346. Over ziekte als metafoor

Posted on 10 aug 2021 in Blog, Featured

346. Over ziekte als metafoor

Een paar weken geleden schreef ik over het gebruik van de oorlogsmetafoor, met name in de strijd tegen drugsverslaving en -criminaliteit, de war on drugs. Wat de metafoor van ‘oorlog’ doet, is er een strijd van ‘wij’ tegen ‘zij’ van maken, van ‘goed’ tegen ‘kwaad’. Het uitroepen van een oorlog verenigt de achterban en mobiliseert alle beschikbare krachten in dienst van een gemeenschappelijk doel – de overwinning. Leiders kunnen hun autoriteit ermee bevestigen en zelfs uitbreiden. Dat zijn de ‘voordelen’.

Het gebruik van elke metafoor, echter, heeft ook nadelen, omdat een metafoor allerlei associaties en implicaties met zich meedraagt. Bij een oorlogsmetafoor denken we aan een vijand van buiten, een inzetten van alle middelen, een strategie, een overwinning. Al deze zaken kunnen in een vergelijking van toepassing zijn, maar misschien ook wel niet.

Er zijn betere en slechtere metaforen, meer en minder bruikbare.

Een metafoor vergelijkt twee dingen en zegt: dit is zoals dit, dat is zoals dat. Je zou ook kunnen zeggen dat je bij beeldspraak het ene beeld vertaalt in het andere. Wanneer je bijvoorbeeld het beeld gebruikt van de COVID-19 pandemie als een soort van oorlog, dan vertaal je ‘virus’ met ‘vijand’, ‘gezondheidszorg’ met ‘leger’, ‘doden en gewonden’ met ‘besmettingen, ziekenhuisopnames en sterfgevallen’ en ‘einde pandemie’ met ‘overwinning’. Het geheel van je denkproces vindt dan plaats in het metaforische schema EEN PROBLEEM IS EEN TEGENSTANDER.

Vanwege zijn emotionele aantrekkingskracht kan het beeld van het virus als tegenstander of vijand verlokkelijk zijn. Het helpt om ons waakzaam en actief te maken. Anderzijds kan het ons verleiden tot bepaalde verwachtingen (een totale overwinning, volledige instemming en medewerking van alle ‘medestrijders’) die niet realistisch zijn.

Ziekte als metafoor
Er spelen rondom ziekten, zeker rondom wijd verbreide ziekten die diep ingrijpen op ons leven, altijd een heleboel metaforen.

Enkele decennia geleden zijn die metaforen onderzocht door de Amerikaanse schrijfster Susan Sontag, in de jaren zeventig over de volksziektes tuberculose en kanker, tien jaar later over de toen nieuwe AIDS-epidemie (respectievelijk in Illness as Metaphor en AIDS and its Metaphors).

s-l640

TB was volgens Sontag vooral een romantische ziekte, eentje die mensen interessanter maakte (in andermans ogen). TB maakte hen op een bepaalde manier ‘meer zichzelf’, meer bewust, meer spiritueel. Mooier. TB was zowel het effect als de oorzaak van een gepassioneerde spiraal: Een teveel aan passie leidde tot TB, wat mensen tot meer passie voerde, wat hen uitteerde en nog zieker maakte. Enzovoort.
Kanker was volgens Sontag juist een ziekte die je geacht werd ‘minder jezelf’ te maken. Het was een wrede, onbuigzame, vraatzuchtige ziekte die alleen negatieve connotaties bezat. Kanker was het vreemde of De Ander in jezelf, de barbaar van binnen.

Kanker nam in de twintigste eeuw de rol over die TB in de negentiende eeuw had gespeeld:
In beide boeken bekeek Sontag de overdracht (want dat betekent metafoor letterlijk in Oud-Grieks) van beide kanten: hoe we een ziekte begrijpen door er beelden uit andere domeinen (oorlog, moraal) op te projecteren en hoe we ziekte gebruiken om andere verschijnselen (politiek, samenleving) toe te lichten.

