Ontpopppen: we hebben er allemaal een beeld bij. Een rups heeft een cocon gesponnen en verandert binnenin van larve in een volwassen insect. Als het transformatieproces voltooid is, breekt de pop open en komt er een vlinder tevoorschijn, met nog natte, ineengevouwen vleugels. De vlinder zoekt een plekje in de zon waar zijn vleugels kunnen drogen. Als dat gebeurd is, slaat hij ze uit en vliegt weg.
Een ontpopping is verrassend.
De transformatie van een rups in een vlinder komt ons voor als een wonder: hoe kan het ene uit het andere voortkomen? Ze lijken zo verschillend.
Wanneer we het begrip ‘ontpoppen’ figuurlijk gebruiken, blijft daarin de eigenschap van verwondering en verrassing bewaard. We zeggen ‘X ontpopte zich als Y’ alleen als deze ontwikkeling als een verrassing kwam, als je in X nog geen spoor van Y zag.
Het beste voorbeeld van een dergelijk proces vinden we in het verhaal van Hans Christian Andersen, “Het lelijke eendje”.
Het eendje wordt uitgebroed door een eendenmoeder en groeit op temidden van eenden, gepest door zijn broertjes en zusjes omdat hij zo groot en lomp is. Hij vlucht voor hun beten en beledigingen, maakt allerlei avonturen mee, overleeft ternauwernood zijn eerste winter. Als hij een jaar oud is, stuit hij in een vijver op een paar zwanen:
Dichtbij kwamen drie mooie witte zwanen uit het kreupelhout; zij ruisten met hun veren en dreven licht op het water. Het eendje kende de prachtige dieren en werd door een vreemde droefheid bevangen.
“Ik wil naar die koninklijke vogels toevliegen en ze zullen me doodbijten, omdat ik, die zo lelijk ben, hen durf naderen. Maar dat doet er niet toe! Beter door hen te worden gedood, dan te worden gebeten door de eenden, gepikt door de kippen en geschopt door het meisje, dat op de hoenderhof past, en ’s winters gebrek te lijden.”
Het eendje vloog het water in en zwom naar de prachtige zwanen toe, die met ruisende vleugels op het eendje toeschoten. “Dood me maar!” zei het arme dier, boog de kop naar het wateroppervlak en wachtte de dood af. Maar wat zag het in het heldere water? Zijn spiegelbeeld! Maar hij was geen lompe, zwartgrijze, lelijke vogel meer; hij was zelf een zwaan!
Het lelijke eendje ontpopt zich als zwaan. Het is hier het verrassingselement wat het gebruik van ‘ontpopt’ rechtvaardigt, niet de ontwikkeling van lelijk naar mooi – van rups naar vlinder. Want ook een transformatie van mooi naar lelijk kunnen we ‘ontpoppen’ noemen.
Natuurlijk kunnen we niet zeggen dat een vlinder zich tot rups ontpopt, maar we kunnen wel zeggen dat een mens zich ontpopt als een monster.
Wyslawa Szymborska heeft ooit een gedicht geschreven over de kleine Adolf Hitler:
Wie is dat snoesje in dat babyjurkje toch?
Dat is nu de kleine Adolf, ’t zoontje van de Hitlers.
Zou hij misschien doctor in de rechten worden?
Of als tenor in de Weense opera gaan zingen?
Van wie is dat handje, van wie dat oortje, oogje, neusje?
Van wie dat volle melkbuikje is, weten we nog niet:
Van een drukker, chirurg, koopman, pastoor?
Waarheen zullen zijn koddige beentjes hem dragen?
Naar de Kindergarten, school, kantoor, een huwelijk
Met de burgemeestersdochter misschien?
En wij weten: deze schattige baby zal zich ontpoppen als een van de grootste misdadigers in de geschiedenis.
Van binnenuit
Ontpoppen houdt dus verrassing in: de rups weet niet dat het in hem zit een vlinder te zijn, het eendje niet dat hij een zwaan is.
Toch moet de gedaanteverandering van binnenuit komen, niet van buiten.
Ovidius beschrijft in zijn ‘Metamorfoses’ honderden legendarische veranderingen: van de jongeling Narcissus in een bloem, de jager Actaeon in een hert, de tiran Lycaon in een wolf, de reus Atlas in een berg. Een wandtapijt in het Nijmeegse Valkhofuseum toont het beroemde verhaal van de bosnimf Dafne, die achtervolgd wordt door de god Apollo. Ze smeekt haar vader, de riviergod Peneus, om haar te helpen en hij verandert haar in de laurierboom.
Bij deze metamorfose zouden we niet zeggen dat ‘Dafne zich als laurierboom ontpopt heeft’. Haar verandering, net als die van de anderen in Ovidius, komt van de goden – niet uit haarzelf. Het contrast tussen nimf en laurierboom is minstens zo groot als tussen rups en vlinder, maar een nimf ‘ontpopt’ zich niet tot boom.
