsten: maken in de Thiemeloods te Nijmegen, 24 maart 2017.