Haar voornaamste conclusie: we laten ons vaak meeslepen door metaforen, die soms het zicht op de werkelijkheid bemoeilijken.
Sontag was ervan overtuigd dat slechte metaforen schadelijk kunnen zijn: beeldspraak kan doden. Wie bijvoorbeeld ziekte als een straf van God ziet, slaat misschien een medische behandeling af – omdat het toch allemaal in Gods handen ligt. Of wie een pandemie als een oorlog ziet, wordt misschien fatalistisch over de eigen invloed op gezondheid.

Covid als metafoor
Als we naar het metafoorgebruik rond Covid-19 kijken, zien we een paar van Sontags observaties bevestigd.
Allereerst is oorlog de populairste metafoor rondom de pandemie gebleken, vanaf het allereerste begin. Al op 16 maart 2020 stelde Emmanuel Macron dat Frankrijk ‘in oorlog’ was met het virus. En een week later startte in Nederland omroep BNNVARA een reeks Frontberichten over mensen in de zogenaamde ‘cruciale’ beroepen:

Nederland is in de ban van het corona-virus. Tienduizenden Nederlanders, met cruciale beroepen, staan op dit moment aan de frontlinie. Om te helpen, om Nederland beter te maken en om Nederland draaiende te houden.

In het dagelijkse programma Frontberichten zoeken we deze belangrijke mensen niet op, maar we laten ze van zich horen, via zelf opgenomen vlogs. In deze video-dagboeken horen we de artsen, verpleegkundigen, leraren, thuiszorgmedewerkers, politieagenten, schoonmakers, en andere hulpverleners uit heel Nederland. Jij dus!

Overal heerste de retoriek van de oorlog:

We vechten tegen het coronavirus.
We beschermen, verdedigen onszelf.
Werkers in de zorg zijn helden.
Behandelmethodes en vaccins zijn wapens in ons arsenaal.

We zijn allemaal zo gewend om in het schema EEN PROBLEEM IS EEN TEGENSTANDER te denken dat onze deze retoriek doorgaans niet eens meer opvalt.

In de loop van de pandemie werd de oorlogstaal trouwens allengs minder, toen een snelle overwinning ongrijpbaar bleef en binnen de eigen gelederen de splijtlijnen duidelijke werden.

Een tweede analyse van Sontag die op Covid past is dat een pandemie altijd als een vreemde, uit het buitenland afkomstige ziekte wordt beschouwd. Gevaarlijke ziektes, zo voelen we dat allemaal, zijn vreemd, anders, niet eigen. Syfilis werd in Italië betiteld als de ‘Franse pokken’, maar in Frankrijk als de ‘morbus germanicus’. De ‘Spaanse’ griep van honderd jaar geleden werd in Spanje de ‘soldaat van Napels’ genoemd. Westerse griepepidemieën van 1957 en 1968 stonden bekend als ‘de Aziatische griep’ en de ‘Hong Kong-griep’. En we herinneren ons allemaal nog de Mexicaanse griep.

In dit schema versterkt het ene negatieve gevoel het andere. Omdat iets van buiten komt, is het bedreigend. En omdat iets gevaarlijk is, is het vreemd.

th

Van SARS-CoV-2 weten we vrij zeker dat het in China is ontstaan, in de zin dat het daar waarschijnlijk van een klein, onbekend zoogdier voor het eerst op een mens is oversprongen. Vandaar dat het snel bekend stond als het het Chinese virus of het Wuhan-virus. (In China natuurlijk niet – daar heeft ook de theorie dat het virus uit een CIA-lab komt breed ingang gevonden.)

Vanwege het gevaar van stigmatisering (vraag dat maar aan de inwoners van het Nigeriaanse Lassa, het Amerikaanse Norwalk of de Koreaanse Hantan-vallei, die voor altijd geassocieerd zullen worden met Lassa-, noro- en Hantavirus) adviseert de WHO ziektes niet meer naar hun plek van herkomst (die eerder de eerste plek van identificatie is) te noemen. Bij het nieuwe coronavirus is dat voor het eerst wereldwijd opgevolgd, maar recente varianten werden meteen de ‘Zuid-Afrikaanse’, ‘Indiase’ en ‘Britse’ variant genoemd, voordat de WHO ook hier ingreep en Griekse letters introduceerde.

