343. Verborgen toekomst

Posted on 8 jul 2021 in Blog, Featured

343. Verborgen toekomst

Twee weken geleden schreef ik over het fenomeen van stamboomonderzoek en het tv-programma Verborgen Verleden, waarin familiegeschiedenissen van Bekende Nederlanders worden uitgeplozen. Ik signaleerde daarbij de behoefte van sommige ‘erfgenamen’ om elementen van hun eigen leven achteraf te verklaren uit elementen van hun stamboom.

Dat een dergelijke verklaring niet werkt, valt gemakkelijk te zien in het geval van een stamboom. Immers, waar, pakweg, het beroep van een betovergrootvader een verklaring zou moeten vormen van de huidige status van een nazaat, moet tegelijk verklaard worden waarom de beroepen van de zeven andere betovergrootouders niet meetellen.
Kortom: als (zoals in Verborgen Verleden) de loopbaan van Den Haag Vandaag-presentator Ferry Mingelen gelinkt wordt aan de journalistiek van zijn betovergrootvader tweehonderd jaar geleden, dan is dat een zeer selectieve keten van oorzaak en gevolg. Want waarom zou die keten het moeten winnen van de andere zeven scenario’s, waarin de beroepen van zijn voorouders tot hele andere uitkomsten zouden hebben geleid?

Wat ik deze keer wil tonen: dat een dergelijke oorzakelijke verklaring bijna nooit voldoet – niet zoals wij er in ons leven mee werken, in elk geval.

De weg terug
Vaak proberen we in ons leven te achterhalen hoe een bepaalde situatie is ontstaan – ‘hoe het zo is gekomen’. Zeker wanneer er iets mis is gegaan (een ongeluk, een ziekte, een scheiding) denken we graag na over de zaken die tot de ontsporing hebben geleid. En het liefst wijzen we de plek aan ‘waar het is misgegaan’, waar we (ogenschijnlijk) de zaak nog hadden kunnen redden – door een andere afslag, een andere levensstijl, een andere keuze.

We maken dit soort analyses niet alleen voor ons eigen leven, natuurlijk, en niet alleen in belangrijke crises. We denken heel vaak in termen van oorzaak en gevolg, in woorden als ‘maar goed dat ik dat gedaan heb’ (of juist ‘had ik dat maar niet gedaan’). Maar goed dat ik een paar minuten heb gewacht, daardoor ontliep ik een regenbui. Jammer dat ik niet eerder ben gegaan, dan had ik hem nog thuis getroffen.
Meestal gaan dit soort ‘verklaringen’ maar een paar stappen terug in de ketting. Ik werd opgehouden door dat telefoontje en daardoor verliet ik wat later het huis en daardoor kwam ik in de spits terecht en daardoor ben ik hem misgelopen.
Bij elke stap die ik achteruit zet, zoek ik een plausibele verklaring waarom ik die eerdere stap genomen heb. Wanneer ik die verklaring denk te hebben gevonden, stop ik met zoeken. Ergens houdt mijn verklaring op. Ik vraag me niet af of ik vanochtend vroeg misschien tijd zou hebben kunnen winnen zodat ik niet in de avondspits zou zijn beland.
En ik kijk, bij een gevonden verklaring, niet naar alternatieven. Zoals ik bij een betovergrootvader met een herkenbaar beroep niet naar andere redenen kijk waarom ik deze loopbaan heb gekozen. En naar andere redenen waarom ik deze carrière ook niet had kunnen kiezen.

Ook bij grote publieke evenementen zoeken mensen massaal naar het waarom. Waarom wint de ene partij de verkiezingen, waarom verliest de andere? Vaak geven ‘deskundigen’ al op de verkiezingsavond een antwoord. Ze wijzen op een verkiezingsdebat. Een spotje. Een rel. Peilingen spelen vaak een grote rol in deze analyses: als er verschuivingen waren moet in de buurt van dat meetmoment een oorzaak liggen, zo luidt de vooronderstelling. En daar, bij die gebeurtenis, begint de opmars van de een en de neergang van de ander – winst en verlies.

