Eén blik op de media laat zien dat onze maatschappij voor een groot deel om winnen en verliezen draait. Bankiers nemen krankzinnige risico voor megawinsten en bonussen. Wielrenners slikken doping om als eerste over de streep te komen. Verkiezingen gaan niet meer over de richting van een samenleving, maar over wie er stijgt of daalt in de peilingen, met andere woorden: verkiezingen gaan nu over de verkiezingen zelf.
Ik zou hier nog vele voorbeelden kunnen geven, die allen één ding gemeen hebben: de mensen die alles doen om als winnaar uit de bus te komen, kan het niet schelen of ze in hun streven naar winst het ‘spel’ dat ze willen winnen kapot maken. Speculanten malen er niet om of ze het financiële systeem ontwrichten. Dopinggebruikers hebben lak aan de geloofwaardigheid van hun sport. Politici, opiniepeilers en journalisten denken er niet over na of hun fixatie op zetelwinst het proces van democratie beschadigt.
Voor allen geldt: zelf winnen is belangrijker dan dat anderen ook kunnen meedoen.
In onze samenleving wordt winnen belangrijker gevonden dan meedoen en heeft concurrentie de plaats ingenomen van samenwerking. En met de gegroeide wedijver is er ook steeds meer schaarste in de samenleving gekomen. En in de organisaties. Want schaarste heeft niets te maken met het aanbod van een bepaald goed, of er veel of weinig van is.
Schaarste ontstaat waar verschillende personen streven naar iets wat slechts door één van hen kan worden bezeten of gebruikt.
Omdat macht ontstaat waar meerderen om iets vechten, krijg je macht altijd van anderen. Macht bestaat alleen waar anderen zeggen: jij hebt gewonnen.
Maar de afhankelijkheid van een winnaar gaat nog verder. Om namelijk zelfs maar om een titel te mogen strijden, moeten anderen jou als deelnemer en mededinger erkennen.
Een voetbalwedstrijd wordt door twee keer elf spelers gespeeld en elk van hen moet door de anderen geaccepteerd worden. Wanneer een supporter het veld instormt is hij nog geen speler – en daarom wordt het scorebord ook niet gewijzigd als hij de bal in het doel schiet.
Meestal zijn de eisen voor deelname aan activiteiten – nauw – omschreven in de regels van het spel. Zonder VWO-diploma kom je niet in aanmerking voor de universiteit, zonder een bepaald curriculum vitae wordt je niet aangenomen in een baan en zonder een selectie door de TROS kun je niet deelnemen aan het Eurovisie songfestival.
En zoals er regels zijn voor deelname, zijn er regels om aan te wijzen wie het spel gewonnen heeft. Ja, je zou zelfs kunnen zeggen dat een spel wordt gedefinieerd door de regels die winst van verlies onderscheiden. Een diploma win je als je voldoende studiepunten hebt verzameld, een baan als de sollicitatiecommissie jou het beste vond, een songfestival als je de meeste punten hebt vergaard.
Bij titels horen tekenen: emblemen, uniformen, attributen. Voorrechten. Ceremonies met bepaalde aanspreekvormen.
Allerlei zaken zijn voorgeschreven: hoe je tot een autoriteit spreekt en wát je bespreekt. Je begint tegen de koningin niet over afschaffing van de monarchie, of over pijn aan je kleine teen.
Winnaars trachten hun titel te beschermen. Liefst zolang ze leven, anders tot hun pensioen of in elk geval tot de volgende wedstrijd. En als ze de titel kwijtraken, moet de verovering worden vereeuwigd in een beeldengalerij, een geschiedenisboek of een straatnaam.
Erkenning door middel van een titel betekent dat om die titel niet langer gestreden wordt. De verliezers accepteren hun nederlaag en proberen de titel niet meer af te pakken.
Tijdens de strijd, als de uitkomst nog niet vast staat, is er nog geen sprake van macht. Ook niet als de tegenstander op de rug ligt en de zege voor het grijpen lijkt. De balans kan altijd nog omslaan, waardoor de onderliggende partij er met de zege vandoor gaat.
Van macht is dan ook alleen sprake als een activiteit is afgesloten. Mensen spelen om machtig te worden. En ze blijven machtig zolang anderen die macht respecteren – genoeg om die niet ‘strijdig’ te maken, om de strijd niet te heropenen.
Daarom moet macht worden tentoongespreid, uitgedragen, verkondigd met toeters en bellen. Via een kroning, of door een welkomstreceptie. Mensen moeten de boodschap krijgen: hou maar op, het spel is gespeeld.
Na het spel spreekt de winnaar de verliezers toe. Vanaf nu spreekt de winnaar vóór de verliezers. Hij beveelt, zij gehoorzamen.
Bij macht en titels hoort het uiterlijke vertoon van eigendom. Ook eigendom heeft de boodschap dat de strijd voorbij is, de winnaar bekend; dat de uitslag niet meer kan worden teruggedraaid. Om ervoor te zorgen dat niet-winnaars van het bezit af blijven, moet het theatraal ten toon worden gespreid. Het moet worden ‘opgevoerd’, als een toneelstuk.
Een winnaar zijn, betekent ook altijd een toneelspeler zijn.
Hoe word je een winnaar? Door het spel zoveel mogelijk te beheersen. Door elke zet van tevoren op zijn effecten te doordenken, door alles transparant te maken voor jezelf – en zo duister mogelijk voor je tegenspelers. Door verrassing voor jezelf uit te sluiten en voor je tegenstanders maximaal te maken. Eigenlijk door het spel al gespeeld te hebben voordat het begint.
Ik zei het al eerder: de winnaar in spe is als een maker die vooraf het beeld van het spelverloop – en de uitkomst – al in het hoofd heeft. Alles hoeft alleen nog maar te worden uitgevoerd zoals het bedacht is. Een meester-speler streeft naar de triomf van het verleden over de toekomst.
Anders dan een meester-maker is een meester-speler echter steeds bezig zijn plannen te verhullen. Wanneer het doel namelijk duidelijk zou zijn voor de anderen, zouden die de weg erheen kunnen blokkeren. De toekomst zou dan kunnen triomferen over het verleden.
Wanneer bepaalde gespeelde zetten tot winst hebben geleid, is de verleiding groot om te denken dat alleen deze zetten tot winst zouden hebben geleid, dat ze gedwongen waren. Ditzelfde gevoel van noodzakelijkheid geldt ook voor de activiteit als geheel: omdat elke zet wordt gedaan om te winnen en elke stap wordt gezet om een doel te bereiken, vergeten de deelnemers dat het meedoen aan de activiteit volkomen vrij is. Ze menen dat van deelname en winst alles afhangt. Ze nemen de activiteit uiterst serieus. Serieus betekent hier niet: belangrijk, oprecht, degelijk, waardevol. Het betekent ernstig, plechtig, moeilijk. Pompeus. Het betekent handelen alsof er buiten de activiteit geen wereld is, alsof alles is voorgeschreven – als bij een ceremonie – en alsof elke relativering afbreuk doet aan het gewijde karakter van de activiteit. Het is handelen en spreken volgens een script. Het is een rol spelen en daarmee volledig samenvallen.
En daarmee wordt de fundamentele vrijheid, de basale onafhankelijkheid van de speler, de agent, ontkend. Strevend naar meesterschap verandert de speler in een slaaf.
Is er een alternatief? Kan onze winner takes all samenleving ook anders worden vormgegeven – zodat een agent weer vrij, een maker weer creatief, een slover weer productief kan zijn? Ik denk het wel.
Wat daarvoor nodig is, beschrijf ik volgende week!