Als een ‘uitwendige’ verandering dan geen ontpopping is – moeten we dan wel elke ‘interne’ metamorfose zo zien? Ik denk van niet. In het meest letterlijke geval van ‘ont-poppen’, van Pinokkio – die van pop in een echte jongen verandert – zou ik ook niet van ontpoppen willen spreken. Daarvoor lijkt mij op een bepaalde manier de overgang – van sprekende en lopende pop van hout, naar sprekende en lopende jongen van vlees en bloed – niet groot genoeg, niet verrassend genoeg.
Wat wel in het beeld past, is de overgang van kind naar volwassene, die bij het verhaal van Carlo Collodi wordt vertaald in de verandering van kinderlijke, impulsieve pop tot brave, bedachtzame jongen. Ontpoppen is, ook figuurlijk, de overgang van een onvolwassen vorm, de larve, naar een volwassen stadium – de imago, in vaktaal. Ontpoppen gaat van knop naar blad, niet andersom.
Ontpoppen is je vleugels uitslaan, de vlucht nemen. Jezelf ontvouwen. Tot bloei komen.
Elke actie is een ontpopping
Een bekende vlindermeme is hoe hij uit een cocon kruipt en wegvliegt. Een ander, hoe een vleugelslag van een vlinder aan een kant van de wereld een orkaan veroorzaakt aan de andere kant. Een vleugelslag ontpopt zich als orkaan.
Onze wereld is chaotischer dan we vaak denken. Acties hebben onverwachte gevolgen.
Maar het gaat dieper dan dat. Acties tonen vaak ook onverwachte bedoelingen.
Mensen zijn vrij. Dat betekent, in de woorden van Hannah Arendt, dat van elk mens “het onverwachte kan worden verwacht, dat hij of zij kan doen wat oneindig onwaarschijnlijk is.”
Mensen tonen deze vrijheid in contact, in interactie, met andere mensen. Dit gebeurt wanneer mensen met elkaar op gelijkwaardige wijze handelen en spreken. Wanneer ze eenvoudigweg met elkaar zijn, niet voor of tegen elkaar. Wanneer die interactie haar eigen doel is, niet een middel om iets te bereiken.
In dergelijke interacties tonen mensen zichzelf, in hun persoonlijke, unieke identiteit. Maar, en dit is de clou: deze identiteit is altijd ook een openbaring voor henzelf.
Niemand die zichzelf openbaart, weet vooraf wat, of beter, wie hij openbaart. Een ‘wie’, zegt Arendt, toont zichzelf min of meer als een orakel. In aanduidingen. In tekenen. In raadsels.
Deze openbaring, deze onbepaaldheid van de persoon en wat hij of zij uit, heeft twee bronnen:
– de onbepaaldheid van de persoon zelf, van wie hij of zij is;
– de onbepaaldheid van wat de ander, in de interactie, doet met wat de persoon openbaart.
In het beeld wat ons vanavond bezighoudt: als mens spin ik niet mijzelf in een cocon, ik doe dat in interactie met een ander. Ik weet daarom ook vooraf niet wat voor soort pop er zal ontstaan – en wat voor soort vlinder eruit zal komen. En pas als er een vlinder uitkomt, weet ik wat voor soort rups ik was.
Omdat in elke interactie de onverwachte daad of het onvoorspelbare woord van de ene persoon op onverwachte en onvoorspelbare manier wordt opgenomen door een andere persoon, weet niemand wat een bepaalde actie of een bepaald woord in werking zal zetten.
Een student in Belgrado schiet een man en vrouw neer in een auto – en een maand later breekt de eerste wereldoorlog uit.
IBM laat een kleine leverancier een besturingssysteem voor hun computers houden – en die leverancier start met dit systeem het grootste softwarebedrijf van de wereld, Microsoft.
Een zeevaarder zoekt een kortere weg naar Indië en vier eeuwen later worden de Verenigde Staten van Amerika gesticht.
Alle interactie is gelijkwaardig en wederkerig. Ik start iets, maar ik schrijf niet voor wat jij met mijn actie doet. Ja, eigenlijk weet ik pas wat ik ben begonnen, als ik zie hoe jij, en vervolgens anderen, ermee aan de slag gaan. Eerder is mijn actie maar een slag in het luchtledige geweest. Pas als ik zie hoe jij mij begrepen heb, weet ik zelf wat ik bedoeld heb.
In isolement is er geen actie, met andere woorden: alle actie is interactie. En dat betekent weer: elke interactie is een vorm van ontpoppen. Elke interactie is verrassend. Elke interactie komt van binnenuit. Elke interactie leidt tot het ontvouwen van vleugels, het bloeien van bloemen.
Interactie/ontpoppen leidt tot het worden wat je bent – wat meer is dan je ooit had kunnen denken.
Deze tekst werd uitgesproken bij de avond van ‘Overlevenskunsten’ in de Thiemeloods op 6 november 2015.