Mijn overtuiging echter is dat deze verklaringen niet serieus genomen kunnen worden. Waren het namelijk echte verklaringen, dan hadden deskundigen op het moment van verschuiving moeten kunnen voorspellen hoe de rest van de verkiezingsstrijd zou verlopen. Ze zouden dan bijvoorbeeld hebben moeten afleiden uit Wopke Hoekstra’s beruchte Thialfmoment dat het een rampzalige stembusgang zou worden voor het CDA. Maar we weten allemaal: dan kan een deskundige helemaal niet. Niemand kan op zo’n moment, vier weken voor de verkiezingen, zeggen welke impact een dergelijk relletje zal hebben. Er kan in de tussenliggende maand immers nog heel veel gebeuren. En we kunnen ons verschillende uitkomsten voorstellen die op dat moment allemaal even plausibel zijn.
De uitglijder van Hoekstra (pun intended) kan de start zijn van een slecht lopende campagne.
Of het CDA herpakt zich en Hoekstra wint glorieus de verkiezingen.
Of het maakt uiteindelijk allemaal niets uit.
Geen deskundige had het op 18 februari kunnen voorspellen – de toekomst was daarvoor simpelweg te onzeker.
De toekomst is voor ons grotendeels verborgen.

Bedenk ook: alleen omdat het CDA een slechte uitslag boekte noemen we een negatief voorval als oorzaak. En zien we Hoekstra ‘fouten’ maken. We zeggen: omdat hij geen goede campagne voerde, geen goede lijsttrekker was, verloor het CDA de verkiezingen. Maar dat is een cirkelredenering: want omdat hij de verkiezingen verloor, vinden we hem een slechte lijsttrekker.

Wat we in onze terugblik vergeten, is dat er onmetelijk veel factoren meespelen in een verkiezing, of een sportwedstrijd, of een veldslag, of een oorlog. En we kunnen dan wel terugkijken en een aantal punten met elkaar verbinden, zodat we een plausibel verhaal hebben waarom een en ander zo is gelopen. Maar een verklaring hebben we daarmee niet. Want daarvoor zou onze keten van ‘oorzaken’ en ‘gevolgen’ de enig mogelijke keten moeten zijn. En dat is nooit zo. In de ‘stamboom’ van oorzaken zitten een heleboel even plausibele ketens die van ‘begin’ tot eind voeren en net zo sterke verklaringen zouden zijn.

Zondebok
Ander voorbeeld. Toen het Nederlands elftal bij het Europees kampioenschap van Tsjechië verloor, werd ook meteen naar oorzaken gezocht. Eerst bij de spelers (Matthijs de Ligt maakte een domme handsbal en werd uit het veld gestuurd, Donyell Malen miste bij 0-0 een grote kans, vedetten Memphis, Wijnaldum en De Jong speelden slecht); daarna vooral bij het doen en laten van de bondscoach, Frank de Boer.
De redenering luidde dat de coach wel iets fout moest hebben gedaan, want er was immers verloren. Dus waar zat hem die fout? In het wisselen van Donyell Malen? In het feit dat Malen geen volledige wedstrijd zou kunnen spelen, dus niet fit genoeg was gemaakt? In de opstelling? In het systeem? In het laten afvallen van de positief geteste keeper Jasper Cillissen? In de communicatiefouten tijdens enkele persconferenties, die de spelers misschien onzeker hadden gemaakt, of ongeconcentreerd, of lui?

Al bij de nabeschouwingen wisten de analysten dat De Boer de schuldige was. Binnen de kortste keren was de positieve ‘vibe’ die er rondom hem was gegroeid (na drie gewonnen wedstrijden) weer verdwenen en was hij verworden tot zondebok, tot kop van Jut. Behalve de ‘deskundigen’ in de tv-studio’s oordeelde ook de ‘man in de straat’ dat hij het niet goed had gedaan – een oordeel dat werd overgenomen door zijn bazen bij de KNVB. Een dag later was De Boer weg, bij algemene instemming.