Sontag had ook een solide voorspelling over de vruchtbaarheid van Covid als metafoor, dat wil zeggen hoe gemakkelijk de ziekte zelf als beeldspraak voor andere processen zou worden gebruikt. (Dus: oorlog als ziekte, of politiek als ziekte, of immigratie als ziekte.) Sontags idee was dat dergelijke beeldspraken zich meer opwerpen naarmate de betreffende ziekte dodelijker en mysterieuzer is. TB werd lang niet begrepen en was vaak fataal – in die tijd was de omgang met de ziekte gekenmerkt door (metaforische) interpretatie. Toen de TB-bacil werd ontdekt verloor TB al veel van zijn mystiek en dat werd versterkt toen de ziekte met penicilline genezen kon worden. Kanker nam toen de rol van onweerstaanbare Nemesis over, tot doktoren en meer van begrepen en patiënten vaker konden genezen. Het taboe op kanker (‘K’) werd toen ook opgeheven.

Covid is nooit tot een mysterieuze doemdreiging uitgegroeid omdat we de ziekte vanaf het begin doorgrondden. Het genoom van het SARS-CoV-2 virus was al ontrafeld voordat de eerste Europeaan besmet was. Westerse IC’s bleken redelijk succesvol in de behandeling en binnen een jaar waren er meerdere succesvolle vaccins ontwikkeld. Deze ontwikkelingen hebben, geheel volgens Sontags inschatting, voorkomen dat Covid een algemeen gebruikte metafoor is geworden voor alles wat in onze maatschappij bedreigend, angstaanjagend en verderfelijk wordt gevonden. Zoals andere wijd verspreide ziektes dat wel zijn.

sontag1-809x1024

Wat Sontag, tenslotte, ook voorzag, was de kracht van het begrip ‘virus’ als metafoor. Virussen lenen zich voor beeldspraak uit de wereld van spionage en oplichterij. Het virus ‘vermomt’ zich, het ligt op de loer en wacht zijn kans af, het handelt in (genetische) informatie. Tegen het virus voer je geen ‘hete’ oorlog, zoals tegen bacteriën die je bombardeert met antibiotica, je meet je krachten in een lange Koude Oorlog waarin je bondgenoten probeert te werven (immuunsystemen) en waakt for fellow travellers (mensen die het virus niet serieus nemen, anti-vaxxers). De strijd tegen het virus is op alle fronten een informatie- en nieuwsoorlog. Daarbij vertoont het virus verontrustende evolutionaire eigenschappen die het dierlijk en bijna menselijk doen lijken. Het innoveert, het speelt in op ontwikkelingen, het verandert; het is sneaky en ongrijpbaar.

Het is opvallend hoe daarbij de virusmetafoor heen en weer kan gaan tussen het fysieke en virtuele, tussen mens en computer, en hoe beide kanten van de vergelijking elkaar kunnen verhelderen. In de tijd dat Sontag haar tweede boek schreef hadden nog maar weinig mensen een eigen computer, en bijna niemand had ervaring met computervirussen. Nu weet bijkans iedereen van virussen en malware en trojans en ransomware – zodat die kennis ons begrip van het moleculaire virus verrijkt. We kunnen het virus nu begrijpen als een programma dat onze hardware wil aanzetten tot het maken van kopieën van zichzelf. En onze vaccins zijn dan net als een soort antivirus-programma. In aanvulling op zo’n programma is het echter ook belangrijk algemene hygiène-regels in acht te nemen, zowel met mensen als datgene wat virtueel binnenkomt. Afstand houden, goede ventilatie. Niet zomaar op een link klikken.
En: wat bekend is (een familielid, een vriend, een vertrouwd emailadres, een populaire website) is niet altijd veilig!

Na meerdere decennia mag geconcludeerd worden dat Susan Sontag een scherp oog had voor de metaforen die rondom TB, kanker, AIDS en ziekten in het algemeen spelen – en dat Covid een paar van haar voorspellingen heeft bevestigd.
Maar zien we in de coronacrisis ook weer het verschijnsel dat mensen een ziekte overladen met interpretaties? Zijn in deze pandemie de metaforen op hol geslagen? Bestaat het gevaar dat beeldspraak de zaak vertroebelt – dat we door de metaforische bomen het reële bos niet meer zien?

Daarover volgende keer meer!