Nu heb ik geen medelijden met iemand die miljonair is geworden in de opportunistische wereld van het moderne voetbal en dan volgens dezelfde wetten geslachtofferd wordt. Maar zeggen: het lag aan Frank de Boer, dat is aperte onzin.

(Volgens Matthijs de Ligt lag het overigens aan hem, dat Oranje werd uitgeschakeld. Hij maakte immers de handsbal en ‘zorgde’ er daarmee voor dat het team met tien man kwam te staan.
Het staat sympathiek als mensen de schuld op zich nemen, maar ook hier geldt: dit kan niet de volledige verklaring zijn. Vanaf het ongelukkige moment van de Ligt bestonden er namelijk nog een heleboel plausibele scenario’s die minder fataal zouden zijn afgelopen. Stel dat er geen VAR was geweest, dan was de oorspronkelijke gele kaart van scheidsrechter Karasev niet betwijfeld en veranderd in een rode. Had best gekund. En met een man minder spelen hoeft helemaal niet slecht uit te pakken, er zijn genoeg voorbeelden van teams die tegen een overtal winnen. En wie zegt dat het elf tegen tien was gebleven? In 1998 verloor Nederland tegen Argentinië bij een 1-1 stand Arthur Numan, maar smeerde Edwin van der Sar even later een Argentijn een rode kaart aan.
Misschien had Oranje zich naar een verlenging gevocht en via een counter gewonnen. Of via strafschoppen. Allemaal best mogelijk – allemaal alternatieven die op het moment van de rode kaart nog heel reëel waren. Dus nee, het was niet de ‘schuld’ van De Ligt.)

Waar we volgens mij vanaf moeten, is het zoeken naar een causale verklaring überhaupt. In dit soort omstandigheden, waarin een heleboel plausibele verklaringen tot een andere uitkomst leiden – en een heleboel plausibele verklaringen tot dezelfde – is het onzin om naar die ene causale keten te zoeken. En al helemaal om te claimen dat je die gevonden hebt.

Wat we moeten beseffen is dat een gebeurtenis eigenlijk alleen statistisch (tot op zekere hoogte) kan worden begrepen. We kunnen eigenlijk alleen zeggen dat in bepaalde situaties er een bepaalde kans bestaat op uitkomst A en een bepaalde kans op uitkomst B. Zeg dat de verhouding 60-40 is. Dan is uitkomst B niet een weerlegging van A, of een teken dat er iets helemaal mis is gegaan, of dat iemand een aanwijsbare fout heeft gemaakt. Het is gewoon een te verwachten resultaat (ook al is het minder waarschijnlijk dan A). En alleen statistisch onderzoek kan duidelijk maken hoe uitzonderlijk een bepaalde ‘verschuiving’, hoe beslissend een bepaalde ‘vork’ in de weg is geweest.

(Stel, uit onderzoek blijkt dat een rode kaart in de 52e minuut in 999 van 1000 scenario’s leidt tot een verlies van de benadeelde ploeg. Dan zou je al meer reden hebben om De Ligt tot zondebok uit te roepen. Anderzijds: zo’n onderzoek is nog helemaal niet zo gemakkelijk op te zetten, daar zitten altijd een heleboel aannames bij die voor discussie vatbaar zijn.)

Ik heb het al eerder geschreven: onze neiging om voornamelijk causaal te denken maakt ons vatbaar voor grote versimpelingen van de werkelijkheid. Uiteindelijk kunnen die leiden tot samenzweringstheorieën die het verband met de werkelijkheid helemaal verloren hebben.

Wij proberen greep te krijgen op de wereld aan de hand van verhalen, maar als die verhalen nergens op gebaseerd zijn kunnen ze gemakkelijk contraproductief zijn.
Het grootste deel van verleden en toekomst zijn verborgen, omdat de patronen die we denken te zien, niet zozeer in de werkelijkheid liggen als door ons bedacht worden. Denk aan sterrenbeelden. Geloof aan die patronen is dan niks meer dan sterrenwichelarij.